Officieel N ieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede. EERSTE BLAD. 5de Jaar gong. Woensdag 5 April 1905. No. 19. Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij Gemaskerd. Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG. Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50. Afzonderlijke nummers0,05. Hoofd-Agent voor NederlandC. W. BETKE, Advertentie- Bureau Mosseltrap 2, Rotterdam. XJltg^avT-e der te Middelharnis Prijs der Advertentiën: van 1 6 regels f 0,60. Iedere regel meer0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend. Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux nemen Advertentiën aan. Bsrichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis. Rome en Dordt. „In vlammende letters moesten staan voor de oogen van elk Protestant de volgende woorden van Roomschen [de Maasbode, 8 Dec. 1896), die geheel aan geeft, wat beiden scheidt: „Kan men zich wel iet» dwazers denken, dan dat het Protestantisme, hetwelk, als zijnde een dwaling, niet eens recht van bestaan heeft, de Katho lieke kerk zou willen dwingen af te blijven van haar terrein,? Want alle terrein is Roomsch, omdat Christus aan de Roomsche kerk heeft gezegdon- deiwijst ALLE volkeren! Hoe meer die kerk dus Protestantsche gemeenten binnendringt en er het Protestantisme uit verjaagt, hoe meer zij handelt krachtens het bevel van haren Godde- iijken Stichter. Dr. Kuyper, knaagt er niets aan uw geweien, als gij zulke woorden leest? (Uit de brochure: De man der kleine luyden). Schoppen troef. Zie, zeggen de kerkelijken, hoe zal de linkerzijde een meerderheid kunnen vormen, ze is hopeloos verdeeld. Verdeeld is de linkerzijde, dat geven wij toe. De doorwerking der democra tische idee voltrekt meer en meer aan den linkschen kant de scheiding, die in den loop der jaren nog scherper te voorschijn zal treden: democratie tegen conservatisme. Aan de linkerzijde is dat duidelijk merkbaar. Bij de rech terzij de, de kerkelijken, niet zoo sterk. Zij worden nog, oi liever sinds zij de regeermacht in handen hebben, allen gevangen onder de valsche geloofsleuze. Home' en Dordt weten deksels goed, dat de winst op 't oogenblik zoet is voor klooster en kerke lijke scholen, dat zoogenaamde „christe lijkheid" een prachtige aanbeveling is voor burgemeestersbenoemingen enz., kortom, dat 't een gouden tijd is voor de coalitiegenooten. F E UILLETON. (P van Hans Arnold, door K. te M. „Die?" vroeg Elze op een toon, welke mijn eigen liefde ten hoogste streelde, .geen denken aan, tante! die is lang niet zoo elegant! Neen, neen. nergens is er een die op Rotenberg gelijktHij ziet er altijd bet flinkste uitvind je dat ook niet." Een pijnlijke vraag, een moeilijk oogenblikIk kampte een zwaren strijd tusschen liefde en plicht. Moest ik mijn masker afnemen en alle hoop voor goed opgeven, of moest ik deze gelegenheid, die zich misschien, neen zeker, nooit meer zou voordoen, aangrijpen om er achter te komen hoe zij mij eigen lijk beoordeelde? Ik streed als een ridder tegen den draak, maar de draak— hier nieuwsgierigheid en eigenbelang— zegevierde, ik bleef tante, en [fluisterde verder. „Nu, dat hij je goed bevalt, daarvan laat je al heel weinig merken,'' zei ik zoo onbevangen mogelijk, als men ten minste in een fluisterstem eenige uitdruk king kan leggen. Zij zweeg een oogenblik. „Neen," zei ze toen eerlijk, „dat weet ik wel. Maar je kan ook niet denken hoe dikwijls ik mij over hem erger. Ik weet niet, tantetje, ik geloof dat het I Talma borg er zijn democratie voor op bij de oude plunje van dr. Kuyper, Staalman wordt (de heer de Wilde heeft het te Delft gezegd) alleen weer in de gunst aangenomen, als hij belooft zoet te zijn, in één woord de democratie, die nog wel eens even opsputterde in Pa trimonium, ligt aan de rechterzijde stevig geboeid in conservatieve regeerings- boeien. Conservatief, reactionair, is daar troef. Het schenden van het briefgeheim voor onze Janmaats wordt er goedgepraat met een beroep op den dienst; de fnui king der grondwettelijke rechten van luitenant Reitsma vrijwel voor kennis geving aangenomen door het postwetje de vrijheid van drukpers schandelijk bedreigd door partij wetten als H. O. wet en de Onderwijsnovelle het peil van 't volksonderwijs ernstig geschaad; door de Tariefwet de perspomp gezet op schrale beurzen. Maar de rechtsche democratie zwijgt, verblind door de geloofsleuze. Zij zijn immers de „christenen" en de linkschen slechts paganisten ofte wel heidenen. Natuurlijk, zou men verwachten, dat de linkerzijde als één man zich opmaakt voor de stembus van Juni om de reactie van dit kabinet het hootd te bieden. De linkerzijde is verdeeld, zegt men. Zeker. Maar allen, die daar links staaD, van Tydeman over Borgesius tot Treub en niet 't minst de uiterste vleugel, de sociaaldemocraten, zij allen, gevoelen, moeten althans gevoelen, dat het gevaar dreigt, dat dit kabinet met volle zeilen op de reactie aanstuurt. Zij is verdeeld, zegt men. Zeker; maar niet op de punten, die wij noemden. Niet over die zaken, welke zoo diep in ons volksleven ingrijpen. De heele linkerzij wil zich daartegen schrap zetten. Zij trekt dus in haar ge heel één lijn tot behoud van die voor rechten der democratie. En dan herhalen wij onze vraag: Is het dan in 't belang dier democratie, als Zittende Kamerleden der oud-liberalen worden bestreden door L. U. mannen, Vrijzinnig-democraten of omgekeerd? Is het niet te vreezen, dat we de democratie dus doende niet alleen niet vooruit, doch achteruit zullen brengen? best is u van avond maar eens alles^te vertellen, ik gevoel mij zoo veilig, zoo beschermd door mijn mas ker; mag ik maar eens voor u biechten?" Wat een monster, wat een ondier was ik nu toch! Het was immers mijn plicht geweest aan dat roerende stemmetje, aan die sidderende lipjes, welke op het punt stonden mij hun grootste geheim te verraden, te zeggen wie ik was; maar ik kon niet, ontroerd en half van verwachting stikkend bracht ik met moeite een nauwelijks verstaanbaar „Ja!' uit. Wy hadden intusschen plaats genomen in een ven sternis, waar wij, verborgen achter een dik gordijn, den besten biechtstoel vonden, dien men zich kan wenschen. .Kijk eens," begon zij met zachte stem, „hij bevalt mij werkelijk zeer goed, heusch, tante! ik vind hem een zeer net aangenaam menschmaar het ergert mij grenzenloos, dat hij altijd alle jonge meisjes het hof maakt." „Maar dat doet bij toch niet!" fluisterde ik ver twijfeld in het volle bewustzijn mijner onschuld. „Ja, dat doet hij hij doet het wel! daar heb ik de bewijzen van Wat behoefde hij toen dien grooten ruiker aan u te zenden, voor hij maar eenigszins vermoeden kon, wie die verwachte nicht was, en dan dat gezwollen schrijven er bij Neen— het is te erg „Maar dat was toch slechts een opmerkzaamheid voor mij I" verdedigde ik mij met warmte. „Ach, hij doet altijd zoo!" zei Elze toornig. „Gis teren op de ijsbaan reed hij met een klein onbedui dend schepseltje en onderhield zich met haar of ze beiden^ dol waren, mij zag hij niet eensneen, het is onuitstaanbaar En als ik dan met hem samen ben, dan erger ik mij zoo, dat ik niet anders kan dan vreeselijk onvriendelijk tegen hem zijn, en mijn Men verliest o. i. om de uiterste door zetting van het beginsel de practische uitwerking te veel uit het oog. Wij willen behoud van de rechten, die dit kabinet laat aanranden vrijheid van handelsverkeer, geen onbillijke bevoor rechting der kerkelijke scholen, enz. Goed, daarom laten we 't achttal oud liberalen hun zetels onbetwist. We willen de democratie vooruit helpen. Goed, daarom stelt het verbond van L. Unie en Vrijzinnig-democraten in elk kerkelijk district, waar maar eenige kans van slagen is een candidaat. De linkerzijde is verdeeld, zegt men. Zeker, maar niet hopeloos. Hopeloos zou het zijn,' als men niet in de richting, die wij hierboven noemden, tot overeen stemming wist te komen. „In de politiek is het najagen van het onbereikbare niet slechts een fout, maar een misdaad." Zoo zeide Bismarck. "Volkomen juist, daarom moeten wij, linkschen, leeren elkaar iets toe te geven. Dr. Kuyper hing er waarachtig zijn heele democratische plunje voor in de oude kleerkast. Dat wordt van ons niet gevergd. We hebben acht oud-liberale zetels onbetwist te laten, mits die oud-liberalen direct hetzelfde beloven ten opzichte onzer zittende leden, in alle vrijz. democratische districten. En wij herhalen: tot die concessie dwingt het clericale gevaar. Gebeurt het niet, dan vreezen we, dat in Jnni zwart weer troef is. En daar moet tegen gestreden, uit alle macht. Als schoppen troef wordt, komt de democratie meer dan ooit in het hoekje, waar de slagen vallen. En juist, om dat te voorkomen, moet de linkerzijde tot overeenstemming komen. „Parijs is wel een mis waard," zei eenmaal een Fransch koning en hij werd van protestant weer goed Roomsch. Ons is de overwinning het onbetwist laten van acht oud-liberale zetels best waard. In de overige districten, gaan we met volle kracht aan het werk. natuur is toch werkelijk zoo niet, dat weet je ook wel, niet waar, beste tante Zij stak haar kleine hand in de mijne, en ik sid derde van angst dat de grootte van mijn hand mij verraden zou, zoodat ik haar argeloozen druk niet durfde beantwoorden. „Ach tantetje!" ging Elze na een poos stokkend voort, „wees niet boos, maar spreek als 't u belieft niet op dien ongewonen tooD, het klinkt zoo komisch bij den ernst van het onderwerp dat wij behandelen, past veel beter uw goede, oude stem, dat geeft mij veel meer vertrouwen." Nu, dat was wel een zeer aangenaam verzoek Ik hoorde op dit oogenblik mijn goede, oude stem over het exercitieveld brullen! Dat zou een vroolijkege schiedenis worden Ik moest een uitvlucht zoeken, want veranderde ik nu mijn nagemaakte stem, dan kon ik ook mijn masker wel afleggen en datzou een ontgoocheling geven! Voorzichtig zag ik rondtoen begon ik weder toonloos te fluisteren— een talent, dat ik eerst in dit laatste bange uur in mijzelven ontdekt had. „Gewoon kan ik niet spreken." fluisterde ik teeder, „dan hoorde ten slotte de een of ander bekende, die zich misschien in de nabijheid bevindt, onszie maar eens, hoe daar die Andalusier zijn ooren al hierheen richt. En bovendien, men kan immers de ernstigste zaken fluisterend bespreken."' Zij dacht een oogenblik na. „Je hebt misschien geen ongelijk," zeide zij met een lichten zucht, „en zeg me nu eens, tantemaar op je woord, hoor geloof je, dat Zij zweeg, en nam haar masker af, alsof het haar daar onder te warm werd, dan keerde zij het blozende, ernstige gelaat terzijde en staarde nadenkend voor zich uit. Militaire vrijheid. Luitenant Reitsma was officier in het stadje Assen. Aldaar voorzitter van een officierenclub, die sprekers over mili taire onderwerpen liet optreden. Onder hen was dezen winter ook de overste Graafland, redacteur van de Militaire Gids. Nu schijnt dat tijdschrift niet in de gratie te staan bij de hooge militaire oomes. Nu, dat is wel met meer cou ranten het geval. Bladen, die over het duffe militairisme met zijn geestdooden- de kleinzieligheid, zijn dwaze vrijheids beperking en zijn onzinnige tuchtleer, nog al eens flink durven uitpakken, mogen in de kazernes niet eens gelezen worden. Toen de generaal-divisie-com- mandant van de Assensche soldaatjes, dan ook hoorde van die lezing en de officierenvereeniging, werd luitenant Reitsma gekapitteld. Dat is militairrrrr, lezer. Ongelukkig' kwam in het Handelsblad kort daarna een ingezonden stuk voor, waarin zonder naam een geval beschre ven werd, dat haarfijn met dat van luitenant Reitsma overeenkwam. Deze, die blijkbaar zeer goed weet, wat voor grootmoedige en vrijheidlievende men- schen zijn hoogeren waren en die vreesde, dat hij voor den schrijver van dat stuk zou worden aangezien, wat hem in zijn bevordering zou kunnen schaden, schrijft in het Handelsblad een stuk, ten betooge dat hij de schrijver niet is. Nou, zegt de lezer, dat beteekent toch niets, redacteur? Wat belieft u, meneer? Wat, dat niets beteekenen? Een luite nant een stuk schrijven, dat hij een ander stuk niet geschreven had? Wat, meneer, is dat niets? Wat, niets, zegt u? Meneer, dat is een verrrr grijp tegen de tucht, dat is dat is. Enfin, luite nant Reitsma werd weer gekapitteld en verplaatst naar Doesburg en de officierenclub ontbonden door den Assen- schen kolonel. Over dat treurig staaltje van militaire bekrompenheid heeft Woensdag jl. mr. Marchant. tot den minister van oorlog een interpellatie gericht. Nu ja, de minister verklaarde, dat luitenant Reitsma niet was overgeplaatst, omdat hij voorzitter van de club was, „Dat...?" herhaalde ik onbarmhartig en hield mij dom; nu was mijn tijd gekomen. „Dat hij een weinigje van mij houdt?" bracht zij stootend met moeite uit en sloeg de handen voor het gelaat, „in weerwil van zijn hofmakerijen bij an deren, zou je het toch gelooven, tante?" Dat ik in dit oogenblik niet van mijn goede, oude stem gebruik maakte en geen „Ja, en driemaal ja!' door de zaal donderde dat de vensters er van rin kelden, dat heb ik mij altijd als het grootste bewijs van zelfbeheerschingl aangerekend. Maar ik bedwong mij, hoe zwaar het ook viel. Ik sprak inwendig tot mijzelven heden is het misschien de eerste en de laatste maal dat je haar een boetpredikatie toedienen kuntdat is met de waarheid ongeveer overeen gekomen ookdoe er dus je voordeel mee, en ik begon nu zoo zacht en teeder als de zuidenwind, die door de boomtoppen strijkt, een goed gestelde rede. „Nu, mijn kind!" fluisterde ik zoo echt tanteachtig en waardig, „je maakt je werkelijk geheel onnoodig origerust. Het jonge mensch, hij moge dan een op snijder ssbijnen, (mijn hart bloedde hij deze uitdruk king) ik houd hem er niet voor(neen, dat deed ik zeker niet, ik protesteerde in gedachten telkens te gen mij zeiven, als ik mij zwart afschilderde); maar je dient, het nu met je zelf eens te worden, wat je eigenlijk wil. Hij bemint jehij heeft het mij zelf ontelbare malen gezegd „Tante!" riep Elze ademloos en sprong op. Ik trok haar weer op haar plaats terug. „Maar bij zal zich waarschijnlijk niet lang meer zoo afstootend laten behandelen." ging ik bestraffend voort, „je ziet, bij is van avond al niet op het bal gekomen, als hij nu eens heelemaal wegblijft, dan is dat misschien wrel jou schuld, bedenk dat eens 1" (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1905 | | pagina 1