Aan de Lezers. Binnenlandsch Nieuws. Ik zit hier zoo korte by t viertje. Ik hoare al zoo roar de kastajjers knappe. Hei-je al 'n clubje, uut- breie dan, zoo hard, als je maar kan. Want, van de zeunier zalle ze 't 's init een aore probbeere. Dat Mze al voor de earste stemming gezeid! Oppassen is de boo'schap. Nog eens m'n vriendeliken dank En 110e de Stattenaers; Ik weet -twel, jule hftn allemaele je'n best gedaen, maar je bint op 't ouwe punt gebleuve, ik bedoele onder je „eigen volkje". Dat had 'k noe niet verwacht. Stadje stieng vroeger altijd bekend om z'n vryzinnige beginsels, en noe, noe zit 'tin de pit. Ik begrype wel,hoe't meugelikis. Ast'n haen van kde ouwe wurft mag geen kraoie op de nieuwe erve, en as dan de haentjes van t'leste plekje aok op 't earste magge komme, noe dan is 't gean woender, dat de hoenders aok oender mekaore leven. Of noe al de eitjes wel in 't eige kot komme Noe, k weet het niet, maar 'k zou zoo dienke van niet Een minke goeje legsters lift, in 'tkot op de nieuwe wurft geleid. Noe, Jas 't op '11 broeien gaet, zulle der wel raore tieten van komme. Vroeger hield de haen van de ouwe wurft z'n hoenders by m'n kaore en 'tgieng moai, maar 110e is dat uut. Waerom toch zou i dat doen? Daer zit zeker wat achter, maar wat, dat zalje noait te weten komme! Ik lift nog altydhope, dat de hoenders van de ouwe wurft, vóór het te laete is, begrype zalle „Beter ten lialve gekeard, dan ten heale gedwaeld. Gelokkig, as 'tzoo mag gaen! Dat ik in m'n knolletuun bin, dat vat-jeenm'n staetkundige vrinden by jule dat spreekt van zeivers. Maar noe is die geschiedenis voorby en noe bin m'n allemaele weer Nederlanders Dat hoort zoo Ikgroete jule allemaele! oar!| En joe m'n hear de Reddakteur, joe groete ik aok. Wi'je nog wat van rnyn hoare, welnoe je, weet, waer ik «eun. Ik danke je aok as je dit gepeuter afdrukke wil. Ik geve joe 'n hand en zegge: „Noe 't beste hoar!" Ik bluve der tiots op te wezen Een geboren Flakkeeënaer J. d. W. v. M. Goedereede, den 11 Februari 1905. Aan CRITICUS Aanvankelijk was het mijn voornemen, niet te repliceeren op het ingezonden stuk van Criticus, ver mits het onderschrift van de Redactie van het Week blad „Vooruit" reeds eene beknopte en voldoende beantwoording gaf. Doch bij nadere overdenking achtte ik het wen- schelijk, den inhoud van het hoog-beschaafde stukje niet dood te zwijgen. Ter zake dan Allereerst het punt omtrent den dijkgraaf van den „Grooten Zuiderpolder," Hoe durft Criticus de handschoen opnemen voor den dijkgraaf, die in gebreke bleef, zich te begeven naar de bedreigde punten tijdens dien critieken, hoo- gen waterstand Het moet aan vriend Criticus, die zóó met alles haarfijn op de hoogte is, óók bekend zijn, datj zelfs de dijkgraaf van den bewusten polder, de heer T. Lodder Czn, zélf getuigde, dat het zijn plicht was, aldaar tegenwoordig te zijn, om zijne bevelen te geven Raadselachtig genoeg bleef hij toch absentl Dat de heer P. van der Wende Tz. de polderop zichter op zijn post was, behoeft Criticus niet te herhalen, zulks heeft ondergeteekende reeds vroeger medegedeeld. Intusschen, eene schoonere bevestiging van mijn bericht kan voorzeker niet geleverd worden, dan Criticus' en zijn ingezonden stuk heeft gegeven! Waar haalt vriend Criticus toch de geleerdheid vandaan, dat de polderopzichter de plaats van dijk graaf inneemt Wêl was de heer T. Lodder Czn als dijkgraaf aan wezig bij dc inwijding van het nieuwe Raadhuis te Ouddorp, waar niet zijne taak hem riep, tot behar tiging van polder belangen, doch waar champagne en andere wijn gratis werd uitgedeeldaldaar schitterde de polder-opzichter door afwezigheid. Omtrent de al- of niet-benoeming van den heer A. J. van Vessem tot burgemeester wil ik vriend Criticus de zaak eens onder eene nadere beschouwing stellen. U zult toch niet meenen, dat die heeren, die niet geteekend hebben voor den heer Van Vessem, zóó danig aan grootheidswaanzin lijden, dat zij zich in beelden, dat wanneer zij medegeteekend hadden, de benoeming overeenkomstig hun wensch zon hebben plaats gehad? Intusschen, die benoeming is gebeurd, Tevens kan ik hierbij voegen, dat het genoegzaam bekend is die het nog niet weten, kunnen het hij deze lezen dat de heer Van Vessem onverzette lijk is gebleven, hoe daarop ook werd aangedrongen zich te begeven naar den Minister Kuyper, noch om den steun in te roepen van de heeren Goekoop, De Wilde, Pornpe, Vegtel e. a. De heer Van Vessem was en bleef van gevoelen, dat daarvoor alleen de HoogEdelGestrenge Heer Commissaris der Koningin in deze provincie de .aangewezen autoriteit was en niemand anders. Wat aangaat het succes met het aanbieden ter teekening der lijst, vriend Criticus, laat ik in deze gaarne aan het oordeel van het denkend publiek over. Laat mij intusschen mogen opmerken, dat van de 180 kiezers in deze gemeente een 140-tal geheel vrij willig, zonder eenigen aandrang, het adres hebben on derteekend. Is dat geen succes Vriend criticus, kent u in deze gemeente ook 140 kiezers van 16- tot 20-jarigen leeftijd Tegenover de vraag, of de heer Den Eerzamen ge schikt is, om lid van den raad te worden, wenschte ik aan criticus slechts deze wedervraag te stellen, of de liberale candidaten Joppe en Redert minder kundig zijn? Doch over de meerdere of mindere bekwaamheid loopt het niet! Snapt vriend criticus dat niet? Wat verder betreft de vraag, of ik het bericht, al dan niet zou ingezonden hebben, indien die vier heeren geteekend hadden, och die naïeve vraag be antwoordt zichzelve. Daaruit spreekt toch geen zelf verwijt voor u Maar, manneke, over draaimolens gesproken, hoe veel personen zitten niet dagelijks in onzichtbare draai molens buiten kermissen en dergelijke gelegenheden waar door veelal dwaze gedachten in hun brein ontstaan Neen, dan maar beter openlijk in den draaimolen gezeten, geplaatst bij gelegenheid van kermis of an dere festiviteiten voor het aangezicht .van allemen- schen 1 Intusschen vriend criticus, zijn dievier [heeren niet onderteekenaren van het adres voor den heer Van Vessem bekende tegenstanders van^het gebruik ma ken van draaimolens enz.? Ondanks uwe meesterlijke opmerkingen in uw schrijven omtrent de meesterlijke hand mijnerzijds, waarvoor ik criticus ten zeerste mijn innigen dank betuig, wilde ik vriend criticus even er op wijzen, dat toch al dat fraaie nieuws nauivkeurig door u schijnt te worden gelezen, want u ia zoo met alles op de hoogte. En verder, ik ben het met manneke eensalles moetj geleerd worden, zelfs ook het opmaken van een bericht over het springen in een regenbak maar, o neen, dat waren familieomstandigheden, nietwaar, vriend criticus Evenwel kan ik manneke criticus ook nog anacre voorvallen uit deze gemeente weergeven, die door mij niet zyn ingezonden ter opname in dit blad informeer maar eens bij de Redactie, vriendje Kieschheidshalve, zoolang het kan, zftl ik namen van de daarbij betrokken personen achterwege laten, doch ongetwijfeld zal criticus daarmede wel bekend zijn, en zoo niet, dan toch zijn verder gezelschap of diegenen, die hem behulpzaam zijn geweest bij het bijna uit de oudheid oprakelen van zijn vermeend nieuws. Laat ik u dan mogen mededeelen, dat door mij opzettelijk, zonder in deze door familie-omstandighe den te zijn weerhouden, niet ter opname zijn aan gebodenhet brute, drieste optreden van een jonge V ling, ongeveer van mijn' leeftijd, zoon van een zeer welgestelden landbouwer bij gelegenheid eener straat ruzie tegenover een door hem te eerbiedigen persoon wegens hoogen leeftijd Vooral zal criticus (c.s.) die zóó goed op de hoogte is, ook wel weten het onlangs voorgevallene in de Pieterstraat van den zeer onliebbely ken woesten uit val, die aldaar plaats vond, doordienden fietsrijder van zijn rijwiel viel. Dat waren toch geeu familie omstandigheden Ik zou nog meer dergelijke staaltjes kunnen aan halen, doch ik zaluwe maag niet overladen, manneke Intusschen nog een woordje Indien de berichten u (niet aanstaan, geeft u, vriend criticus, dan een nieuw blad uitdat zal dan voorzeker klinken als eene klok, waarin niets dan leugens o ..neen waarheden worden opgenomen. Zulk een blad zal voorzeker met genoegen worden ingekeken Vervolgens geef ik de Redactie de verzekering, dat ik op den bestaanden voet zal blijven voortgaan, nieuwstijdingen in te zenden, tenzij criticus door middel van zijne meesterhand het gordijn iets hooger laat opgaan, opdat ik nog nadere beschouwingen van hem moge lezen, welke mij bewijzendat ik mis ben geweest. U. M. de Redacteur dankend voor de verleende plaatsruimte, Uw Correspondent. Naschrift. Ten slotte, Criticus, zooals gij u noemt mijn waarde, ik raad u aan, kiest fluks een ander masker, want vriend criticus heeft geene critiek gele verd. Uw eersteling is eene onvoldragen vrucht! Hoogachtend, Als boven. Dirksland, Febr. '05. Aan de Redactie van „Vooruit" Verzoeke voor onderstaande een plaatsje in uw blad. Naar aanleiding van uw artikel, getiteld: „De so ciaaldemocraten te Brielle" wensch ik eenige op merkingen te maken. U stelt daar de vraag: Wat hebben de sociaaldemocraten bij de herstemming ge daan. Deze vraag is nogal gemakkelijk te beantwoor den. In de eerste plaats, wanneer men den uitslag der verkiezing, n.l. het stemmencyfer van lestemming en herstemming met elkaar vergelijkt, waaruit blijkt, dat precies de 290 stemmen van Hermans zijn over gegaan op Roodhuyzen. En in de tweede plaats kan men weten, dat, nadat de distriktsfederatie der S. D. A. P. in het distrikt Den Briel besloten had, zich van stemming te onthouden, zij op raad van het partijbestuur dftt besluit heeft vernietigd en den partijgenooten en geestverwanten heeft verzocht, bij de herstemming Roodhuyzen te stemmen. Deze advertentie heeft in een later nummer der Brielsche Courant gestaan, volgens „Het Volk." U schrijft wel over hetgeen „Het Volk" van 2 en 3 Februari mededeelt, doch niet wat in het nummer van 4 Febr. staat, n.l. over die bedoelde advertentie. De houding der sociaaldemocraten is bij de a.s. ver kiezingen dezelfde als verleden jaar bij de staten verkiezingen, n.l. om bij herstemmingen den candi- daat der vrijzinnigen te steunen en in distrikten, waar geen sociaaldemocraat kandidaat gesteld wordt, bij eerste stemming dezen steun te verleenen. De sociaaldemocraten in den Briel hebben zich dus wel degelijk aan het besluit van het partijbestuur onderworpen. Met dank voor de plaatsing V. te D. Mijnheer de Redacteur! Nu ook de heeren A. Struik en J. Vroegindeweij bij gebrek aan betere argumenten waarschijnlijk hun toevlucht nemen tot persoonlijke beleedigingen van schrijver dezes, zal ieder fatsoenlijk man be grijpen dat verdere polemiek onmogelijk is. Wij hou den ons nu eenmaal in dergelijk gezelschap niet op. Voor de eer van den Flakkeeschen landbouw dien wij in menige omstandigheid hebben leeren hoog achten - erkennen wij gaarne dat voornoemde hee ren ook niet door hen als hunne woordvoerders wor den aangezien. Slechts willen wij er op wijzen dat volstrekt on waar is hunne bewering „dat die (welke?) meest on billijke bepalingen van het contract door ons zou den zijn „geformuleerd." Wij hebben geen enkele bepaling geformuleerd. Wij stemmen steeds voor den hoogstmogelijken prijs dien dan de omstandigheden toelaten, en houden ons daar dan aan. CT dankend voor de verleende plaatsruimte, ver blijven wij Hoogachtend De Zuid-Hollandsche Beetwortelsuikerfabriek A. J. 7. d. SMITS. Oud-Beierland, 11 Februari 1905. Stad aan 't Haringvliet, 13 Februari 1905. Geachte Redactie\ Met de plaatsing van onderstaande regelen zult IJ ons zeer verplichten. Wij betuigen U bij voorbaat dank. Als leden van het stembureau bij gelegenheid van de herstemming op 3 Februari j.l noemen onderge- teekenden den iDhoud van het ingezonden stukje uit deze gemeente, voorkomende in Uw blad van 8 dezer, no. 11, laster en geheel onwaar. Den naam door den onderteekenaar gekozen achten we daarom zeer juist. STERK. J. V. D. GEVEL. I. VAN ES. Rijmbrief eens leerlings des principieelen Instituuts voor Ge wetensdwang aan de kweekelingen der indifferente Universiteiten. Hoort m'aan, o lieden, want mijn zangen Zijn schoon door 'themelsche verlangen, Dat in mijn ziele blaakt en bruischt En alle booze driften kuischt, Ik ben een leerling van de Vrye, Van Woltjer, dien ik benedije, En van de andere professoren Die tot Calvinus' secte h00ren. Hoort m'aan het kan uw redding zijn, Want zondaars zyt g' - en ik ben rein. Ik zing u van de liberalen, Die immer, immer dieper dalen, Ik zing n van d' ontzinde rooden, Die elke kiem van vroomheid dooden, Ik zing u van de Roomsche heeren, Die w' eenmaal zekerlijk bekeeren, Ik zing u ook van Anema. Den dichter zonder wederga, Doch in 't indifferente heden Eerst u herdacht, o vroom verleden. We kenden eens een schoonen tyd, We werden eens alom benijd, Toen zaten alle kerken stopvol, Toen hingen alle galgen propvol, Jaap Ruijsdaal stierf in 't armhuis toen, Aart van der Neer kon nauw zich voên, Een plaatsje aan den lommerd maar Kreeg Vondel toen, de rijmelaar, Doch groote Cats was grondbezitter (Den dichter meen ik, niet de bitter). Nu, laoy, is liet droef en duister, Toch juichen we, want nieuwen luister Brengt eerlang Kuyper's hoog bestuur Dftt was een uitverkoren uur, Toen bij eer. needrig Ohristenzoon De eerste raadsman werd der Kroon. Sinds lieeft de werkman pensioen, Sinds mag geen Atjeh-krijger woèn; Sinds drukt belasting slechts de rijken, O Kuyper! wie zond' u gelijken. Doch ach, daar is nog stof tot klagen, Want is het ongeloof verslagen Het heeft nog steeds zijn professoren, (Die lielletaals-commentatoren) Het heeft nog steeds zijn kamerleden (Korts is van Houten opgetreden). ITet heeft nog zijn privaatdocenten, Die weeklijks revolutie venten, Nog wordt door menig paganist Beweerd, dat Bakhuis zich vergist. Wie Bakhuis op zijn bakhuis slaat, Die Roozeboom, die heerlijk staat, Temidden van de populieren, Die in 't onkerkscben bodem tieren, (De vroede leeraar hoe verbreidt Zijn vroomheidsgeur zich wijd en zijd!) Wie zulk een man durft molesteeren, Dien zal de Duivel mores leeren. De hel brandt fel, de hel brandt fel. Professor Boer, bedenk dit wel. Borgesius en van der Vlugt, (Al zijn z' als redenaars geducht) Hoe dwalen z' af in 'tongewisse' Hoe straalt veel schooner onze Wisse! Dat is een dienaar naar den Heere, Die houdt het rein geloof in eere. Ook u belichte Fauna's lamp, Mijn goede, groote Bru'mmelkamp En u, onz' eerste martelaar, Sybrandi! Kuypers steunpilaar. De Marissen zijn Libertijn, De Mesdag's konden vromer zijn, Van Breitner zegt de booze spraak „Hij steekt met Sanct Calvijn den draak," Jan Veth is vriend van Pieter Tak, Van Looy heeft aan den godsdienst lak, Verwey, Kloos, Gorter en van Eden Leven alleen voor 't zondig Heden Zijn dat de ware kunstenaars Ki Seerp Anema, dat is wat aftrs. Als Troelstra eens tot Petrus komt, Dan zegt d'Apostel wis terstond: „Wou jij hier in den hemel komen, „Bij al die lieve, lauwe vromen, „Bij al die brave Calvinisten, „Jij, leidsman van de Paganisten?" Hij grijpt hem aan en werpt hem snel Tot in de diepten van de hel. Daar moet hij eeuwig, eeuwig branden, Het doet me nu al watertanden! En zoo vergaat het al degenen, Die hunne zonde niet beweenen, Die tarten onzer anti's Wrake. (En hoort ge niet hun felle sprake?) Ze zullen eeuwig, eeuwig lijden. Wij echter, de gebenedijden, Wij zweven hoog op engle vlerken, Met ons de Rijksverzeek'rings klerken, De Burgemeester van Zuidam, En hij vooral de groote Bram. JACOB DEN TEEMER. By (le oprichting van ons blad stelden w\j ook de kolommen open voor lien die door een of ander ingezonden stuk liet al gemeen belang meenden te kunnen dienen. In den laatsten tijd eebter hebben wij herhaalde malen stukken moeten weigeren 0111 den meer dan persoonlijken inhoud. Wij blijven nog steeds by ons vroeger genomen besluit n.l. de kolommen van Vooruit staan nog open voor iedereen, maar onder voorwaarde dat alle ingezonden stuk ken behoorlijk inet den naam des schrijvers worden ondorteckend. REDACTIE. De Evangel. Maatsch. heeft het volgende manifest gericht. aan de Kiezers in Nederland. De Evangelische Maatschappij, opgericht in 1853 en gevestigd te Arnhem ter bevor dering van de kennis en de beoefening des Evangelies onder Roomsch-Katholieken en ter bestrijding van het Ultramontanisme als den vijand van onze godsdienstige en staatkundige vrijheid, besloot in hare Algemeene Vergadering van den 7en September 1904, tegen den tijd der aanstaande verkiezing van leden der Volksvertegenwoordiging, een ernstig woord van waarschuwing en opwekking tot u te richten. Onze godsdienstige en staalkundige vrij heid is een kostelijk kleinood, te dierbaarder omdat het behoud daarvan bloed en tranen heeft gekost. Er behoeven namen noch feiten te worden genoemd. Ieder is vertrouwd met de roemvolle bladzijden, welke de geschie denis verhalen van den worstelstrijd der vaderen tegen Spanje, de gestalten van helden en martelaren doen herleven voor onzen geest. Maar Rome, of juister gezegd, de geest van het Ultramontanismedie sinds eeuwen rondwaart in de kerk van Rome, belaagt die vrijheid. Waar die geest heerscht, daar wordt de geschiedenis van ons dierbaar vaderland verminkt, daar worden de helden die de grondleggers zijn van ons zelfstandig volks bestaan, gelasterd, daar wordt scheiding gemaakt tusschen de burgers van hetzelfde vaderland. Waar die geest heerscht, daar wordt boven het vaderland de paus, boven de grondwet de kerk gesteld. Waar die geest heerscht, daar gedijt geene vrijheid, geene verdraagzaamheid, geene ware vroomheid. De priester is, openlijk of achter de scher men, de machthebbende persoon, die on voorwaardelijke gehoorzaamheid eischt. Ne derland tracht men te maken tot een va- salstaat van Rome. Mag dat geschieden? Moeten deze dingen zoo voortgaan- Neen, en nogmaals neen! „Zij zullen het niet hebben, het vrije Nederland!" Zoo spreke bjj de stembus ieder rechtgeaard vaderlan der. Hij voelt zich gedrongen te verhoeden dat het ook slechts tijdelijk geschiede. Wjj eerbiedigen elke oprechte overtuiging, maar als ware Nederlanders verzetten wij ons tegen het Roomsche stelsel, en den toeleg om alle macht te brengen in handen van een dweepzieke en heerschzuchtige geestelijkheid. Daarom evenzeer krachtig veizet tegen allen die met dat stelsel en dien toeleg heulen. Kiezers! het gaat om de vrijheid, de verdraagzaamheit, de vroomheid, en mits dien om de stoffelijke en geestelijke welvaart van de erve onzer vaderen. Stemt en steunt dan alleen zulke candi daten, die beslist front maken tegen Rome en zijne bondgenooten. Psalm 32. Aan de N. E. Ot. wordt als waar gebeurd het volgende gemeld: In uw blad van Zaterdag las ik een verhaal uit een dorpsgemeente betreffende hetzingen van gezangen en daarna het opgeven van Ps. 32. Mag ik u uit mijne herinnering het vol gende eens mededeelen, wat jarenjgeleden werkelijk gebeurd is in een dorpsgemeente in Zuid-Holland. Ook daar gaf de predikant eenige gezangverzen op. Geen orgel was in de kerk en de meester, tevens voorzanger, zong met zijn vrouw en den predikant alleen. Na het eerste vers verzocht de predikant den voorzanger op te houden. De gemeente wil geen gezangen zingen, dat zij dan psalmzinge. Hij gaf nu op Ps. 32: 5. Wil toch niet stug, gelijk een paard [weerstreven, Of als een os door domheid voortgedreven. De gemeente zong er vlug op los. Na den dienst zeide de predikant tot een der ouderlingenZiezoo, nu heeft de ge meente zich zelf zingende gekenmerkt. Hoe zoo? dominé vroeg de ouderling. Wel zij hebben zich zelf als paarden en muilezels bezongen. Wel dominé, sprak de ouderling, gij hebt u wel vergist. Toen het gezang gezongen werd zong u luidkeels mee. Toen de psalm gezongen werd, zweeg u. Dus de gemeente heeft het u toegezongen dominé. De dominé krabde zijn hoofd eens even en maakte toen maar dat hij naar huis ging. Een kind in brand geraakt. Op eene wo ning der derde verdieping in de Laurier straat, te Amsterdam, heeft een meisje, dat eenige oogenblikken door moeder alleen thuis was achtergelaten, zware brandwonden bekomen, doordat haar kleertjes aan de kachel vlam vatten. Het kind is naar het bin- gasthuis gebracht. Verdacht van brandstichtingDe bewoner in de Zandhofschestraat te Utrecht, dat in den nacht van Maandag op Dinsdag uit brandde, van G., is thans, als verdacht van brandstichting, ter beschikking van de justi tie gesteld en overgebracht naar het huis van bewaring. Inbraak en Moord. Zondagmiddag kwam bij de politie te Rot terdam telegraphisch berichtin, datZaterdag te Amsterdam waren aangehouden twee jonge mannen: J. C. H. L., 20 jaar en P. J.. 18 jaar, in het bezit van diverse gouden en zilveren voorwerpen, als: een gouden slot van een kerkboek,, gouden oorbellen, een zilveren suikerstrooier, een portefeuille met papieren ten name van Joh. Captein, te Rot terdam alsmede bedragen van f98 en f60, en een Italiaansch effect van 500 lire. Bij onderzoek door de politie der tweede afd.' viel de aandacht op den gepension- neerden rijksambtenaar. Joh. Captein ge- Daamd, ruim 60 jaar, wonende aan de Bree- deplaats 7, zijnde een gang, uitkomende aan den Oppert, alwaar zij bekenden het gesto len te hebben. Een rechercheur begaf zich Zondagmiddag 2 uur naar diens woning, om te informeeren of hem iets van diefstal bekend was, doch vond de woning potdicht gesloten. De commissaris van politie, de heer J. J. Soer, inmiddels ter plaatse ver schenen, requireerde een slotenmaker, om de deur te openen. In de woning binnengetreden vond men alle deuren en kasten geopend een hondje sprong de kamer uit. De zoldertrap opgaande, vond men daar tot aller ontzetting den 60 jarigen bewoner Captein, met een stuk vlag- gelijn geworgd en bijna den vloer rakende, aan een der dwarsbinten hangen. Ook op den zolder waren alle kisten en koffers overhoop gehaald. Het touw waaraan de man hing, was zoodanig om den hals geknoopt en ook aan de bint vastgemaakt, dat het haast onmo gelijk is, dat hier zelfmoord inhetspelkan zijn. Zorgvuldig werd door den commissaris, bijgestaan door den inspecteur H. J. de Vries, alles opgenomen. Uit het voorloopig onderzoek bleek, dat Captein daar sedert 14 dagen woonde en meermalen bezoek ontving van een paar jonge mannen, die hem ook 14 dagen gele den bij de verhuizing behulpzaam waren; dat Donderdagavond hij het laatst gezien is, en sedert hebben de buren niets verdachts gehoord of gezien. Alleen zagen zij Vrijdag ochtend op de deur met krijt geschreven: Uit de stad tot 25 Februari". Aan de binnenzijde waren alle gordijnen gesloten. Captein maakt nogal gebruik van sterkendrank.

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1905 | | pagina 17