Kameroverzicht. van de Factory-act (Wet op de veiligheid in de fabrieken) van 1833de katoennijver heid in 17 jaren tijds met 365vermeer- derd; natuurlijk niet dóór dezen maatregel maar althans ten bewijze,fdat er geen be lemmerende invloed door is uitgeoefend." Zoo sprak de man, die in ons land dadelijk zwicht voor de jerimiades der grootfabrikanten. Zeggen en doen is twee. (Wordt vervolgd.) Nogmaals het Wielinga-sommetje. Zooals onze lezers weten, schreef domi nee Wielinga 11 Maart in de antirevolu tionaire Arnhemmer, dat 't rekensommetje over 't inkomen der Koningin enz. in Be verwijk was opgegeven in het jaar 1903, in de maand Januari of Februari. Let s.v.pl. goed op deze dik gedrukte datums lezer want - dominee heeft een hel per gekregen. Het hoofd der christelijke school te Beverwijk, de heer C. Lijesen, schrijft in de Arnhemmer van 5 April j 1. „De onderwijzer, die het sommetje heeft opgegeven is de heer E. de Boer, den len April 1902 naar Haarlem ver trokken en thans aldaar werkzaam in de 6e klasse aan de openbare school, de heer De Vries." Let nu weer wel, lezer, volgens ds. Wielinga is het sommetje opgegeven in 1903, volgens dominee's verdediger, meneer Lijesen was de onderwijzer, die het volgens hem opgaf, reeds den len April 1902 uit Beverwijk vertrokken! Wat zal dominee Talma nu wel zeg gen, die vond, dat domineer Wielinga gelijk had en niet de Nieuwe Arnhemmer Courant, welke dominee Wielinga ge ducht schaakmat heeft gezet? Zou hij zijn vrienden nu soms ook maar op „de hei" thuis rekenen, zooals hij de liberalen deed in de beruchte Haagsche rede? 't Zaakje zal echter ter dege uitgezocht worden, want de heer De Boer (de ge noemde onderwijzer) heeft bij den heer officier van Justitie een aanklacht tegen meneer Lijesea ingediend wegens smaad in geschrifte. Flink zoo, dat is de eenige wijze, waarop men op zoo'n beschuldiging kan antwoorden. ten der kinderen aangekweekt op Room- sche scholen.| Liefde voor het huis voor Oranje, voor Willem den Zwijger. Ja, luister maar „Zoo stierf Willem van Oranje in den ouderdom van 51 jaren. Wel een onge lukkige dood, want verschrikkelijk is net te vallen in de handen der goddelijke gerechtigheid na zulk een leven!" Als Troelstra de feesten op Oranjeda- gen betitelt als Oranjelol staal deheele clericale pers overeind,- dan is de anti onbegrensd verontwaardigd. Maar dat op Roomsche scholen aan de kinderen een dergelijk beeld van den Grooten Zwijger wordt voorgespiegeld, daarover zwijgt de clericale pers. Gaan we naar de zoogenaamde chris telijke scholen van broeder Lohman en volgelingen, dan vinden we daar veel vuldig in gebruik Kijkjes in onze Ge schiedenis van Ter Borg en Wiersinga Daarin staat over Prius Willem: „Hij verlaat de Roomsche Kerk met haar bijgeloouigheden en voeg(zich bij de gemeente des Heeren". Als 't u belieft, lezer, eerbied voor andersdenkenden In een ander leerboek van 't christe lijk hoofd J. de Jong te Haarlem staat „De Roomsche kerk is een diep vervallen kerk". Eerbied voor andersdenkenden s. v. p. En gaan we nu eens naar de Open bare school. Daar is veelvuldig in ge bruik Vaderlandsche Geschiedenis voor de Lagere School door F. van Rijsens. En wat lezen we daarin nu over Luther? Dit: In den loop der tijden waren in de katholieke kerk sommige misbruiken in geslopen. Dit hinderde vrome menschen, en velen begonnen op verbetering aan te dringen. Niet eerder kwam er ver andering, dan toen Luther optrad. Hij begon met zich tegen de misbruiken te verzetten, hij eindigde met zich van oude kerk af te scheiden. Dit heet de Her- dat is de gewone volksschool— te Zurich 22 klasselokalen, er zijn geen standenscholen. 17000 leerlingen bezoeken de voortgezette scholen, in ons land slechts 2000. In Zwit serland is leerplicht minstens tot 13 jaren, maar dan volgt er nog minstens 2 jaar verplicht herhalingsomlorwys." Wat was in België een der werkzaam ste middelen om do openbare school te vermoorden? „Dat de clericalen het onderwijs voor een groot deel terugbrachten aan de ge meenten. Ik zeg niet zonder reden, dat dit clericale ministerie hotzelfde zal doen. Wfj zullen krijgen kleine scholen voor moer geld met slechter onderwijs, terwijl er voel geld zal terechtkomen in de kassen van kerken en kloosters. ,,Wü' hebben thans een regeering, die veel spreekt over de grootheid van Nederland. Maar deze zelfde rogeering spoelt met de toekomst van Holland, met de dierbaarste belangen van het komend geslacht. De regeering laat het onderwijs van het arbeiderskind ver- waarloozen, Hoe de kerkelijke school onderwijst. Als wij zeggen, dat het onderwijs neutraal moet zijn, verstaan we daar onder, dat de geest van het kind niet gevoed mag worden met kerkelijke dogma's waarvan het niets begrijpt. Dat de onderwijzer zich moet onthouden van 't vertellen van dingen, die kwetsend zijn voor de leer van andersdenkenden. Dat de onderwijzer zich in school onthoude van propaganda voor een staatkundige richting. Kortom, dat hij voldoe aan de schoolwet: het onderwijs worde onder het aanleeren van nuttige en gepaste kundigheden dienstbaar gemaakt aan de zedelijke en verstandelijke ontwikkeling der kinderen en hunne opleiding tot alle christelijke en maatschappelijke deugden. Niets meer, maar ook niets minder. En juist de Openbare school is het, die aan die eischen ten volle voldoet. Letterlijk nimmer mag wel men zeggen, is dit gebod der schoolwet ooit door een onderwijzer overtreden. We weten niet meer dan twee gevallen en het eene betrof nog wel een onderwijzer, die onder dit Kabinet tot burgemeester van Woudrichem is be noemd. Wat het Wielinga-sommetje betreft, de leugenachtigheid der beschul diging blijkt weer genoegzaam in dit nummer. Hoe staan nu de kerlijke scholen te genover de verschillende leervakken? We nemen eerst de katholieke scholen. Daar is veelvuldig in gebruik een „Schets der vaderlandsche geschiedenis voor de hoogste klassen der lagere school. Uitgegeven te Tilburg ter stoomdrukkerij van 't Roomsch-Katholieke jongens weeshuis. In dat Roomiche leerboek Staat over Luther „In 1517 dan begon Luther, wijl hij zich in zijn hoogmoedige verwachting bedrogen zag, een openlijk verzet tegen de kerk." „Hij, de afvallige priester, durfde de kerk van dwaling beschuldigen en kende in zijn waanwijsheid zichzelven een ge zag toe, verheven boven dat des Pausen." Ook staat er in te lezen „Verder verkondlg-en de ketter* eene leer, die de kwade bartftoch'ten van den memcb streeldeZiet ge lezer, eerbied voor andersdenkenden. Die ketters zijn wij, Protestanten, die ketters zijn dr. Kuyper, mr. Lohman en de paganisten Zoo wordt de volkseenheid in de har- vorming". Wordt hierin nu de eerbied voor anderdenkenden ook maar eenigszins gekwetst En wat lezen we over prins Willem? Het volgende: „Willem was de ziel van den tegen stand tegen Spanje en hield in gevaar volle tijden den moed des volks staande. Nooit versaagde hij in 't bangst gevaar stelde hij zijn hoogste vertrouwen op God. Zijn goederen, zijn rust. zijn broe ders, zijn eigen zoon had hij voor de Nederlanders opgeofferd, en ten slotte gaf hij zijn leven. Het dankbare volk gaf hem den eerenaam van „Vader des Vaderland". Welnu, lezer, wat acht ge voor het kind, voor het volkskind, voor 't Neder- landsche kind nu het beste? Uw ant woord weten we van te vorenDe Open bare school, want die geeft: Het kind, wat des kinds is. Zij wil niet reeds in de jeugdige ge moederen tweedracht zaaien, niet de leerlingen tegen elkander ophitsen. Zij biedt plaats voor allen. En daarom front voor de Openbare school Uit de rede, die de heer Ter Laan op 28 Maart jl. hield, halen we nog het volgende aan: „Nu wij hier in Nederland een nieuwe schoolpolitiek te gemoet gaan, z(j het mij vergund een vergelijking te maken tusschen twee landen, die beide, evenals Nederland, een klein volk bevatten. Ten eerste België. Daar heeft men 20 jaar geleden eenderge- lijken schoolstrijd gehad. Toen zijn door het optreden van een kerkelijk ministerie de openbare scholen in de nederlaag gekomen. Meer dan 1000 openbare scholen werden opgeheven. In 400 gemeenten bestond geen openbare school meer. 1235 ge wone volksscholen en' 185 open bare bewaarscholen verdwenen. En hoe is daar nu de toestand In 1899 verlieten 118000 kinderen de schooldaarvan konden 48000 nauwelijks lezen, schrijven en rekc- kenslechts 30000 hadden volledig onderwijs gehad. Velen verlieten dan ook niet zoozeer de school, dan we! de lijst, waar de namen der kin deren opgeschreven staan. Velen waren er, die de school nooit bezochten. In 1901 konden van 12280 lotelingcn 1610 lezen noch schrijven, dat is meer dan 12 pCt In Vlaanderen is de landbevolking onderworpen aan allerlei macht en dwang, zoodat men daar zien kan waartoe do clericale schoolpolitiek leidt. In Zwitserland daarentegen is het onder wijs best. Daar bevat een Primarschule— het eenige, wat in deze maatschappij aan het kind van den arbeider kan worden gegeven. Er gaat een roep op uit het land, om meer, om beter onderwijs. Maar door deze wet zal het onderwijs van de kinderen der kleine luyden, zoowel op de openbare als op de bijzondere school, achteruitgaan in plaats van rijzen. Daarom verzetten wij ons in en buiten de Kamer met alle kracht en klem tegen dezen aanslag op ons Volks onderwijs. Uit de flinke redevoering van mr. GoemanBorgesius citeeren we: „De heer Bijlevelt heeft gezegd: er zullen niet licht zulke kleine scholen komen als er nu op tal van plaatsen reeds by het openbaar onderwijs bestaan. Op heel veel plaatsen heeft men nu reeds openbare scholen met 6, 7, 9 en 10 leerlingen. Zulke kleine bij zondere scholen zijn er niet; ik ken er maar één en daar zijn er nog 20 leerlingen." Van dit betoog van meneer Bijlevelt is elk woord, elk cijfer onjuist. In het geheele land zijn er, zoo ik goed heb geteld, 251 dergelijke kleine openbare- scholen en bij het bijzonder onderwijs 151, Nu hebben de openbare scholen 550000 en de bijzondere 245000 leerlingen, ik meen dus te mogen volhouden, dat naar verhou ding het aantal kleine scholen by het open baar onderwijs kleiner is dan by liet bijzonder onderwijs De heer Bijlevelt zegt: „er is slechts één bijzondere school met minder dan 25 leer lingen, nl. een school met 20 leerlingen." Mijnheer de voorzitter 1 als ik goed geteld heb, zijn er bij het bijsonder onderwijs zelfs 4 scholen met minder dan 10 leerlingen, 1 met 3 leerlingen en een metéén leer ling Hier valt de heer Lohman in de rede „De kleine scholen krijgen geen cent." De heer Borgesius: „Daar gaat het niet om. Ik ben bezig aan te toonen, dat de cijfers door den heer Bijlevelt te berde gebracht, onjuist zjjn en dat is van te meer belang, omdat daarop een betoog wordt gebouwd. Zoo heeft de heer Bijlevelt ook gezegd „op heel veel plaatsen heeft men nu reeds openbare scholen met 6, 7, 9 en 10 leerlin gen. Neen, mijnheer de voorzitteruit het school verslag blijkt, dat er op de .7000 openbare scholen slechts zeer enkele zijn met minder dan 10 leerlingen. Niet dus zeer vele, maar slechts zeer enkele. Er wordt dan ook al het mogelijke ge daan om die kleine openbare scholen tot de kleinst mogelijke proportiën terug te brengen. Maar ook al waren er veel meer kleine openbare scholen, dan er op dit oogenblik zyn. zoo zou toch de door den Minister thans voorgestelde regeling uit dit oogpunt oven verderfelijk blijven. Immers, als men erkent, dat elke ver meerdering van die schooltjes een kwaad is, dan is elke regeling, die dat kwaad doet toenemen, uit den booze. Wordt dit ont werp ongewijzigd aangenomen, dan zal niet alleen het aantal bijzondere scholen met een klein aantal leerlingen maar ook het aantal kleine openbare schooltjes aanzienlijk toenemen. Vele flinke openbare scholen zullen zóó ontvolkt worden, dat er slechts kleine schooltjes van overblijven." De heer Borgesius bestreed ook de sub sidiën, die indirect aan Roomsche kerken en kloosters door deze wet worden gegeven. De kloosterscholen, waar uitsluitend orde broeders en ordezusters (monniken en non nen) werkzaam zyn, ontvangen deze geen salaris, maar slechts kleeding, huisvesting en levensonderhoud. Gaat het nu aan, aan dergelijke scholen, die reeds van het tegen woordige subsidie overhouden, nog meer subsidie te geven Die kloosteronderwijzers zullen waar schijnlijk het traktement, dat zij voor den vorm ontvangen weer terugstorten in do kas van do kloosterorde. Staat de openbare school dan zoo zwak, dat zy geen stootje kan velen „Integendeel, zy staat zeer krachtig. In de laatste 14 jaar is de absolute toeneming bij het openbaar onderwijs, grooter dan^bij het bijzondere. Maar wij achten het een zoo groot, zoo diep ingrijpend volksbelang dat die school niet alleen blyve bestaan, maar te allen tijde een krachtig wapen blyve om het volks onderwijs in 't algemeen op peil te houden, dat wij ons verplicht achten ons met hand en tand te verzetten tegen een nieuwe po ging om die school kunstmatiger onder te krijgen. Kunstmatig zeg ik, want onder het nieuwe regime zal het niet zyn een eerlijke concurrentie, maar een concurrentie met ongelijke wa penen, wat meer in het oog springt, als men bedenkt, dat zelfs bij toekenning van het, zooals ik aangetoond heb, veel te hoog subsidie, (le voorstanders van het bijzonder onderwijs weigeren voldoende waarborgen by de wet te geven, dat dit onderwijs althans deugdelijk, vol doend zal zijn." „Als de rechterzijde weigert in deze onze billijke verlangens tegemoet te komen, dan zal ZIJ niet alleen den schoolstrijd in de toekomst nog feller dan ooit doen ontbranden, maar tevens de zaak, die hun het naast aan het hart ligt, bederven en aan 't Volksonderwijs een gevoeligen slag toebrengen" Een prachtige redevoering was, wat we zouden kunnen noemen, de citatenrede van professor TREUB. Dit wetsontwerp heet te berusten, op het grondbeginsel, dat de rechtsgelijkheid, waar van men spreekt, verstaan moet worden in den zin van gelijkheid tegenover den Staat van de zoogenaamde Christenen en de zoogenaamde „paganisten." Volgens dr Kuy per is een voortdurende stryd tusschen twee richtingen geloof en ongeloof. Welken invloed moet nu de Staat op die richtingen uitoefenen. Dr Kuyper heeft daarvoor dezen weg aangewezen Ik mag niet voor deze of gene partij kiezen, maar ik zal nemen het stelsel van het parallelisme, ik zal ze beide even wijdig laten loopen, ik volg het stelsel van rechtsgelijkheid. Is dat stelsel mogelijk,vroeg professor Treub. „Zeker, doch alleen in en voor een vrij zinnigen Staat. Stelt men de vraag of dat stelsel ook mogelijk is voor een Staat, die staat op positief Christelyken grondslag, dan antwoord ik even beslist ontkennend: voor een dergely ken Staat is het principieel onmogelijk. „De positief christelijke Staat is krachtens zijn beginsel verplicht om de leerstelling christelijke ideeën te doen bloeien en de, volgens dien Staat daarbij achterstaande moderne opvattingen achter te stellen." Dit staafde de heer Treub met aanhalin gen uit dr. Kuyper's werk: Ons Program." De minister noemde dit standpunt van rechtsgelijkheid het standpunt van de coalitie meerderheid van 't samengaande Rome en Dordt. Zeer natuurlijk, dat professor Treub uit voerig naging, wat er blijkens de opvattingen van 't Staatsrecht bij Rome én bij Dordt, voor die rechtsgelijkheid te verwachten is. Let nu wel, lezer, 't gaat over rechtsgelijk heid voor allen voorRoomschen,Calvinisten, de paganisten van dr. Kuyper enz. Welnu, professor Treub citeerde: „In de Syllabus (waaraan alle katholieken zich gehoorzaam moeten onderwerpen) wordt de vrye gedaebtcuiting veroordeeld, op grond, dat zij leidt tot verderf van de zeden en tot verbreiding van de pest van het indifferentisme." „Ik betwijfel zei heel leuk prof. Treub, of dat wel geheel strookt met het stelsel van rechtsgelijkheid"!! „Wanneer de wereldlijke macht iets ver ordent, dat de kerk als zondig of tegenstrijdig verbiedt, moet men de kerk en niet den Staat ge hoorzamen. (De Roomsche schrijver Cathrein). „De Staat staat zedelijk onder de in de christelijke kerk belichaamde bovennatuur lijke maatschappij". (De Roomsche schrijver Pesch). De Roomsche schrijver Cathrein acht de rechtsgelijkheid in een Katholieken Staat onmogelijk. In een staat met gemengde bevolking acht hy haar een noodzakelijk kwaad. Maar juist, doordat die rechtsgelijkheid voor Christenen en Heidenen (ziet u, lezer, ook aide „paganisten") in Amerika bestaat, is het christelijk karakter van den Staat verloren gegaan. En zietnog niet lang geleden beriep zich op Amerika als 't voorbeeld van een christelyken staat wie? Wel, dr. Kuyper! Wat schreef dr, Kuyper zelf? „Godsdienstvrijheid kan door Rome offi cieel nooit anders dan als dwaling worden gebrandmerkt en in Spanje vroeg het Epis copaat nog kort geleden om .sluiting van allo Protestantsche school on kork. (dr. Kuyper: Volharden bij het ideaal.) „Ik meen, zei prof. Treub, d katholieken oprechter geweest openlijk hadden geprotesteerd stelsel van hetjparallelisme vaj wetende dat zij dat stelsel niet mogen aanvaal zjj niet in stryd willen kon leering van hun kerl En nu bij de antirevolutiona Volgens do staatsrechterlijke van Calvjjn zou het purallelisii veroordeeld 'worden In art. 36 van de belijden Gereformeerde kerk wordt li verworpen. Nog voor enkele jaren he^ Lohrnan het parallelisme besli Evenmin aanvaarden de Chr: torischen het. „Het is dus een o| stelling het stelsel van het pat j 't kenmerk van de staatkunde heele coalitie te noemen." Vervolgens ging prof. Treu! staat met de gelijkheid van d. w. z. hun recht om hun eigen gevoelen in zake de opvoeding deren te volgen." Hoe moeten de katholieken ken Dat leert de katholieke (een gezaghebbend werk voor „De opvoeding der jeugd is lij ke taak der kerk. Is dit zoo I de christelijke oudersin deuito- hun ambt als opvoeder eigenlij vereine plaatszij doen veelee de uitoefening van dat ambt a! als organen der kerl Daarom staan de ouders bij de op der den leidenden invloed der (De Katholieke Staat „Wanneer er gevaar is, dat anders de godsdienstige opvoedi waarloozen, kan de kerk hen hun kinderen naar een bepaald zenden." (De Roomsche schrijver Uit deze citaten blijkt, dat vod schen geen zweem van vrijheid hun kinderen naar de school welke zij verkiezen. „De Roon eischt het onbelemmerd recht te dwingen hun kinderen alleer' naar de kerkelijke school en nerger Uit verschillende citaten van Prinsterer toonde prof. Treub aan, dat ook „voor de antirevolf) per slot van rekening de zoogena heid van de ouders niet anders vrijheid van het kerkgenootschap de ouders behooren, om hen te dw; kinderen alleen te sturen naar C die door haar worden opgericht thans welgevallig zjjn". Voor ditmaal laten wij het erl zij vermeld, dat de heer Ketelaa' heid zijner mededeeling omtrent van clericalen kant om de kind de kerkelijke school te drijven geheel handhaafde, doch ze door nieuwe feiten nog temeer ii Daarover de volgende maal. Buiteiilandscli Over Uit Petersburg wordt'geschreve den oorlog haast niet meer wordt de kranten zoowel als het pubhei bij gebrek aan belangrijk nieuws) vredesgeruchten 'houdt meD zie# doof, en het waren de uiterste zooals de Roes en vooral de Sy n Otjl die voor eenigen tijd erg schei voortzetting van den oorlog Het laatstgenoemde blad werd weer in beslag genomen, nadat h korten tijd weer had mogen Het Nowoje Wremja blijft de van den oorlog tot eiken prijs Maar de laatste week is de belangste den oorlog sterk afgenomen, zelfs van uit Port-Arthur teruggekeerde als Oechtomski boezemen het pub weinig belang in, en men krygt den indruk, dat deze stilte de vuui» is voor de afkondiging van den ten minste van een wapenstilsta| Zoo stil het voor het oogenblik sjoerije moge schijnen, zoo veel verwacht men op zee groote Engelsche bladen verwachten grooten zeeslag. Het lijdt geen gen zy, dat admiraal Rozjestwen waarts stevent, want hy is op Maart van Madagaskar vertrok*, op 19 Maart ongeveer 200 mijter van Madagaskar gezien men ambtelijke kringen te Petersburg eeu botsing op zee verwachten boeti is op 3 April gemeld dat kolenschepen, die de Russische gezellen, toen bezig waren om vai naar Batavia te vertrekkenom van Ceylon te komen, waar de Oo thans gezien is, moet zy onge mylen door den Indischen Oceas stoomd. Zii heeft dien afstand kunnen afleggen in den tijd vloot uit het oog verloren h( gegevens wyzen er op dat de het vijandelijk gebied tracht te De Engelsche marinedeskundi spellen dat de Japanners deze len volgen: De krachtigsteaanv op de Russische kolen- en voori gericht worden door de snelle pani Sterke torpedoflotieljes zullen

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1905 | | pagina 2