Aan de Lezers.
Binnenlandsch Nieuws.
Ik zit hier zoo korte by t viertje. Ik hoare al zoo
roar de kastajjers knappe. Hei-je al 'n clubje, uut-
breie dan, zoo hard, als je maar kan. Want, van de
zeunier zalle ze 't 's init een aore probbeere. Dat
Mze al voor de earste stemming gezeid! Oppassen is
de boo'schap.
Nog eens m'n vriendeliken dank
En 110e de Stattenaers; Ik weet -twel, jule hftn
allemaele je'n best gedaen, maar je bint op 't ouwe
punt gebleuve, ik bedoele onder je „eigen volkje".
Dat had 'k noe niet verwacht. Stadje stieng vroeger
altijd bekend om z'n vryzinnige beginsels, en noe,
noe zit 'tin de pit. Ik begrype wel,hoe't meugelikis.
Ast'n haen van kde ouwe wurft mag geen kraoie
op de nieuwe erve, en as dan de haentjes van t'leste
plekje aok op 't earste magge komme, noe dan is
't gean woender, dat de hoenders aok oender mekaore
leven. Of noe al de eitjes wel in 't eige kot komme
Noe, k weet het niet, maar 'k zou zoo dienke van niet
Een minke goeje legsters lift, in 'tkot op de nieuwe
wurft geleid. Noe, Jas 't op '11 broeien gaet, zulle der
wel raore tieten van komme. Vroeger hield de haen
van de ouwe wurft z'n hoenders by m'n kaore en
'tgieng moai, maar 110e is dat uut. Waerom toch zou
i dat doen? Daer zit zeker wat achter, maar wat, dat
zalje noait te weten komme! Ik lift nog altydhope,
dat de hoenders van de ouwe wurft, vóór het te laete
is, begrype zalle „Beter ten lialve gekeard, dan ten
heale gedwaeld. Gelokkig, as 'tzoo mag gaen!
Dat ik in m'n knolletuun bin, dat vat-jeenm'n
staetkundige vrinden by jule dat spreekt van zeivers.
Maar noe is die geschiedenis voorby en noe bin m'n
allemaele weer Nederlanders Dat hoort zoo Ikgroete
jule allemaele! oar!|
En joe m'n hear de Reddakteur, joe groete ik aok.
Wi'je nog wat van rnyn hoare, welnoe je, weet, waer
ik «eun. Ik danke je aok as je dit gepeuter afdrukke
wil. Ik geve joe 'n hand en zegge: „Noe 't beste hoar!"
Ik bluve der tiots op te wezen
Een geboren Flakkeeënaer
J. d. W. v. M.
Goedereede, den 11 Februari 1905.
Aan CRITICUS
Aanvankelijk was het mijn voornemen, niet te
repliceeren op het ingezonden stuk van Criticus, ver
mits het onderschrift van de Redactie van het Week
blad „Vooruit" reeds eene beknopte en voldoende
beantwoording gaf.
Doch bij nadere overdenking achtte ik het wen-
schelijk, den inhoud van het hoog-beschaafde stukje
niet dood te zwijgen.
Ter zake dan
Allereerst het punt omtrent den dijkgraaf van den
„Grooten Zuiderpolder,"
Hoe durft Criticus de handschoen opnemen voor
den dijkgraaf, die in gebreke bleef, zich te begeven
naar de bedreigde punten tijdens dien critieken, hoo-
gen waterstand
Het moet aan vriend Criticus, die zóó met alles
haarfijn op de hoogte is, óók bekend zijn, datj zelfs
de dijkgraaf van den bewusten polder, de heer T.
Lodder Czn, zélf getuigde, dat het zijn plicht was,
aldaar tegenwoordig te zijn, om zijne bevelen te geven
Raadselachtig genoeg bleef hij toch absentl
Dat de heer P. van der Wende Tz. de polderop
zichter op zijn post was, behoeft Criticus niet te
herhalen, zulks heeft ondergeteekende reeds vroeger
medegedeeld.
Intusschen, eene schoonere bevestiging van mijn
bericht kan voorzeker niet geleverd worden, dan
Criticus' en zijn ingezonden stuk heeft gegeven!
Waar haalt vriend Criticus toch de geleerdheid
vandaan, dat de polderopzichter de plaats van dijk
graaf inneemt
Wêl was de heer T. Lodder Czn als dijkgraaf aan
wezig bij dc inwijding van het nieuwe Raadhuis te
Ouddorp, waar niet zijne taak hem riep, tot behar
tiging van polder belangen, doch waar champagne en
andere wijn gratis werd uitgedeeldaldaar schitterde
de polder-opzichter door afwezigheid.
Omtrent de al- of niet-benoeming van den heer
A. J. van Vessem tot burgemeester wil ik vriend
Criticus de zaak eens onder eene nadere beschouwing
stellen.
U zult toch niet meenen, dat die heeren, die niet
geteekend hebben voor den heer Van Vessem, zóó
danig aan grootheidswaanzin lijden, dat zij zich in
beelden, dat wanneer zij medegeteekend hadden, de
benoeming overeenkomstig hun wensch zon hebben
plaats gehad?
Intusschen, die benoeming is gebeurd,
Tevens kan ik hierbij voegen, dat het genoegzaam
bekend is die het nog niet weten, kunnen het
hij deze lezen dat de heer Van Vessem onverzette
lijk is gebleven, hoe daarop ook werd aangedrongen
zich te begeven naar den Minister Kuyper, noch om
den steun in te roepen van de heeren Goekoop, De
Wilde, Pornpe, Vegtel e. a. De heer Van Vessem
was en bleef van gevoelen, dat daarvoor alleen de
HoogEdelGestrenge Heer Commissaris der Koningin
in deze provincie de .aangewezen autoriteit was en
niemand anders.
Wat aangaat het succes met het aanbieden ter
teekening der lijst, vriend Criticus, laat ik in deze
gaarne aan het oordeel van het denkend publiek over.
Laat mij intusschen mogen opmerken, dat van de
180 kiezers in deze gemeente een 140-tal geheel vrij
willig, zonder eenigen aandrang, het adres hebben on
derteekend. Is dat geen succes
Vriend criticus, kent u in deze gemeente ook 140
kiezers van 16- tot 20-jarigen leeftijd
Tegenover de vraag, of de heer Den Eerzamen ge
schikt is, om lid van den raad te worden, wenschte
ik aan criticus slechts deze wedervraag te stellen,
of de liberale candidaten Joppe en Redert minder
kundig zijn?
Doch over de meerdere of mindere bekwaamheid
loopt het niet! Snapt vriend criticus dat niet?
Wat verder betreft de vraag, of ik het bericht, al
dan niet zou ingezonden hebben, indien die vier
heeren geteekend hadden, och die naïeve vraag be
antwoordt zichzelve. Daaruit spreekt toch geen zelf
verwijt voor u
Maar, manneke, over draaimolens gesproken, hoe
veel personen zitten niet dagelijks in onzichtbare draai
molens buiten kermissen en dergelijke gelegenheden waar
door veelal dwaze gedachten in hun brein ontstaan
Neen, dan maar beter openlijk in den draaimolen
gezeten, geplaatst bij gelegenheid van kermis of an
dere festiviteiten voor het aangezicht .van allemen-
schen 1
Intusschen vriend criticus, zijn dievier [heeren niet
onderteekenaren van het adres voor den heer Van
Vessem bekende tegenstanders van^het gebruik ma
ken van draaimolens enz.?
Ondanks uwe meesterlijke opmerkingen in uw
schrijven omtrent de meesterlijke hand mijnerzijds,
waarvoor ik criticus ten zeerste mijn innigen dank
betuig, wilde ik vriend criticus even er op wijzen,
dat toch al dat fraaie nieuws nauivkeurig door u
schijnt te worden gelezen, want u ia zoo met alles
op de hoogte.
En verder, ik ben het met manneke eensalles
moetj geleerd worden, zelfs ook het opmaken van
een bericht over het springen in een regenbak
maar, o neen, dat waren familieomstandigheden,
nietwaar, vriend criticus
Evenwel kan ik manneke criticus ook nog anacre
voorvallen uit deze gemeente weergeven, die door
mij niet zyn ingezonden ter opname in dit blad
informeer maar eens bij de Redactie, vriendje
Kieschheidshalve, zoolang het kan, zftl ik namen
van de daarbij betrokken personen achterwege laten,
doch ongetwijfeld zal criticus daarmede wel bekend
zijn, en zoo niet, dan toch zijn verder gezelschap of
diegenen, die hem behulpzaam zijn geweest bij het
bijna uit de oudheid oprakelen van zijn vermeend
nieuws.
Laat ik u dan mogen mededeelen, dat door mij
opzettelijk, zonder in deze door familie-omstandighe
den te zijn weerhouden, niet ter opname zijn aan
gebodenhet brute, drieste optreden van een jonge V
ling, ongeveer van mijn' leeftijd, zoon van een zeer
welgestelden landbouwer bij gelegenheid eener straat
ruzie tegenover een door hem te eerbiedigen persoon
wegens hoogen leeftijd
Vooral zal criticus (c.s.) die zóó goed op de hoogte
is, ook wel weten het onlangs voorgevallene in de
Pieterstraat van den zeer onliebbely ken woesten uit
val, die aldaar plaats vond, doordienden fietsrijder
van zijn rijwiel viel. Dat waren toch geeu familie
omstandigheden
Ik zou nog meer dergelijke staaltjes kunnen aan
halen, doch ik zaluwe maag niet overladen, manneke
Intusschen nog een woordje Indien de berichten
u (niet aanstaan, geeft u, vriend criticus, dan een
nieuw blad uitdat zal dan voorzeker klinken als
eene klok, waarin niets dan leugens o ..neen
waarheden worden opgenomen. Zulk een blad zal
voorzeker met genoegen worden ingekeken
Vervolgens geef ik de Redactie de verzekering,
dat ik op den bestaanden voet zal blijven voortgaan,
nieuwstijdingen in te zenden, tenzij criticus door
middel van zijne meesterhand het gordijn iets hooger
laat opgaan, opdat ik nog nadere beschouwingen van
hem moge lezen, welke mij bewijzendat ik mis ben
geweest.
U. M. de Redacteur dankend voor de verleende
plaatsruimte,
Uw Correspondent.
Naschrift. Ten slotte, Criticus, zooals gij u noemt
mijn waarde, ik raad u aan, kiest fluks een ander
masker, want vriend criticus heeft geene critiek gele
verd.
Uw eersteling is eene onvoldragen vrucht!
Hoogachtend,
Als boven.
Dirksland, Febr. '05.
Aan de Redactie van „Vooruit"
Verzoeke voor onderstaande een plaatsje in uw
blad.
Naar aanleiding van uw artikel, getiteld: „De so
ciaaldemocraten te Brielle" wensch ik eenige op
merkingen te maken. U stelt daar de vraag: Wat
hebben de sociaaldemocraten bij de herstemming ge
daan. Deze vraag is nogal gemakkelijk te beantwoor
den. In de eerste plaats, wanneer men den uitslag
der verkiezing, n.l. het stemmencyfer van lestemming
en herstemming met elkaar vergelijkt, waaruit blijkt,
dat precies de 290 stemmen van Hermans zijn over
gegaan op Roodhuyzen. En in de tweede plaats kan
men weten, dat, nadat de distriktsfederatie der S.
D. A. P. in het distrikt Den Briel besloten had, zich
van stemming te onthouden, zij op raad van het
partijbestuur dftt besluit heeft vernietigd en den
partijgenooten en geestverwanten heeft verzocht, bij
de herstemming Roodhuyzen te stemmen.
Deze advertentie heeft in een later nummer der
Brielsche Courant gestaan, volgens „Het Volk."
U schrijft wel over hetgeen „Het Volk" van 2 en
3 Februari mededeelt, doch niet wat in het nummer
van 4 Febr. staat, n.l. over die bedoelde advertentie.
De houding der sociaaldemocraten is bij de a.s. ver
kiezingen dezelfde als verleden jaar bij de staten
verkiezingen, n.l. om bij herstemmingen den candi-
daat der vrijzinnigen te steunen en in distrikten,
waar geen sociaaldemocraat kandidaat gesteld wordt,
bij eerste stemming dezen steun te verleenen.
De sociaaldemocraten in den Briel hebben zich dus
wel degelijk aan het besluit van het partijbestuur
onderworpen.
Met dank voor de plaatsing
V. te D.
Mijnheer de Redacteur!
Nu ook de heeren A. Struik en J. Vroegindeweij
bij gebrek aan betere argumenten waarschijnlijk
hun toevlucht nemen tot persoonlijke beleedigingen
van schrijver dezes, zal ieder fatsoenlijk man be
grijpen dat verdere polemiek onmogelijk is. Wij hou
den ons nu eenmaal in dergelijk gezelschap niet op.
Voor de eer van den Flakkeeschen landbouw dien
wij in menige omstandigheid hebben leeren hoog
achten - erkennen wij gaarne dat voornoemde hee
ren ook niet door hen als hunne woordvoerders wor
den aangezien.
Slechts willen wij er op wijzen dat volstrekt on
waar is hunne bewering „dat die (welke?) meest on
billijke bepalingen van het contract door ons zou
den zijn „geformuleerd." Wij hebben geen enkele
bepaling geformuleerd. Wij stemmen steeds voor den
hoogstmogelijken prijs dien dan de omstandigheden
toelaten, en houden ons daar dan aan.
CT dankend voor de verleende plaatsruimte, ver
blijven wij
Hoogachtend
De Zuid-Hollandsche Beetwortelsuikerfabriek
A. J. 7. d. SMITS.
Oud-Beierland, 11 Februari 1905.
Stad aan 't Haringvliet, 13 Februari 1905.
Geachte Redactie\
Met de plaatsing van onderstaande regelen zult IJ
ons zeer verplichten. Wij betuigen U bij voorbaat
dank.
Als leden van het stembureau bij gelegenheid van
de herstemming op 3 Februari j.l noemen onderge-
teekenden den iDhoud van het ingezonden stukje
uit deze gemeente, voorkomende in Uw blad van 8
dezer, no. 11, laster en geheel onwaar.
Den naam door den onderteekenaar gekozen achten
we daarom zeer juist.
STERK.
J. V. D. GEVEL.
I. VAN ES.
Rijmbrief
eens leerlings des principieelen Instituuts voor Ge
wetensdwang aan de kweekelingen der indifferente
Universiteiten.
Hoort m'aan, o lieden, want mijn zangen
Zijn schoon door 'themelsche verlangen,
Dat in mijn ziele blaakt en bruischt
En alle booze driften kuischt,
Ik ben een leerling van de Vrye,
Van Woltjer, dien ik benedije,
En van de andere professoren
Die tot Calvinus' secte h00ren.
Hoort m'aan het kan uw redding zijn,
Want zondaars zyt g' - en ik ben rein.
Ik zing u van de liberalen,
Die immer, immer dieper dalen,
Ik zing n van d' ontzinde rooden,
Die elke kiem van vroomheid dooden,
Ik zing u van de Roomsche heeren,
Die w' eenmaal zekerlijk bekeeren,
Ik zing u ook van Anema.
Den dichter zonder wederga,
Doch in 't indifferente heden
Eerst u herdacht, o vroom verleden.
We kenden eens een schoonen tyd,
We werden eens alom benijd,
Toen zaten alle kerken stopvol,
Toen hingen alle galgen propvol,
Jaap Ruijsdaal stierf in 't armhuis toen,
Aart van der Neer kon nauw zich voên,
Een plaatsje aan den lommerd maar
Kreeg Vondel toen, de rijmelaar,
Doch groote Cats was grondbezitter
(Den dichter meen ik, niet de bitter).
Nu, laoy, is liet droef en duister,
Toch juichen we, want nieuwen luister
Brengt eerlang Kuyper's hoog bestuur
Dftt was een uitverkoren uur,
Toen bij eer. needrig Ohristenzoon
De eerste raadsman werd der Kroon.
Sinds lieeft de werkman pensioen,
Sinds mag geen Atjeh-krijger woèn;
Sinds drukt belasting slechts de rijken,
O Kuyper! wie zond' u gelijken.
Doch ach, daar is nog stof tot klagen,
Want is het ongeloof verslagen
Het heeft nog steeds zijn professoren,
(Die lielletaals-commentatoren)
Het heeft nog steeds zijn kamerleden
(Korts is van Houten opgetreden).
ITet heeft nog zijn privaatdocenten,
Die weeklijks revolutie venten,
Nog wordt door menig paganist
Beweerd, dat Bakhuis zich vergist.
Wie Bakhuis op zijn bakhuis slaat,
Die Roozeboom, die heerlijk staat,
Temidden van de populieren,
Die in 't onkerkscben bodem tieren,
(De vroede leeraar hoe verbreidt
Zijn vroomheidsgeur zich wijd en zijd!)
Wie zulk een man durft molesteeren,
Dien zal de Duivel mores leeren.
De hel brandt fel, de hel brandt fel.
Professor Boer, bedenk dit wel.
Borgesius en van der Vlugt,
(Al zijn z' als redenaars geducht)
Hoe dwalen z' af in 'tongewisse'
Hoe straalt veel schooner onze Wisse!
Dat is een dienaar naar den Heere,
Die houdt het rein geloof in eere.
Ook u belichte Fauna's lamp,
Mijn goede, groote Bru'mmelkamp
En u, onz' eerste martelaar,
Sybrandi! Kuypers steunpilaar.
De Marissen zijn Libertijn,
De Mesdag's konden vromer zijn,
Van Breitner zegt de booze spraak
„Hij steekt met Sanct Calvijn den draak,"
Jan Veth is vriend van Pieter Tak,
Van Looy heeft aan den godsdienst lak,
Verwey, Kloos, Gorter en van Eden
Leven alleen voor 't zondig Heden
Zijn dat de ware kunstenaars Ki
Seerp Anema, dat is wat aftrs.
Als Troelstra eens tot Petrus komt,
Dan zegt d'Apostel wis terstond:
„Wou jij hier in den hemel komen,
„Bij al die lieve, lauwe vromen,
„Bij al die brave Calvinisten,
„Jij, leidsman van de Paganisten?"
Hij grijpt hem aan en werpt hem snel
Tot in de diepten van de hel.
Daar moet hij eeuwig, eeuwig branden,
Het doet me nu al watertanden!
En zoo vergaat het al degenen,
Die hunne zonde niet beweenen,
Die tarten onzer anti's Wrake.
(En hoort ge niet hun felle sprake?)
Ze zullen eeuwig, eeuwig lijden.
Wij echter, de gebenedijden,
Wij zweven hoog op engle vlerken,
Met ons de Rijksverzeek'rings klerken,
De Burgemeester van Zuidam,
En hij vooral de groote Bram.
JACOB DEN TEEMER.
By (le oprichting van ons blad stelden
w\j ook de kolommen open voor lien die
door een of ander ingezonden stuk liet al
gemeen belang meenden te kunnen dienen.
In den laatsten tijd eebter hebben wij
herhaalde malen stukken moeten weigeren
0111 den meer dan persoonlijken inhoud.
Wij blijven nog steeds by ons vroeger
genomen besluit n.l. de kolommen van
Vooruit staan nog open voor iedereen, maar
onder voorwaarde dat alle ingezonden stuk
ken behoorlijk inet den naam des schrijvers
worden ondorteckend.
REDACTIE.
De Evangel. Maatsch. heeft het volgende
manifest gericht.
aan de Kiezers in Nederland.
De Evangelische Maatschappij, opgericht
in 1853 en gevestigd te Arnhem ter bevor
dering van de kennis en de beoefening des
Evangelies onder Roomsch-Katholieken en
ter bestrijding van het Ultramontanisme
als den vijand van onze godsdienstige en
staatkundige vrijheid,
besloot in hare Algemeene Vergadering
van den 7en September 1904, tegen den tijd
der aanstaande verkiezing van leden der
Volksvertegenwoordiging, een ernstig woord
van waarschuwing en opwekking tot u te
richten.
Onze godsdienstige en staalkundige vrij
heid is een kostelijk kleinood, te dierbaarder
omdat het behoud daarvan bloed en tranen
heeft gekost. Er behoeven namen noch feiten
te worden genoemd. Ieder is vertrouwd met
de roemvolle bladzijden, welke de geschie
denis verhalen van den worstelstrijd der
vaderen tegen Spanje, de gestalten van
helden en martelaren doen herleven voor
onzen geest.
Maar Rome, of juister gezegd, de geest
van het Ultramontanismedie sinds eeuwen
rondwaart in de kerk van Rome, belaagt
die vrijheid.
Waar die geest heerscht, daar wordt de
geschiedenis van ons dierbaar vaderland
verminkt, daar worden de helden die de
grondleggers zijn van ons zelfstandig volks
bestaan, gelasterd, daar wordt scheiding
gemaakt tusschen de burgers van hetzelfde
vaderland.
Waar die geest heerscht, daar wordt boven
het vaderland de paus, boven de grondwet
de kerk gesteld.
Waar die geest heerscht, daar gedijt geene
vrijheid, geene verdraagzaamheid, geene
ware vroomheid.
De priester is, openlijk of achter de scher
men, de machthebbende persoon, die on
voorwaardelijke gehoorzaamheid eischt. Ne
derland tracht men te maken tot een va-
salstaat van Rome.
Mag dat geschieden? Moeten deze dingen
zoo voortgaan-
Neen, en nogmaals neen! „Zij zullen het
niet hebben, het vrije Nederland!" Zoo spreke
bjj de stembus ieder rechtgeaard vaderlan
der. Hij voelt zich gedrongen te verhoeden
dat het ook slechts tijdelijk geschiede.
Wjj eerbiedigen elke oprechte overtuiging,
maar als ware Nederlanders verzetten wij
ons tegen het Roomsche stelsel, en den
toeleg om alle macht te brengen in handen
van een dweepzieke en heerschzuchtige
geestelijkheid.
Daarom evenzeer krachtig veizet tegen
allen die met dat stelsel en dien toeleg heulen.
Kiezers! het gaat om de vrijheid, de
verdraagzaamheit, de vroomheid, en mits
dien om de stoffelijke en geestelijke welvaart
van de erve onzer vaderen.
Stemt en steunt dan alleen zulke candi
daten, die beslist front maken tegen Rome
en zijne bondgenooten.
Psalm 32. Aan de N. E. Ot. wordt als
waar gebeurd het volgende gemeld:
In uw blad van Zaterdag las ik een verhaal
uit een dorpsgemeente betreffende hetzingen
van gezangen en daarna het opgeven van
Ps. 32.
Mag ik u uit mijne herinnering het vol
gende eens mededeelen, wat jarenjgeleden
werkelijk gebeurd is in een dorpsgemeente
in Zuid-Holland. Ook daar gaf de predikant
eenige gezangverzen op. Geen orgel was in
de kerk en de meester, tevens voorzanger,
zong met zijn vrouw en den predikant
alleen.
Na het eerste vers verzocht de predikant
den voorzanger op te houden.
De gemeente wil geen gezangen zingen,
dat zij dan psalmzinge. Hij gaf nu op Ps.
32: 5.
Wil toch niet stug, gelijk een paard
[weerstreven,
Of als een os door domheid voortgedreven.
De gemeente zong er vlug op los.
Na den dienst zeide de predikant tot een
der ouderlingenZiezoo, nu heeft de ge
meente zich zelf zingende gekenmerkt.
Hoe zoo? dominé vroeg de ouderling.
Wel zij hebben zich zelf als paarden en
muilezels bezongen.
Wel dominé, sprak de ouderling, gij hebt
u wel vergist. Toen het gezang gezongen
werd zong u luidkeels mee. Toen de psalm
gezongen werd, zweeg u. Dus de gemeente
heeft het u toegezongen dominé.
De dominé krabde zijn hoofd eens even
en maakte toen maar dat hij naar huis
ging.
Een kind in brand geraakt. Op eene wo
ning der derde verdieping in de Laurier
straat, te Amsterdam, heeft een meisje, dat
eenige oogenblikken door moeder alleen
thuis was achtergelaten, zware brandwonden
bekomen, doordat haar kleertjes aan de
kachel vlam vatten. Het kind is naar het bin-
gasthuis gebracht.
Verdacht van brandstichtingDe bewoner
in de Zandhofschestraat te Utrecht, dat in
den nacht van Maandag op Dinsdag uit
brandde, van G., is thans, als verdacht van
brandstichting, ter beschikking van de justi
tie gesteld en overgebracht naar het huis van
bewaring.
Inbraak en Moord.
Zondagmiddag kwam bij de politie te Rot
terdam telegraphisch berichtin, datZaterdag
te Amsterdam waren aangehouden twee
jonge mannen: J. C. H. L., 20 jaar en P. J..
18 jaar, in het bezit van diverse gouden en
zilveren voorwerpen, als: een gouden slot
van een kerkboek,, gouden oorbellen, een
zilveren suikerstrooier, een portefeuille met
papieren ten name van Joh. Captein, te Rot
terdam alsmede bedragen van f98 en f60,
en een Italiaansch effect van 500 lire.
Bij onderzoek door de politie der tweede
afd.' viel de aandacht op den gepension-
neerden rijksambtenaar. Joh. Captein ge-
Daamd, ruim 60 jaar, wonende aan de Bree-
deplaats 7, zijnde een gang, uitkomende aan
den Oppert, alwaar zij bekenden het gesto
len te hebben. Een rechercheur begaf zich
Zondagmiddag 2 uur naar diens woning,
om te informeeren of hem iets van diefstal
bekend was, doch vond de woning potdicht
gesloten. De commissaris van politie, de
heer J. J. Soer, inmiddels ter plaatse ver
schenen, requireerde een slotenmaker, om
de deur te openen.
In de woning binnengetreden vond men
alle deuren en kasten geopend een hondje
sprong de kamer uit. De zoldertrap opgaande,
vond men daar tot aller ontzetting den 60
jarigen bewoner Captein, met een stuk vlag-
gelijn geworgd en bijna den vloer rakende,
aan een der dwarsbinten hangen. Ook op
den zolder waren alle kisten en koffers
overhoop gehaald.
Het touw waaraan de man hing, was
zoodanig om den hals geknoopt en ook aan
de bint vastgemaakt, dat het haast onmo
gelijk is, dat hier zelfmoord inhetspelkan
zijn.
Zorgvuldig werd door den commissaris,
bijgestaan door den inspecteur H. J. de
Vries, alles opgenomen.
Uit het voorloopig onderzoek bleek, dat
Captein daar sedert 14 dagen woonde en
meermalen bezoek ontving van een paar
jonge mannen, die hem ook 14 dagen gele
den bij de verhuizing behulpzaam waren;
dat Donderdagavond hij het laatst gezien is,
en sedert hebben de buren niets verdachts
gehoord of gezien. Alleen zagen zij Vrijdag
ochtend op de deur met krijt geschreven:
Uit de stad tot 25 Februari".
Aan de binnenzijde waren alle gordijnen
gesloten. Captein maakt nogal gebruik van
sterkendrank.