Officieel Nieuws- en Advertentieblad
voor Overflakkee en Goedereede.
EERSTE BLAD.
5de Jaargang.
Woensdag- 12 April 1905.
No. 20.
Fiakkeesclie Boek- en Handelsdrukkerij
Gemaskerd.
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
Hoofd-Agent voor NederlandC. W. BETKE, Advertentie-
Bureau Mosseltrap 2, Rotterdam.
TXItg'a.-ve cLer
te Middelharnis.
Prijs der Advertentiënvan 1 6 regels f 0,60.
Iedere regel meer0,10.
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiën aan.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis.
Rome en Dordt.
„Vertellend van een bezoek aan Rome,
verzekerde de heer Van Viymen dat
paus Leo XIII hem persoonlek zijn
tevredenheid betuigde over de clericale
coalitie in Nederland.
(Uit de redevoering door 't Roomsche
Kamerlid Van Vlijmen op 5 April 1905
te Amsterdam gehouden.)
Van Rome verwondert ons die tevre
denheidsbetuigingen in 't geheel niet.
"VVe hebben al lang betoogd, dat zij bij
de clericale coalitie zijde spint.
Dr. Kuyper, knaagt er niets aan uw
geweten, als gij zulke woorden leest?
In vlammende letters moesten de woor
den van meneer Van Vlijmen u voor
oogen staan.
Theorie en Practijk
Theoriein 1894. De openbare school
is 't. gif der natie.
(De heer Staalman.)
Practijkin 1905. De lieer Staalman
zendt zijn dochter naar zoo'n vergifti
gende openbare Rijksnormaalschool.
Theoriein '1905. Rotterdammer en
de heele kleine Antirevolutionaire pers
schreeuwen moord en brand over 't g
beurde met den onderwijzer Barendregt.
't Gezag wordt ondermijnd enz. enz
Practijk in 1905. De Amsterdamsche
antirevolutionaire raadsleden stemmen
tegen 't ontslag van Barendregt.
TheorieDe onderwijzer Jansen zegt
aan de Maastrichtsche kweekschool zijn
godsdienst verloren te hebben
PractijkDe onderwijzer Jansen zendt
een oproeping rond om 't bestaan
der Maastrichtsche kweekschool feestelijk
te berdenken
De Nieuwe Arbeidswet.
I.
Er is onlangs een critiek op de nieuwe
Arbeidswet verschenen, welke eigenlijk
F -E Z7 I Zj Li E T O IV.
(8)
van Hans Arnold,
door K. te M.
Zij liet ;haar kopje neerslachtig hangen onder den
grooten herderinnekoed en antwoordde niets. Ik
kon ook niet meer fluisteren, mijn keel was zoo droog
als een stuk leer, ik ondersteunde mijn hoofd met de
handen en deed alsof ik over het behandelde onder
werp ernstig nadacht.
„Ach, je hebt zeker weer hevige hoofdpijn, goede,
lieve tante!" sprak (Elze hartelijk bezorgd, „en ik
ben zulk een verschrikkelijke egoist, dat ik daaraan'
niet denk en alleen maar mijn eigen leed bespreek
Willen wij naar huis rijden Ik ben wel al voor alle
dansen gevraagd, maar ik rijd zoo heel graag met
je mee, het geheele bal staat me toch erg tegen
Ik verschrikte niet weinig bij dezen voorslag, die
mijn met zoo veel moeite bewaard incognito dreigde
te vernietigen.
„Neen, je blijft I" zei ik met gezag, „het zou veel
te onbeleefd zijn als je zoo plotseling vertrok. Ga
na afloop met mevrouw Massenberg mee en kom
morgen vroeg naar my, dan zal ik wel weer geheel
in orde zijn. Maar,'" fluisterde ik er dreigend bij, „wees
dan wat aardiger tegen Rotenberg je moet de snaren
niet al te strak gespannen houden."
door ieder belanghebbende diende gelezen
te worden om de degelijkheid van zijn
inhoud en de deugdelijkheid zijner argu
menten. Wij bedoelen 't rapport over deze
wet, door de Vereeniging van democra
tische ingenieurs en architecten uitge
bracht.
Dit betoog is temeer klemmend, omdat
hier mannen uit de practijk aan 't woord
zijn, menschen, die dus de toestanden
geheel kennen.
Waarom, zoo zegt de inleiding van
't rapport, is arbeidswetgeving noodig?
„In alle moderne kultuurstaten drijven
naar arbeidswetgeving dezelfde krachten,
die wij voor Engeland reeds aanduidden.
Overal, waar de groot- industrie haar
intocht heeft gedaan, brengt zij toestan
den voort, die in menig opzicht gevaarlijk
worden geacht. Blijft de industrie in haar
zucht tot exploitatie der arbeiders onge
breideld, dan zullen lichamelijke uit
putting en zedelijke ontaarding niet
nalaten de nijverheid duurzame schade
te brengen.
Reeds uit dezen hoofde is men genood
zaakt tot beperking der exploitatie. Een
verzwakte, onverwerkte, verwaarloosde
arbeidersbevolking biedt echter tevens
een vrij woekerterrein aan ziekte en
onzedelijkheid; en aan besmetting staan
ook andere kringen bloot. Bovendien
ondervindt de volksweerbaarheid na-
deelige gevolgen van de verzwakking der
arbeidersgeslachten. Zoodat dus niet
slechts het industrieel belang, maar ook
de zorg voor volksgezondheid, zedelijk
heid en weerbaarheid tot staatsbemoeiing
met het arbeidsleven zouden noodzaken,
ook al spraken de arbeiders er met geen
woord van."
Nu kan men arbeidswetgeving na
streven met verschillende oogmerken.
Men kan haar noodzakelijk achten,omdat
„de schade, die het arbeidsvermogen der
natie lijdt," moet worden beperkt. Tot
hen, die van deze overweging uitgaan,
behoort de minister. Men kan echter ook
de arbeidwetgeving noodzakelijk achten,
omdat men de schade, die het levensgeluk
der arbeiders lijdt, tot de geringste
afmetingen wil teruggebracht zien.'Op
dat standpunt stellen zich de ingenieurs
in hun rapport. Dat verschil in standpunt
leidt tot een verschillende soort van wet
Zij was zeer nadenkend geworden en liet zich zon
der eenig spreken (wat mij bijzonder beviel op dit
oogenblik) naar baar beschermvrouw van dezen avond
voeren, van wie ik onder de opmerking „zoo'n oude
mummie wil wel eenige afwisseling, maar kan het
niet lang volhouden," afscheid nam. Toen sprong ik,
zalig als een koning van een rijk zonder staatsschuld,
niet lettende op mijn vrouwelijke kleeding en waar
digheid, de trappen af, rukte mij de kap van het
hoofd, wierp mij in een vigelante zonder van iemand
of iets notitie te nemeu en reed in snellen galop
naar het huis mijner oude, brave vriendin om voor
haar mijn overvol hart uit te storten,
Het noodlot scheen mij gunstig gezind te zijn, want
er brandde nog licht hoven in de gezellige woonka
mer en daarom trok ik, in het volle gevoel van mijn
goed recht om met al mijn nooden en vreugden bij
de goede, oude dame te komen, krachtig aan de schel,
krachtiger dan ik bedoelde, zoodat het door het ge
heele huis weerklonk. Het was ondertusschen elf
uur geworden.
Het dienstmeisje verscheen met slaperige oogen
en verwarde haren. Zij was uit haar humeur, omdat
ik zoo onmeedoogend haar rust verstoord had en gaf
daarom op bitsen toon te kennen dat „de juffrouw
zoo even juist ter rust gegaan was"; terwijl zij met
zichtbaren afkeer mijn heksenpersoonlijkheid mon
sterde, scheen zij niet geneigd mij aan te dienen.
„ïk moet dringend verzoeken eenige oogenblikken
bij de juffrouw toegelaten te worden, het betreft een
hoogst gewichtige aangelegenheid," drong ik aan en
een geldstuk, die goede talisman te allen tijd, dat
ik in baar hand liet glijden, maakte van het nijdige
kind een zachte engel, die op de vleugelen, welke
haar plotseling schenen aan te wassen, mij voor
zweefde naar de woonkamer.
geving. Wie van 't standpunt des
ministers uitgaat, zal veelal tevreden zijn
met een minimum van wettelijke be
scherming. Wie door de andere opvatting
gedreven worden, zullen't werk nauwe
lijks aangevangen achten; meenen het
volmaakte bijna bereikt te hebben.
Uit 't democratisch standpunt der
ingenieurs mag echter in geen geval
worden afgeleid, dat de belangen der
industrie hun onverschillig zijn. Integen
deel, zij juist zullen veel gewicht aan
haren bloei hechten. Op haar gebied
immers vinden zij hun werkkring en
dus zouden zij zich zeker verzetten tegen
maatregelen, die haar' roekeloos in ge
vaar brachten.
Doch 't kan gebeuren, dat zich botsing
voordoet tusschen de belangen der in
dustrie en het stoffelijk en geestelijk
welzijn der arbeiders. Dan is 't standpunt
voor de democratische ingenieurs niet
twijfelachtig.
„Ais „parasitische" bedrijven, die
slechts bestaan kunnen ten koste van
de arbeidskracht en het levensgeluk van
de armsten en de zwaksten der arbeiders,
door den ontwerper van een arbeiders-
wet worden ontzien dan verkiezen
zij, in 't belang der arbeiders, den onder
gang dier industrie boven haar voort
bestaan op dien rampzaligen grondslag.
Als het geldt ondernemingen, waarvoor
geen voldoende veiligheidsmaatregelen
te geven zijn, die de arbeiders tegen het
gevaar van vergiftiging beschermen
zij zouden geen oogenblik betreuren als
de arbeidswet zulke moorddadige be
drijven het voortbestaan onmogelijk
maakte, ook al gold het de meest ren-
deerende fabrieken van zoo'n soort.
Telkens dus als de arbeidersbeweging
in zulke gevallen de belangen der werk
lieden verdedigt tegenover die der in
dustrie, achten zij zich verplicht tot een
evenwijdig streven. En zoo dikwijls slaan
zij dus ook tegenover den Minister. Want
deze moge onder den invloed staan der
arbeidersbeweging, niet tot hare opvat
ting der sociale wetgeving voelt hij zich
het meeste aangetrokken. Dit blijkt ook
op zoo menige plaats in 't ontwerp."
Om 't karakter van de nieuwe wet te
doen kennen, gaat het rapport eerst na
de houding van den minister in zake
Vol ongeduld stond ik nu, trippelend met den voet
voor den haard, waarin nog een enkel vonkje een
zaam tusschen de asch glinimerde.
„Tante heeft wel anderhalf uur noodig om zich
toonbaar te maken," dacht ik, toen de secondewijzer
op de klok tweemaal haar baan rondgetrippeld was.
Daar ging de deur open en tante trad binnen. Ik
wilde haar met een vloed van verontschuldigingen
en verklaringen bestormen, maar zij liet mij niet
aan het woord komen, zag mij een oogenblik strak
en wezenloos aan en barstte toen in een spottend,
onbedaarlijk lachen uit, met zulk een vreeselijke
stem, dat ik zelfs in dit haastig en toch zoo ge
wichtig oogenblik tot mij zelf moest zeggen, op het
bal best het fluisteren en piepen te hebben kunnen
nalaten, want tante had toch eigenlijk een stem als
een brullende wachtmeester.
Wat haar eigenlijk zoo vroolijk maakte, daarover
kon ik het in mijn eigen opgewonden, opgetogen
toestand niet eens worden. Toen zij evenwel niet op
hield en maar voortdurend de lachtranen van haar
gezicht moest vegen, ergerde ik mij en vroeg haar
op eenigszins onbeleefden toon
„Waarom lacht u dan toch zoo onbedaarlijk,tante?"
Zij deed een krachtige, doch vruchtelooze poging
om zich te bedwingen en sprak „Nu beste jongen,
als je zelf kon zien hoe je er uitziet met die witte
heksekap en daar onder die groote snor en dan niet
lachtte, zou ik je terstond de deur uitjagen, want
lieden die ernstig blijven bij zoo iets potsierlijks
kan ik niet gebruiken."
„Dank u zeer !''antwoordde ik verbitterd," „'t is
wat aardig als ik er zoo bespottelijk uit zie!"
„Nu ter zake!" voer tante voort, zonder in het
minst acht te slaan op mijn nurkschen uitval, „wat,
wil je nu eigenlijk, dat je ongeveer middernacht bij
de bepalingen betreffende den arbeids
duur van jongens, meisjes en vrouwen.
Het ontwerp laat kinderen, die de school
doorloopen hebben, reeds op hun 12de
jaar toe in de fabrieken en werkplaatsen.
De minister wilde den leeftijdsgrens niet
op 13 jaar stellen, omdat de kinderen,
„dan een tijdlang zouden moeten leeg-
loopen en dit zou zeker in elk opzicht
het gevaarlijkst voor een kind zijn." Voor
een kind van twaalf jaar! Is, zoo zegt
volkomen ad rem het rapport: „Is de
Minister zoo ten eenen male onbekend
met het fabrieksleven, dat hij niet weet,
dat juist in dat fabrieksleven de grootste
gevaren, zoowel op physiek als op moreel
gebied, het kind bedreigen"? Voor kin
deren van 13 tot 17 jaar wordt een
arbeidsduur toegestaan van 10 uur,
eiken werkdag! "Voor kinderen, die nog
zoo hoog noodig een inrichting van on
derwijs in de avonduren moeten bezoe
ken Tien uren arbeid vijf dagen per
week en des Zaterdags, voor vrouwen,
die buiten de werkuren huishoudsters
en opvoedsters moeten zijn Wat zal er
aldus van de geestelijke belangen der
arbeiders en bun gezinsleven terecht
komen? En op deze werktijden zijn
nog uitzonderingen toegestaan
De grootfabrikanten in Twente en
Tilburg hebben al heel gauw bezwaren
gemaakt tegen dien 10-urigen arbeids
dag. Zij beschouwden de beperking van
den arbeidsduur voor vrouwen en kin
deren indirect als een beperking van
den arbeidsduur der mannen! En
een 10 urige arbeidsdag zou onze indus
trie te gronde richten Dadelijk bezweek
dr. Kuyper: de werkdag mag elf uur
worden. En dit terwijl de gemiddelde
arbeidsduur thans in Twente maar ÏO1^
uur bedraagt.
Maar nog treflender contrast vormt
deze toegevendheid van den man „der
kleine luyden" tegenover deTwentsche
fabrikanten met hetgeen 't rapport op
diept uit de „oude plunje". Toen in
Engeland de arbeidsduur wettelijk werd
beperkt, riepen de fabrikanten om 't
hardst„De industrie zal ten ondergaan."
Het was niemand minder dan dr. Kuy
per, die eenmaal zeide „Ook in Engeland
heeft men gezegd, de industrie zal ach
teruitgaan en toch is na de invoering
me komt. aanbellen alsof het geheele huis in bran
stond
Ik deed een stap nader en sprak diep bewogen:
„Tante, tante! Elze bemint mij. Zij heeft mij in
uw maskeradepak voor u gehouden, ik heb haar in
dien waan gelaten en zoo heeft zy aan uw adres mij
haar liefde bekend, tante, tante
Tot mijn ontzetting wenkte tante onder een nieuwe,
onbedaarlijke lachbui als eenig antwoord afwerend
met de band.
„Keer je om, draai je heelemaal om Of doe ten
minste die kap af," bracht zij met moeite uit. „Als
je zoo met die kap boven een zware snor nog aan
doenlijk wordt, dan overleef ik het niet!"
Een nieuwe laclikramp deed opnieuw mijn be
schermster schudden, die ik in weerwil van de liefde
en de hoogachting welke ik haar toedroeg, zelf wel
eens door elkaar had willen schudden.
„Naar den duivel met, die kapriep ik, trok het
onzalige ding van mijn hoofd, wierp het, vol afschuw
in den uitersten hoek der kamer en zei toen
„Nu, tantenog eens, Elze bemint mij
„Welnu," sprak zij harteloos, „dat doet zij waarschijn
lijk morgenochtend ook nog, daarvoor behoefde je ruy
tóch heu8ch niet uit, den slaap op te bellen. Als ik
bedenk, welke moeite ik gedaan heb om eens een rus-
tigen nacht te hebbenen dat met zulk gevolg ver
volgde zij met, een weemoedig hoofdschudden.
„Vergeef mij, tantetjeriep ik ongeduldig en be
rouwvol, daar ik nu ook mijn onbehoorlijk gedrag
bewust werd, „ik zie zelf hoe verkeerd ik deed, maar
wat moet ik nu doen
Ik ging haastig en opgewonden de kamer op en
neer, tante zag mij wantrouwend na, doch toen ik
mij vol vertwijfeling in een stoel wierp, plaatste zij
zich energiek voor mij en zei met nadruk (w.v.)