burg, 3blad „VOORUIT! [alt! >llen. lere maand amis", rzaden. ban, 5de Jaargang. Woensdag- 17 Mei 1905. No. 25 |n Haag. bort 157. mendijk. k rabat. Landbouw Gemengd Nieuws. tol MEIJER fondziekten nsttanden. .ii elharnis. vordt er ge ilde voorraad gewoon lagen pril ys' e kw.) f 2, 1 40 j) :en, Zeemen, it cadeau. telend - en Buiten- inknoten. >n Gebouwen theekbanken. >pij „de Sala- oerende Goe- :en en Bank- 13—10 VEIDEN, ook jbaar. ir f 13,25 de oorten samen- Berger bij 0°C niet ijs vloeibaar laanbevolen. IDER middel tegen oud beproefd tuigen daarvan. capsules, Jorsthonig, vss. bij ïirksland. 3 cco S -S e-=J CB JE- t=>- <=3 SS W tri Tl O i-3 nauwkeurig stellende i" No. 24 10 Mei 1905 JlIDDBLHARiVlS. Tot de Amb. school al hier zijn 1 Mei j.l. 20 leerlingen toegelaten het getal leerlingen bedraagt thans'over 3 vakken 73. Waardoor een biinde zeifs het Kaligebrek moet zien. Onlangs had ik in een landbouwvereeni- ging een lezing gehouden over het gebruik der verschillende meststoffen en de behoefte van de verschillende grondsoorten aan stik stof, kali en phosphorzuur, toen een oud boertje naar mij toekwam en mij de op merking maakte: „Dat is nu allemaal goed en wel. mijnheer, maar hoe kunnen we nu weten of het land kali noodig heeft. Stik stof en phosphorzuur hebben wij in deze streken al lang gegeven. En we weten nu ongeveer wel, welke planten chili en super moeten hebben. Maar ik kan toch van mijn verschillende meten geen monster nemen, om die te laten onderzoeken om zoo te weten te komen, hoe het met de kali staat." De man had gelijk en ik zei hem ongeveer het volgende: „In het algemeen is de beste manier, om te onderzoeken of een grond gebrek aan kali heeft, of ten minste kali zou kunnen gebruiken eens probeeren of met de bemesting zooals men die gewoon lijk geeft, vermeerdert met de een of andere kalimest, de opbrengst hooger is dan ge woonlijk. Wanneer ge dus van een akker of van grootere uitgestrekthedengronds wilt weten, of een kalibemesting er voordeelig zou werken, dan gaat gij zelf zoogenaam de proefvelden aanleggen. Ge verdeelt alles in tweën. De eene helft bemest ge met en de andere zonder kali. Zoo ge voordeel in de kalibemesting ziet dan gaat ge er mee door en ik verzekere je, dat in de meeste gevallen het voordeel duidelijk in 't oog springt." „Ja maar" antwoorde de boer me „ja maar zoo meen ik het niet. Kan men wanneer de grond werkelijk gebrek aan kali heeft, dat niet van buiten aan de planten zien?" „Zeer zeker kan men dat," antwoordde ik, „nemen we b.v. de aardappels. Aardap pels op kaliarmen grond, blijven gewoon lijk klein. Ze rijpen vroeg en hebben een laag zetmeelgehalte. De bladeren der plant blijven klein en zijn verschrompeld. Ze ver- toonen kleine roestkleurige vlekken, krul len op en maken geheel den indruk van half verdorde oudachtige plantendeel. Wat het graan betreft, dit ziet erbij kaligebruik in het voorjaar eenigzins geel uit Hetstroo blijft op lateren leeftijd slap en het vertoond neiging om gemakkelijk te legeren. Ook bij de boekweit is het kaligebrek van den bodem waarin de plant geteeld is, soms zeer duidelijk waar te nemen. Ook hier vertoonen zich geelachtige bruine vlekken, die weldra een witachtig aanzien krijgen. De bladeren krullen zich op en verschom pelen evenals bij de aardappelplant. Zeer duidelijk is dit nog te zien bij koolrapen, knollen, suikerbieten enz. De oudste bla deren vertoonen het eerst bruine, geelach tige vlekken die later witachtig worden. De knollen zelf blijven klein. „En is er dat nu altijd zoo," ging mijn ondervrager voort, is dat nu altijd zoo, als er weinig kali in den grond is?" „Ik zal niet zeggen dat al deze verschijn selen zich voordoen," was mijn antwoord weer, „als er te weinig kali in den grond is, doch als de hoeveelheid kali bepaald onvoldoende is of geheel afwezig dan doen zich zeker bovengenoemde verschijnselen voor. Intusschon kan het wel eens gebeuren, dat gij al die verschijnselen niet zoo duidelijk kunt waarnemen en dat gij u tog zeer veel voordeel kunt doen meteen kalibemestiug. Dat kunt gij ontdekken door proeven te doen, zooals ik straks heb aangegeven." En dat laatste zeg ik ook tot de lezers van dit opstel. Alleen door zelf proefvelden aan te leggen, door twee akkers op ver schillende wijzen te bemesten en de uit komsten te vergelijken, kunt gü weten, wat uw akker mankeerd. Doch dit is zeker, als de gewassen bovengenoemde verschijnselen vertoonen, kan zelfs een blinde zien, dat er kali ontbreekt. Bereiding van Bordeausche pap. Een veel vereenvoudigde methode is hiervoor uitgedacht door den lieer C. Nobel te Schagen, waardoor men een prachtig blauwe pap ve'rkrijgt, die slechts zeer lang zaam bezinkt, in de practijk dezelfde voor- deelen biedt als het „poeder van Bordeau sche pap" 't welk in den handel is en dat bestaat uit kopervitriool en soda, en bij welke bereidingswijze men geen vaten noo dig heeft en evenmin de oplossing vooraf gereed behoeft te maken. De methode komt in 'tkort hierop neer: Koop sto/fijn gemalen kopervitriool en le kwaliteit witkalk of stuifkalk (gebluschte kalk. Vul den besproeier geheel met water en giet dat over in een emmer (No I) schep 1 L. water uit den emmer en breng daarin op de hoogte van het water een duidelijk merk aan. b.v. 3 koperen spijkertjes op ge lijke afstanden. Neem een geëmailleerd kopje (No 2) van 270 c M3 inhoud, (in iederen ijzerwinkel verkrijgbaar) voor het afmeten van 't kopervitriool en een dito (No 3) van 400 c. M3 voor de kalkbrij. Zet in een an deren emmer hier of daar een duidelijk merk. b.v. op 3/.i van de hoogte. Neem, behalve den besproeier en de bovengenoemde emmers en maten, mee naar het veld een derden emmer, een zak met slo/fijn gema len kopervitriool en een zak mot le kwali teit stuifkalk zonder harde korreltjes. Men handelt nu vertier als volgt: De emmer (No 3) wordt tot aan het merk mot kalk gevuld en deze met water duchtig omge roerd tot een dichte brij zonder klonters. Zoolang wordt water bijgevoegd tot de em mer tot aan het merk gevuld is met bry. Vul nu de maat No 2 met vitriool en werp dit in' emmer No 1. Giet hierin eenig water en druk de kluitjes fijn met het maatje. Giet daarna water bij tot aan het merk en roer nog eens flink door. Schep uit den emmer met br(j na flink omroeren, een maatje vol No 3, en giet deze in den be sproeier. Giet de oplossing uit emmer No 1 in den besproeier en zorg door een paar maal heen en weer schudden als de besproe ier nog niet vol is—dat de oplossing vol komen met de brij gemengd wordt. By het overgieten der oplossing moet worden ge zorgd, dat de kleine korreltjes vitriool, die op den bodem van den emmer liggen daarop achterblijven. De Bordeausche pap is nu klaar. Vóór men gaat sproeien, wort eerst weer een maatje vitriool in den emmer ge schept en deze tot aan het merk met water gevuld het poeder heeft dan meer tijd om op te lossen. In het bovenstaande is aan genomen dat de besproeier 15 L. inhoudt en dat de pap van 2 o/0 vitriool zal zijn De hoeveelheid kalk is vrij ruim genomen Is men zeker, dat men niet meer dan 3 ons vitriool heeft (1, 1 Kilo poeder is on geveer t L,), dan zou men desnoods met p. 9 ons kalk, dus met i/2 maatje kalkbrij kunnen volstaan, als de kalk van le lew. is; doch te veel kalk schaadt niet en zelfs schijnt daardoor de pap beter te hechten. Te weinig kalk is zeer nadeelig. Om pap met 1, 5 p.Ct. .te bereiden, zal men 0,75 maat vitriool moeten gebruiken en is ook 0,75 maat kalkbrij voldoende. Brengt men van de 5 p.Ct. pap 1 sproeier op 14 roeden of 2 Are aardappelen, dan is de besproei ing juist zooals men te Andijk gewoon is te doen. Voor de 2e besproeiing neemt men daar pap van 3 p,Ct, dus 4,5 ons of 1,5 maat vitriool op 1 besproeier en 1,5 maat kalkbrij. Wij wijzen er nogmaals met nadruk op, dat het kopervitriool stoffijn moet zijn. De firma Pieter Schoen en Zoon te Zaandam die dii artikel zelf maalt, heeft zich bereid verklaard deze stof voor billijken prijs ge malen in voorraad te houden. Door middengesneden. Aan het station de Argenteuil stond een goederentrein stil.en de stoker maakte van dit oponthoud gebruik om de machine te smeeren. Hij ging daar toe onder de locomotief. De machinist, die dit niet wist, zette den trein in beweging, waardoor de stoker onder de wielen geraakte en de geheele trein over hem heen reed. Hij werd doormidden gesneden. Van huurkoetsier tot pair van Engeland. Volgens het Engelsche erfrecht komt het geheele vermogen van een vader na diens dood aan den oudsten zoon De jongere kin deren, die meestal slechts een klein jaargeld krijgen, moeten dan maar zien hoe zy aan den kost komen en daar dit in het vader land aldoor moeielijker wordt en ook aan de waardigheid van den titel zou kunnen schaden, gaan zy daartoe vaak naar het buitenland. Dit kan soms tot de zonder lingste verwikkelingen aanleiding geven, vooral wanneer een rfjke erflater sterft zonder kinderen na te laten. Dit was het geval met het hoofd van het reeds in 1660 gestichte baronatft, sir Edward Henri Me redith, die in October van het vorige jaar te Windsor overleed. Kinderen had hij niet en toen men den stamboom van zjjn familie naging, ontdekte men, dat de naaste bloedverwant was een neef, die in Australië moest zijn. Deze werd opgespoord en gevonden in den persoon van een 54-jarigen huurkoetsier te Hobart. Deze was te Londen geboren in de weinig aristocratische Stepney-buurt, op jeugdigen leeftijd naar Australië gegaan en daar eerst gedurende veertien jaren politieagent ge weest. Van wat geld, dat hij had overge spaard, kocht hij een paard en een rytuig en zoo verdiende hij als huurkoetsier goed zijn brood, tot het bericht kwam, dat hij 6 regels J 0,60. 0,10. .tsruimte. eemaal berekend. ertentie-Bureaux an. Jdeiharnis. rekseltje van zijn gere- che is. Ier meer: „De liberale chtrnaking niet vies." kan dit weten want ir zeide hij wijswet (ge weet, lezer ijwetje red. V.), is een lasco (mislukking) der I im aldus de millioenen kerk door de klooster- 'aten. eneer Kolkman. set, lezer het clericale ten doel een gelijke -zekeren aan openbaar srwijs r die gelijke behande- 1 Hierin, dat voor de ien elke waarborg voor js van clericalen kant Jen raar ding toch, die 1! Jerkouteren zeggen? eren is de Amsterdam- hristelijk Ilistorischeu. bestrijder der Roorn- u van tijd tot tijd met i 't land door om de tisch-Christelijk-Histo- de kleine luyden aan teren is een plooibaar ireef hij op 7 Juni over ;ner beeft door de ver- gevallenwet (die Hink der groot-fabrikanten snieuw bewezen dat zij an heeft en veel nut s nu werkelijk een dam iryiing- en het toegeven au den dag. Icrste Kamer liberaal. clericaal. Daarom be- vijsnovelle in een vloek behandeling te nemen, •kouteren nu ook den preken van overijling? laar m'n hoofdje kijkt", t „Juffrouw Emmazei [Paul na de zooveelste lange pauze, hij bleef staan, zweeg en begon opnieuw „Juffrouw Emma!" hij zweeg weer, maar vervolgde toen „ons onderhoud wil, zooals u wel bemerkt, lie den niet recht vlotten. Sta mij toe u de reden van mijn afgetrokken zwijgen te verklaren." Hij zweeg weder, haalde diep adem en bekeek met de grootste opmerkzaamheid de kleine steentjes op den weg, toen ging hij na een poosje voort „Ik ben, zooals u stellig al gemerkt zult hebben, juist geen schuchter jongeling— jongeling zoo min als schuchtermaar wat ik u heden zeggen wil gaat mij nu niet zoo van een leien dak Wees zoo goed en zie mij met uwuw oogen niet zoo strak aan, zie liever in het rond." Weder volgde een pauze. „Ik kom mij zelf met al mijn inleidingen zeer be lachelijk voor, en toch behoef ik mij niet te schamen, want ik heb in mijn leven wel dwazer dingen uit gehaald. Neen, wees nu zoo goed mij met uwe oogen weder aan te zien, nu zal het wel gaan." Het ging thans ook steeds sneller en zachter: „Juffrouw Emma— waarom zou ik er lang omheen loovende aan goede trouw, en zonder een zweem van sentimenteelheidhoe ik naar dit vlek geko men ben om niemand, zelfs geen kameraad te ont moeten, met geen mensch in aanraking te komen— en nu hier vind, wat ik dacht dat niet meer bestond, namelijk een rein, onbedorven meisje Kort en goed, ik wil u niet de beleediging aandoen tevragen Houdt u van mij Wat weet u eigenlijk ook nog van mij? Hoe weinig kent u mij nog'. Slechts wilde ik u even vragen Weer bleef hij steken, zijn stem werd week en nog zachter, toen hij voortging „Denk u er eens over na! Veroorloof mij, dat ik in de omgeving en in het gezelschap van u en uw ouders blijf, opdat u alle drie mij leert kennen Uw vader mag naar mij informeeren en zal mij door zijn brilleglazen geheel doorschouwen. Misschien zal hij dan zien, dat ik toch niet geheel en al een onwaar dige ben voor zijn eenigen schat. En umisschien als u mij leert kennenen dan zietendus kort en goed, ik had u op de knieën moeten smee- kenen alzoo, ik verzoek u oprechten nederig, ver- veroorlooft u het mijoch toestaat u het mij toe?" Zijn stem was zachter geworden, voortdurend en iiun grootste geiua. luaui aio uij» vroeghet is al twee of driemaal gebeurd- die of die beeft aanzoek om je hand gedaan, wil je hem nemen? dan kon ik er nooit toe besluiten. U moet mij daarom niet voor een ongenaakbare, te veel ei- schende prinses houden, maar ik kon niet! Ik ben nu niet zoo dom om op de dichterlijke verliefdheid te wachten, maar, ziet u, ik heb het thuis zoo goed, ik had nooit den moed dat thuis te verlaten U echter Oogen, mond en het gansche purperrood geworden gezichtje lachte hem toe. „U is geheel anders. Voor u heb ik geen angst, wantik vertrouw u. Hoewel u zegt een spotter en een man van de wereld te zijn— o ja, dat is u ooken hoewel u zegt niet sentimenteel te zijn, dat is u toch, u is goed en lief en bij u kan ik het niet koud hebben, uoogen en gelaat straalden hem toe— „u heeft mijn ouders liefik ken u reeds, ik weet al hoe en wat u is Jk dank u voor hetgeen gij daareven gezegd hebten nu, niet waar, zullen wü tot hen terug gaan en hen alles zeggen." En zij Jkeerden langzaam om, gingen hand aan aan hand door het boschdoor het groene, zwij gende boschde ouders tegemoet. ngers gezegd hebben, toen zij t hun Welheim de Welheim Emma in alle onschuld zulk risselvallige levensloterij had waren zooals reeds gezegd is, lieden, en bovendien welge- iYeisinger niet de kunst van en hulpbehoevende bloedver- et in den steek liet, kon hij laar toch eenigszins weelderig dus door de heugelijke ont- iigd. Maar dat hun kind toen .alk een rustig gelukkig gelaat tot hen gekomen was, en dat de schitterende man uit de hoogere kringen dat eenvoudige jonge ding met zooveel eerbiedig ontzag behandelde, dat was zeker een heel andere geschiedenis, die de hoofden der ouden bijna op hol zou gebracht hebben. En toch was het eerste woord van den vader geweest „Kalm aan maar, en geen overhaasting Eerst elkan der leeren kennen, dan zien of men] bij elkander past, en dan verder kijken Daarbij was het gebleven. Maar de gestrenge vader zag weldra, dat het eenvoudige kird reeds een ge vestigde meening had en deze luidde, dat men elk ander kende en bij elkander paste. De vader hield het kind voor verstandig genoeg om te oordeelen en hij had ook de ervaring opgedaan, dat, als het kind zei: zoo is het, het dan ook zoo was. Daarom hield hij dan ook het elkander-leeren-kennen 6n het uitstellen der verloving voor een bloote forma liteit'. De drie anderen wisten dat hij het daarvoor hield en waren er mede tevreden. ("Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1905 | | pagina 9