91
Officieel N ieuws- en Advertentieblad
ISTOUIF
tRaPHIE
voor Overflakkee en Goedereede.
EERSTE BLAD.
IE?
1
Inrichting
bouwerij
ZOON,
5de Jaargang.
Woensdag1 8 Maart 1905.
No. 15.
I Weekblad
kverscbpefli
rsaaniirapii?
I
[au der Plaat,
ïwendige en
3he Ziekten.
»E HAAS, c
sn Gedistilleerd.
[er, brandewijn,
fens, enz. enz
URBOTER
[aatsciiappi],
MMFJLSDIJE.
Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij
Gemaskerd.
i ander niet leest.
en onpartijdig-
ft naet de Beurs.
zijn bezit veilig
an.
is op succes kan
verleidt, integen-
oen controleeren
hen.
fcd
p
I-S
CD
X
0
-s
ï-T"
S
00
CD
Sö
3 2
jtliusianisme.
ran Dam,
Deskundige voor Dames,
feken van 10—10 ure,
aat 10, Rotterdam,
Jteweg.
iddelen voorhanden,
brief.
U
•A
it
I;it66c£'ljarma.
3produotle'a en
■ergpootinffen
billijk.
idellng van
hiedamsche Singel 11,
)ireeteur-Geneeskeer
Or. TEW CATJE.
Fan
iat, Sominelsdijk
ier week prima kwa-
jvleesch verkrijgbaar. {3
InovertrefbaarSaucis-
spiertjes rookvleesch. 63
ïgen geschieden in g
blncr
Iking.
lan'oevolsn
Middelbarnis.
hdel in 13—s
I kwaliteit
Ln van bovenstaande
lefd aanbevelend.
iging van
ji
Goedkoop.
its overal.
JIF, te HELMOND.
IRACHT 136.
tbare gewaarborgde
atschappij in stukken
veder verkrijgbaar bij
I
I
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
Hoofd-Agent voor NederlandC. W. BETKE, Advertentie-
Bureau Mosseltrap 2, Rotterdam.
XTitg-a-ve der
te Middelbarnis
Prijs der Advertentiënvan 1 6 regels f 0,60.
Iedere regel meer0,10.
Groote letters naar plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiën aan.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middeiharnis.
Een nieuwe partij?
Voor eenigen tijd heeft zich in de
Hofstad een nieuwe partij gevormd. Zij
draagt een deftigen naamde Nationaal-
Historische partij. Even deftig zijn de
peetvaders van 't wichtje: jonkbeeren
en baronnen stonden aan zijn wiegske
Nu beboett een jonkheer of baron nog
niet altijd een tegenstander van de de
mocratie te zijn, er zijn voorbeelden
genoeg dat ook in de booge kringen
warme voorstanders van de nieuwere
ideeën zijn. Doch de namen van de be-
schermheeren der jongste staatkundige
spruyt, staan er volkomen borg voor,
dat 't schaapje de democratie van zijn
geboorte af ais gevaarlijk gif zal leeren
beschouwen. Oorspronkelijk schijnt men
dan ook van plan geweest te zijn 't kinde-
kijn bij zijn waren naam te noemen de
conservatieve partij. Doch de vrees, dat
de kiezers zich dan in onverschilligheid
van de jonggeborene zouden afkeeren,
gat aanleiding tot den naamNationaal
Historisch.
Wat is deze partij nu, visch of vleesch?
Staat ze rechts?
Neen, want „zij verwacht den steun
van hen, die zich niet tehuis gevoelen
bij de kerkelijken, omdat deze de ge-
loofsquestie in de politiek willen men
gen."
Ze staat dus links?
Neen, want „zij verwacht den steun
van hen, die zich niet te huis gevoelen
bij de vrijzinnigen, omdat zij daar te
vergeefs naar een standpunt zoeken, dat
het afglijden naar de democratie belet."
Ze staat dus noch links noch rechts.
Ze staat dus buiten de tegenwoordige
indeeling der partijen.
Een indeeling, die de rechterzijde
kunstmatig in 't leven riep, een indee
ling op den grondslag van dr. Kuyper's
beruchte antithese. De nieuwe partij, een
herleving, een herrijzing der oude
conservatieve, komt ettelijke jaren te
vroeg. Als na langen tijd de politieke
verhoudingen de zuivere tegenstellingen
van conservatisme en democratie zullen
JF'JBUIIJZ.ETOJV.
(3)
van Hans Arnold,
door H. ie 1.
Op het kaartje schreef ik eenige gevoelvolle woor
den, waarin voorkwam van opgaande zon, hoogst
aangename begroeting en dergelijke toepasselijkhe
den, waaruit zich niet onduidelijk liet opmaken, dat
ik den aanstaanden tijd genegen en bereid was mij
met lijf en ziel ten dienste van die zon -te stellen
wat ik schreef geleek mij verstandige, dichterlijke
taal. anderen noemden het misschien overdreven
onzin. Als post-scriptnm kondigde ik onder op de
kaart mijn bezoek aan tegen den avond van den
zelfden dagde aanval op het goudvisschelijk hart
moest maar met kracht begonnen worden.
In deze dagen was de geheele stad druk bezig met
plannen maken en voorbereidingen treffen Voor het,
aanstaande gemaskerd '.al. Iedereen was vol geheim-
zinnigheden en had iets te verbergen voor zijn beste
vrienden, vriendinnen, zelfs voor zijn naaste famie-
lie: want niemand wilde zijn eigen masker verra
den en elk wilde toch gaarne achter het geheim van
anderen komen om op den verbeiden avond onder
ernst of scherts waarheden te zeggen welke men in
de gewone samenleving liefst maar zwijgt.
Eerlijk moet ik bekennen, dat ik mij nog weinig
vertoonen, dan pas zou zij de kern kun
nen zijn voor de behoudsmannen tegen
over, de vereenigde democraten.
Doch op 't oogenblik is er slechts
één keus links of rechts. En gegeven
de afkeer der nieuwe partij voor de
democratie en de blijkbare voorkeur
der clericale coalitie voor het conserva
tisme, staat 'tte vreezen, dat de sym
pathie der Nationaal Historische meer
rechts dan links zal zijn.
De oprechte clericale pers.
In Amsterdam is een openbaar onder
wijzer geschorst, omdat hij zich verzette
tegen 't hoofd der school, 't Geval zou
ongeveer zijn geweest als volgt. Op een
morgen komt 't hoofd der school om
kwart voor elf in de klas van den onder
wijzer. Hij zegt dezen, dat hij met de
kinderen buiten moest zijn om te spelen
en verzoekt hem de les te eindigen. De
onderwijzer gaat echter voort. Eindelijk
gelast 't hoofd de kinderen de leien weg
te bergen. Onderwijzer daarentegen be
veelt leien op tafel. Eindelijk 'gaat 't
hoofd heen.
Naar aanleiding van dit feit is de
bedoelde onderwijzer geschorst.
Is de zaak geschied als we hierboven
meldden, dan zeggen we direct: Die
onderwijzer heeft volkomen ongelijk. Hij
heeft zich te houden aan den vastgestel-
den rooster van werkzaamheden en 't
hoofd had volkomen recht hem daarop
te wijzen.
't Ware zeker taktvoller geweest, als
't hoofd den onderwijzer over deze zaak
onder vier oogen had onderhouden.
Doch hoe ook, de onderwijzer had,
als de zaak is, zooals we in de bladen
lezen, volkomen ongelijk. Wat doet nu
echter de brave, vrome Rotterdammer?
(s. v. p. niet te verwarren met de dege
lijke Nieuwe Rott. CL). Wel dit brave,
vrome blad vindt in dit feit, door dien
eenen onderwijzer misdreven, grond ge
noeg voor deze ontboezeming:
„Maar het feit zelf bewijst, met welken
geest de openbare onderwijzers zijn be
zield.
Revolutionair eischen zij gelijkheid.
Ook in de school.
het hoofd gebroken had met het kiezen van een
pak en na de ontmoeting met Elze dacht ik heele-
maal niet aan het feestmaar toen ik dien avond
bij mijn oude vriendin kwam, was er wel voor ge
zorgd, dat mijn geheugen desbetreffende goed werd
opgefrischt.
In de groote woonkamer van juffrouw Van Stet-
tendorp was het tamelijk schemerachtig, de lamp,
welke op de tafel bij het haardvuur stond, was niet
in staat alle boeken van het rnime vertrek te ver
lichten. Toen ik binnenkwam zag ik, zelf in het
duister staande, de welbekende tante en de onbekende
nicht zittende in het helder verlichte gedeelte der
kamer, gebogen over een stapel modeplaten, waaruit
ze de kleederdrachten van Anno zooveel (mijn vriend
zei in allen ernst van Anna Domini, daar hij meende,
dat die Anna de een of andere heilige geweest was)
met zoo veel ijver en oplettendheid bestudeerden,
dat ze mijn komst niet eens schenen bemerkt te
hebben.
De nicht zat met den rug naar de denr ge
keerd maar voor ik den tijd had, de mijn hoofd op
hol brengende vraag, of het mogelijk was dat er
twee meisjes met zulk een prachtig blond kopje in
het gansche land bestonden, te beantwoorden, had
de eigenares van dat kopje zich omgekeerd endaar
hadden we de oplossing.
De nicht en mijn prinses El ze waren een en de
zelfde persoon: de ruiker met de veelzeggende kaart
stond deftig op de sofatafel en was aan het verkeerde
of- net zoo men het noemen wilaan het juiste
adres terecht gekomeD,
Mijn oude vriendin knikte mij verstrooid toe Elze
maakte de mij nog zeer goed bekende, afgepaste
hoofdbuiging; toen de tante mij aan de nicht wilde
voorstellen, voorkwam ik haar door te zeggen
Een hoofd behoefde er eigenlijk niet
te zijn.
En als er nog hooiden zijn, moeten
ze zeker worden bejegend, zooals deze
geschorste onderwijzer dit deed.
Wat zullen zoo de schoolkinderen een
eerbied krijgen voor alle gezag voor
Overheid, voor ouders, voor meester
zeiven
En voor zulk eeD school, waar de
goede beginselen met name door de
sociaal-democraten ondermijnd worden,
zou het Nederlandsche volk moeten front
maken?
Het zal, hopen we, wel wijzer zijn.
Want de openbare school is heusch
het „front maken" niet waard."
Ziezoo, nu weten we het. Eén Amster-
damsch onderwijzer haalt een domme
streek uit, dus de heele openbare school
deugt niet. De brave, vrome Rotterdam
mer onderschrijft nu natuurlijk direct
de conclusie, die wij, in den gedachten-
gang van „de Rotterdammer" zelve
mogen trekken uit de twee volgende
stukjes.
De lezer lette dan eens op het vol
gende:
De deugdzame christelijke kindertjes.
Amsterdam26 November 1904.
Geachte Redactie.
Ondergeteekende vraagt beleefd ee
plaatsje voor het volgende.
In uw hoofdartikel„christelijke stemmen
over Amsterdarnsche schooltoestanden"
schrijft u: „Een vergelijking van de vruch
ten uwer opvoeding (die op de chr. en ka
tholieke scholen) bij de schoolgaande kinde
ren is om u bekende redenen niet mogelijk.
Om bekende redenen, nl., omdat de voor
standers dezer scholen niet gewoon zijn uit
de school te klappen. Om de bedoelde ver
gelijking mogelijk te maken, wil ik nu ech
ter wel eens uit de chr. school klappen:
ik, die een achttal jaren geledc-n aan een
Amsterdarnsche chr. school werkzaam was.
Ik geef het volgende lijstje.
Ie. Den eersten morgen, dat ik aan die
chr. school werkzaam was, betrapte ik in
een klasse van half de dertig leerlingen een
zestal jongens op onzedelijke handelingen.
2e. De wanden der privaten waren ge
woonlijk beknoeid met vuile woorden en
vuile teekeningen.
3e. Een dertigtal jongens de hoogste
twee klassen liepen met donderend la-
„Iu mijn vorig garnizoen had ik reeds de eer.,"
en niet uitgestoken hand, zooals toen pas de mode
werd, wilde ik de* jonge dame begroeten.
Maar zij liet haar beide handen zoo slap langs
het zijden kleed neerhangen, alsof zij niet wist, wat
zij met de sierlijke aanhangseltjes doen moest en
zei met haar heldere koele stem
„Dank u zeer voor uw schoone bloemen, mijnheer
Rotenberg! het was zeerjvriendelijkj van u
Juffrouw Van Stettendorp keek strak en verwon
derd van den een naar den ander en zei
„Wat, u kent elkander reeds?En geen van beiden
heeft mij daar iets van gezegd I1'
Terwijl [ik als geldige reden aanvoerde, dat de
naam van de te verwachten gact mij niet genoemd
was, haalde Elze met een vluchtige verlegenheid de
schouders op.
„Er zijn meer personen van dien naam in het le
ger," sprak zij en meer ook niets.
Intus8chen hadden jutfrouw Van Stettendorp en ik
elkander een blik toegeworpen. Zy verstond uit
muntend deze soort van taal en men kon het haar
dan ook niet ten kwade duiden dat zij den geheelen
avond zeer geestig was, doch voor mij was dat in
zoo verre onaangenaam, dat ik in het geheel haar
opgewektheid niet kon deelen.
„Er schijnt hier een gewichtige conferentie geh .1-
den te worden met de goede fee Mode verhaak ik
eindelijk de drukkende stilte, die op de eeiütc be
groeting gevolgd was.
Elze legde snel de over de tafel verspreide bladen
op elkander.
„Dat zijn dameszaken en u behoeft ons toch op
het bal niet te herkennen, mijnheer Rotenberg T'
zeide zij, nam den stapel modeplaten op en ging
daarmee de kamer uit.
waai en luid schreeuwende van„Sien,Sien
enz." een rechte trap af. Dit gebeurde onder
toezicht van het hoofd der school entwee
onderwijzers. Geen van drieën kon aan deze
scène een eind maken.
4e, Deze kinderen gingen naar de gym
nastiekzaal. Behalve de gymnastiekonder-
wijzer was er nog een collega in de zaal, om
mee de orde te bewaren. En toch was er
een schromelijke wanorde, die les geven
eigenlijk onmogelijk maakte.
5e. Ik vertelde het Pinksterverhaal, Pro
faner dan de menigte die zei: „Ze zijn vol
zoeten wijns", riep een leerling: „Ze had
den een bittertje gezope."
6e. Als de hoogste twee klassen, ten geta
le van een vijftig kinderen, ééns per jaar
in de kerk moesten zingen, waren er vijf
onderwijzers noodig, om, zelfs onder het
spreken van den predikant, de bende in
bedwang te houden.
Ziedaar een zestal staaltjes. Zoo zyn er
nog vele te schrijven in de „chronique
scandaleuze" der chr. scholen. Komt, gij
allen, die in mijn geval verkeert, klap ook
eens uit de chr. school. Dan kan een ver
gelijking gemaakt worden. Voor my is de
uitslag dier vergelykiüg niet twijfelachtig.
De openbare school is ook in deze de meer
dere van de christelijke school.
Het is niet waar, dat gebed en by belsche
geschiedenis en catechismusleeren dejongens
braver maakt. Dat dit wel zoo zou zyn,
klinkt heel vreemd uit den mond van Cal
vinistische predikanten (de redactie van de
Amsterd. Kerkbode). De heeren zeggen an
ders altijd dat de wedergeboorte noodig is
tot het doen van goede werken. En die we
dergeboorte komt toch niet door bijbel lezen,
wel
Nog iets aan het adres van deze heeren.
Is de wanorde op uwe catechisaties nog
niet berucht genoeg? Moeten ook daarover
staaltjes gepubliceerd, om u te leeren, een
wachter voor uwe lippen te hebben.
Ten slotte iets aan de lasterende clericale
pers in het algemeen.
Waarom zyt ge zoo tuk op uitingen als
die in het bekende stuk in het Handelsblad,
terwijl gij gunstige getuigenissen over de
openbare school te Amsterdam, als die van
den heer Postmus, arrondissementsschool
opziener alhier, een der uwen, liefst dood
zwijgt?
Dankend voor de verleende plaats in uw
kolommen,
Een gewezen onderwijzer aan een
zoogenaamde chr. school
(De Bode van 2 Dec. 1904)
Mijn vriendin zog mij nu doordringend aan, ik
zou zeggen dat haar oogen echte Röntgenstralen op
mij wierpen, als men die dingen in dien tijd al ge
kend had, toen zeide zij, als antwoord op mijn on
uitgesproken vraag
„Ja beste jongen l dat is een eigenaardige geschie
denis Het meisje bevalt mij, ze bevalt mij zelfs
zeer goed, maar het is een koel heksje, en ik heb
in de drie dagen, welke, zij nu hier is, nog maar één
enkelen keer, en dat was vandaag, gelegenheid ge
had mij over haar te verwonderen, wat anders, als
meneen achttienjarig meisje zoo lang in huis heeft,
veel eerder en veel vaker gebeurt."
„En waarover heeft u zich verwonderd, tante?"
vroeg i£dien naam gaf ik baar reeds lang.
„Over de sombere uitdrukking van— ik had bijna
gezegd, van veraebtelijken toorn, waarmede onze
juffrouw heden den bouquet in ontvangst nam en
ik mij in bet geheel nietthans wel wat beter, en
niet tot uw nadeelverklaren kon," voer juffrouw
Van Stettendorp in vliegenden haast voort, steeds
het oog gericht, op de deur, waardoor de besprokene
ieder oogenblik verschijnen kon.„ik weetniet, recht,
hoe ik mij uitdrukken zal."
„Dat overkomt u anders niet dikwijls, tante!"
wierp ik haar lachend tegen. Zij dreigde mij met den
vinger.
„Geestig!" spotte zij, „maar weet u Rotenberg!ik
heb een gevoel, alsof zijindien het mogelijk ware
jaloersch op zich zelf, op die onbekende was, wie
zulk een effect— en gevoelvolle welkomstgroet, als
een bom voor de voeten geworpen werd. Want toen
ik haar vroeg: Nu, wat zeg je wel van mijn galan
ten pleegzoon, den luitenant Rotenberg? toen kwam
weer die toornige trek over haar gelaat en zij ant
woordde (Wordt vervolgd)