Nieuws- en Advertentieblad
Officiéél
Linatiek
beenen
lonfectie
voor Overflakkee en Goedereede.
EERSTE BLAD.
5de Jaargang.
Woensdag 1 Februari 1905.
No. 10.
r pot 35 ct.,
1,20 en f 2.50.
|ie Boekhandel,
Middelharnis.
Vaste Goederen, enz.
SCHOTTEN
LSCREHIET
D
Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij
feuilleton.
Vleugellam.
h swmbscs asssre
J. DEN OUDEN, Schie"
rerdam, verklaart dat
en lijdende is geweest
de beenen, zoodat zij
rich niet kon bewegen
bed niet. kon in- of
aar door het gebruik
otjes Kloosterbalsem
hulp zich kan be-
'ERB ALSEM Klooster
geneest oude en
ien, brand- en snij-
imatiek, kneuzingen,
de ledematen, ver-
ndenpijn, pijn in den
ekkingen, winterhan-
rvoeten.
Heen de echte Kloos-
eest, deze is kenbaar
>n band om den pot,
randteekening L. I.
irdam, voorkomt, alle
raak.
r bij Djjkenm A Doorn-
slsdijk, L. WZa&jjeT
en A. L. Hobbel te
lis en Sommelsdijk.
"cnrius",
ITTEKDAM,
1.1s eerste en tweede
•feni.ssen, vruchtgebruikers
|nz.
fCREDIET
bil.
Jvaste goederen,
lichte Levensverzekering,
aan het Kantoor
Int. Telef. 37 68. - Rotterdam
van Dam,
Deskundig» voor Dames,
preken van 10—10 ure,
raat 10, Rotterdam,
Icheweg.
I middelen voorbanden,
k per brief.
IfMNMmSi
aison alweder
loop ik dat U zal aatv
j Die. Dienaar,
k AGENS.
w
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG.
Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50.
Afzonderlijke nummers0,05.
Hoofd-Agent voor Nederland: C. W. BETKE, Advertentie-
Bureau Mosseltrap 2, Rotterdam.
"CTitg-a/ve cler
te Middelharnis.
Prijs der Advertentiënvan 1—6 regels f 0,60.
Iedere regel meer0,10.
Groote letters naar. plaatsruimte.
Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend.
Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux
nemen Advertentiën aan.
Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis.
Aan de kiezers te Stad, Bommel
en Ooltgensplaat.
De Heritemming ia dea Briel.
Door toevallige omstandigheden (het
afspringen eener afspraak omtrent een
extranummer) bleef bij de stemming in
het district Brielle voor den zetel van
llr. Goekoop een bespreking der candi-
dateninonsbladachtervvege. Wij haasten
ons bij de aanstaande herstemming ons
verzuim goed te maken.
De strijd gaat tusschen den heer Rood-
huijzen, den candidaat van alle vrijzin
nigen in het distriet en den heer Vegtel.
De eerste had bij de eerste stemming
een voorsprong van 300 stemmen op
den kerkelijken candidaat. Die gunstige
uitslag is bemoedigend voor de herstem
ming. Maarmen vergete toch
vooral niet, dat de kerkelijken alles
zullen doen om hun candidaat te doen
zegevieren.
Geen onzer geestverwanten in't dis
trict mag thuis blijven. Geen mag ont
breken bij de stembus. We erkennen
gaarne de bekwaamheden van den heer
Vegtel, doch we kunnen er dadelijk
ij voegen do heer Roodhuijzen is een
en volle waardige tegenstander. Hij
iemand van vooruitstrevende begin-
elen, een begaafd en goed onderlegd
preker, een onvermoeid kampvechter
oor de vrijzinnige beginselen.
Hij zal pal staan voor onze openbare
ichool, is een krachtig voorstander van
lociale hervormingen, een erkend tegen
stander van het Tariefontwerp, dat zwaar
zal drukken op de kleine luyden. Hij
zal, waar de kerkelijken hun candidaat
een waardig opvolger noemen voor mr.
Goekoop, zeer zeker een nog waardiger
opvolger van mr. Goekoop zijn. Want
^Goekoop en Roodhuizen staan beiden
op den vrijzinnigen grondslag. En juist
daarom is niet de heer Vegtel, doch
de heer Roodhuijzen de aangewezen
opvolger van den heer Goekoop.
Komaan, mannen, nog eenige dagen
hard gearbeid. Flink in 't vuur, dan
van Hans Arnold,
I'D door H. te M.
!roeg het haar' toen zij met bear stil, vre-
E&S-w'jaar°P de gewone |kalme, „echte uit
kwam.. u ezen stond' de kamer Ginnen-
ILoag ,k Get Gaar en zij antwoordde terstond,
f En waarom "??.ar een °°aenb!ik te bezinnen
Wnï V?arom '8 hij nog niet hier
Zeeslot naarZeio li ™iddag droegen wij hem naar
legen 'arhtert P^ote, heldere, op het zuiden ge-
ln*m*sen der zpp1.?!'! raar zeIt"s hij ruw weder het
leehoord w»r'e ecbtB nauwelijks als uit de verte
ifonneschijn géilr'dpr en S,Ch2°.ne dagen lavendel en
lin en uitvlogen! de bijen rn yIinder9 dartel
Ibinnen rïen A W"'k" j"1 'e l>ed en toen ik Annie
Iverwoest voort"'t IJ den aanblik van zijn veranderd,
léSvoiie oolo°men' zij!" kokende bont en zijn
■eenvoudig liefi VZ?° rU8'1Si 200 stil bleef, zich zoo
|han„d00ple^0e™Jo°r" hem heenboog 'en hemde
kan de zege zijn voor den candidaat,
dien wij U ten zeerste aanbevelen
Voor den heer A. Roodhuyaen, den
candidaat van alle vrijzinnigen in het
district Brielle.
Wie 't ieder naar den zin zou maken
Kwam nimmer met zichzeiven klaar.
Een oud verhaaltje vertelt van een
vader en een zoon, die op weg gingen
met een ezel. Voorbijganger no. 1 maakt
aanmerking, dat de zoon op Grauwtje
zit. De zoon staat zijn plaats aan vader
af. Voorbijganger no. 2 berispt den oude.
Beiden gaan op den ezel zitten. Voorbij
ganger no. 3 toont zijne verontwaardiging
daarover. Vader en zoon gaan thans den
ezel dragen.
Aan die geschiedenis dachten we on
willekeurig, toen we de groote bladen
nalazen op hetgeen zij te vertellen had
den omtrent de coalitie tusschen V. D.
Bond en L. Unie. Het is inderdaad een
vermakelijke bloemlezing.
Het Roomsche Centrum zegt, dat de
„vrijzinnig democraten het meest hebben
moeten toegeven."
De Standaard meent ook, dat „de L.
Unie victorie kraait."
De Christen-democraat daarentegen
vindt, dat „het blancoartikel te accep
teeren, voor de L. U. mannen een daad
van moed was."
Het Handelsblad zegtDe leus „een
blancoartikel" blijft, onder de tegenwoor
dige omstandigheden, alleen voor de
vrij zinnig-democraten oprecht."
De Nederlander vindt de coalitie „on
oprecht."
Zeg nu eens, lezer, of het met het
oordeel van de tegenstanders niet precies
staat als in 't verhaaltje.
't Grappigst is het oordeel der clericale
bladen, zooals Gentrum, Standaard en
Nederlander. De oolijkerds weten wel,
dat dr. Kuyper een heele kleerkast vol
met „oude plunje" moest opbergen om in
het coalitiejasje te kunnen verschijnen. Ze
weten wel, dat dr. Kuyperaltijd geijverd
heeft voor huismanskiesrecht, artikel 80
der Grondwet een „wetgevend schandaal"
noemde, geen sociale hervormingen mo
gelijk achtte, alvorens dekiesrechtquestie
werd opgelost. Ze weten wel, dat mr.
stille, vermoeide berusting, toen ging ik getroost mijn
weg, ik wist hem in goede banden.
De storm had buiten uitgewoed, als een verscheurd
kleed dreven de wolken, waartusschen het helder
blauw zich reeds begon te vertoonen, langs den he
mel. De zon brak door en alles zag er weer stralend,
frisch en heerlijk uit. De natuur had haar woesten,
zwaren strijd gestreden en zij had toch haar jong
schoon aanzijn behouden, geen spoor van verandering
had die kamp achtergelaten, terwijl wij menschen,
arme schepsels van het oogenblik, iederen versnelden
polsslag moeten betalen met een deel onzer krach
ten, met ons bartebloed.
Ik ging naar de villa Bella. De generaal en Sinaïde
zaten in de geopende voorzaal, waarin ik de eerste maal
Allan tegenoveT dit schepsel had aangetroffen. Zij
schonk juist met al haar katachtige gratie voor haar
grootvader thee in toen zij ray zag, lachte zij mij
zoo onbevangen, zoo stralend van geluk toe, alsof
er nooit iets onaangenaams tusschen ons was voor
gevallen.
„He! dokter! waar heeft u zich zoolang verscho
len?'' riep zij met haar liefelijke stem. „Wij waren
ten zeerste verlangend uw ernstig gezicht weer eens
te zien! Niet waar, grootvader?"
De oude heer, die zijn stemmingen bewust of on
bewust altijd naar de hare richtte, begroette mij ook
vriendelijk en wees mij een stoel naast zich.
Ik dankte daarvoor kort en bleef staan. Ik was Jin
de eerste oogenblikken niet in staat een woord uit
te brengen, ik had haar kannen vastgrijpen en weg
slingeren als een schadelijk dier haar schoonheid
had alle macht over mij verloren Iets daarvan moet
in mijn oogen te lezen geweest zijn, toen ik zoo voor
haar stond.
Toen het zwijgen voortduurde, sprak de generaal
Lohman van dat huismanskiesrecht niets
moet hebben en dat de electorale questie
netjes weggemoffeld is, omdat de tegen-
stander van huismanskiesrecht mr.
Lohman en de voorstander dr. Kuyper
gecoaliseerd zijn. Maar nu de L. Unie
een ietwat sneller tempo op den marsch
aanvaardt en de V. D. Bond de vaart
ietwat vertraagt, is die coalitie onop
recht en wat dies meer zij
We zullen de beschuldiging gelaten
dragen. In de critiek schemert te zeer
het onvermogen der tegenstanders dooi'
om beginselverzaking te kunnen consta-
teeren. De Standaard heeft er al weer
wat anders op gevondenhet roode spook.
Dit beestje heeft bij de Statenverkiezingen
zoo perfect dienst gedaan, dat het te
voorschijn wordt gehaald om de vrijwel
ledige kar van dr. Kuyper en Rome in
1905 als eerste aan het eind der politieke
renbaan te brengeD. De Standaard
schaamt zich zelfs niet van ons coalitie
program te zeggen „Het program voor
de concentratie (samenwerking) alleen,
niet voor de stembus."
Uit een dergelijke critiek blijkt te
duidelijker, hoe de huidige Standaard
een program verstaat.
Zonder twijfel is het de lijdensgeschie
denis van haar eigen coalitieprogram in
1901, die het blad in deze woorden
neerschrijft. Verklaarbaar wordt het
daardoor, dat geen ministerie zoo on
vruchtbaar bleek als 't clericale minis
terie van Dordt en Rome. Verklaarbaar
ook, waarom de paradepaarden als ouder-
domspensioneering, Leerplichtwijziging
enz. reeds rinkelbellend voor de cleri-
calepers rennen. Het zijn lokmiddeltjes
voor de „concentratie" der kiezers op
de clericale candidaten.
De Standaard gaat verder als volgt
„De leuze is tegen de Glericalen, tegen
het calvinistisch Kabinet, tegen Kuyper.
Indien de Standaard dit meent te moe
ten schrijven, moet het blad toch wel
overtuigd zijn, dat, het Kabinet Kuyper
het bont heeft gemaakt. Nu geven wij
dat gereedelijk toe. Hetondervvijsontwerp
met zijn bevoordeeling der kerkelijke
scholen zonder eenigen waarborg voor
goed onderwijshet tariefontwerp, dat
van de „kleinen"' neemt, omdat de ker
kelijken de „grooten" blijkbaar niet aan-
verlegen iets van sigarenhalen en verliet het vertrek.
Wij bleven alleen.
Zij trad dicht op mij toe, zag mij in de oogen en
sprak op vleienden toon
„U is boos, omdat ik gisteren uw vriend wat hard
aangepakt heb' Maar wat zou u dan willen Het is
mijn schuld niet, het is mijn ongelukkig gesternte
Als kind wierp ik mijn poppen ook drie dagen na
dat ik ze gekregen had in een hoek. Ik was zoo
afkeerig van hem geworden, hij nam het zoo verve
lend ernstig op
Ik zag haar somber en dreigend aan.
„Ik heb een opdracht aan u," begon ik kort en
norsch, „ik moet u inzijn naam iets vragen Zeg
mij eens, heeft u in ernst nooit iets met hem op
gehad?"
Zij kneep een oogenblik de oogen dicht, als moest
zij zich bezinnen.
„O ja!" izeide zij toen geheel onbeschroomd, „in
het begin. Hij was heel aardig, zeer beminnelijk zelfs;
Ik heb hem ook werkelijk liefgehad, wel twee dagen
lang I"
„Twee dagen!" sprak ik in mij zeiven, „dat is al
een zeer lange tijd
De generaal kwam binnen en bood mij een sigaar
aan, welke ik weigerde. Ik wachtte of niet een van
beiden zou vragen, hoe het met hem ging maar toen
dat niet gebeurde en zij een alledaagsch gezelschaps-
gesprek wilden beginnen, verhaalde ik kort, zonder
veel uitweiding of naar mooie woorden te zoeken, wat
gisteren voorgevallen was, dat-hij veel bloedverlies had
gehad, nu zoo goed als stervende lag en dat zijn leven
nog slechts enkele uren of dagen kon duren.
De oude heer, het moet tot zijn eer gezegd wor
den, werd bleek en ging een paar maal haastig het
vertrek op en neer hij zag met schuwen blik naar
durven de allertreurigste Drankwet met
zijn tallooze plagerijen, het beruchte
Postwetje, dat in handen van een be
krompen ambtenaar een wapen tegen de
vrijzinnigen kan worden de millioenen
voor snelvuurkanonnen en de nog weg
te smijten millioenen voor pantsersehe-
pen en nieuwe gewerendat alles ver
klaart de vrees van de Standaard zooals
het blad die te kennen geeft in zijn
aantijgingen.
Een reden te meer voor ons om door
krachtige aaneensluiting te trachten bij
de aanstaande Kamerverkiezing de reac
tie te stuiten.
Hoe aanvaarden wij het blanco
artikel?
Men heelt in het blanco-artikel een
middel gezien om alle vrijzinnigen onder
één hoed te vangen. Zij, die dat meen
den, redeneerden aldus: „Door grond
wetsherziening kan men art. 80, dat
aan 't verkrijgen van 't kiesrecht zekere
eischen stelt, doen vervallen en de rege
ling van 't kiesrecht aan den gewonen
wetgever overlaten. Daarmee is dan
voldaan aan den eisch van de coalitie
der V.-Democraten en de Liberale Unie.
Geen enkel liberaal behoeft daarop tegen
te zijn. Want uit de grondwet de hin
derpalen tegen algemeen kiesrecht weg
nemende, verklaart men zich nog niet
voor 't algemeen kiesrecht. Die questie
komt pas later aan de orde en dan
kan elk zijns weegs gaan."
Die redeneering volgende, kan men
toegeven, dat alle liberalen onder deze
leus zouden kunnen samengaan.
Ware dit echter werkelijk de beteeke-
nis van het blanco-artikel, wij zouden
zeer|zeker erg vijandig tegenoverstaan.
Wij zouden de overwinning bij de
stembus van 1905 niet willen, indien
zij moest voortkomen uit een huwelijk
als dat van de calvinisten en katholieken,
een mesalliance van democratie en con
servatisme, waarbij de democratie even
zeer al haar rechten verloor als de ge
huwde vrouw in het burgerlijk wetboek.
Voor zoo'n onnatuurlijkheid, al bezor-
de ze dan in 1901 de zege aan de
clericalen, passen wij.
Voor ons staat op den voorgrondde
zijn nicht, die hij aanzag alsof bij voor haar bevreesd
was.
En zij? Zij zeide„Ach, dat is zeer treurig, dat
doet my waarlijk leed Niet waar, grootvaderwij
zullen van middag onzen rijtoer een anderen kant
uit maken, niet langs Zeeslot, het zou den armen
mijnheer Van£Senden kunnen hinderen, en wij willen
hem toch in het geheel niet storen
„Uw goedheid en voorzichtigheid is bepaald on
eindig groot, genadige damesprak ik op sarcas-
tischen toon en verwijderde mij,
Ik was nauwelijks over den drempel, of ik zei in
mij zeiven, maar zoo hard dat ik er van schrikte,
want zij moest het gemakkelijk kunnen hooren „En
dat om dieen daarmede was dit hoofdstuk van
onze geschiedenis geëindigd.
Zij was Allans baan gekruist als een komeet, die
baar prachtvollen, vurigen staart achter zich sleept,
verwoestend wat op haar weg komt, en dan weer
voortijlend ln de oneindige ruimte om elders,nieuwe
vernieling te weeg te brengen. De natuur heeft
stellig zulke elementen noodig, anders zoudenjze ze
ker niet bestaan.
Na fweinige dagen stond de villa Bella leeg: in
een open rijtuig reden de bewoners weg: de groote
gele hond draafde met buitengewoon groote. spron
gen om liet voertuig, toen het voorbij Zeeslot reed
en Sinaide lachte als dol om het dierdat is het
laatste wat ik van haar gezien of gehoord heb.
v(Wordt vervolgd)