Ingezonden stukken De dienst op Zon- en feestdag-en blijft ■onveranderd. De Militieraad heeft in zijne zitting, Vrijdag j. 1. te Dirksland gehouden, drie lote- lingen uit onze gemeente, t. w. C. de Bonte, A. Fun en J. v. d. Mast afgekeurd voor den militairen dienst. Alle drie waren te kort. Zaterdag, 24 Dec e. k. vertrekt Joost van Hassent met zijn gezin naar Noord-Ame- Tika om zich daar metterwoon te vestigen. L)E.\ ROMJHiL Naar wij uit goede bron vernemen zal alhier te beginnen met Januari •a. s„ op bevel van hooger hand een aanvang ■gemaakt moeten worden met het onderwijs in de vrije- en ordeoefeningen der gymnas tiek. Gisterenmiddag was het op den zeedijk ■een drukte van belang. Tal van nieuws gierigen waren gekomen om het vreemd soortige vaartuig, dat wegens mist op 't Haringvliet voor anker was gekomen, te zien. Een schip met huizen er op. Wie had zoo iets meer beschouwd. Van den dijk af konden we er zeven tellen, en 't leken, op een afstand gezien, volslagen woningen. Naar wij vernemen moet het heele gevaarte 90 Meter lang en 20 Meter breed zijn. Na dat de mist opgetrokken was, werd het an ker geligt, de sleepbooten zonden hunne zwarte rookpluimen naar omhoog, en men zette koers naar Dordrecht. STAD AAM 'T HARINGVLIET- Naar men verneemt is het oude kerkgebouw der Ge reformeerde gemeente alhier verkocht aan A. Koppenaal voor f 750,— De loteling Abraham Keyzer voor de lichting 1905 is wegens een gebrek aan zijn oogen ongeschikt bevonden voor den mili tairen dienst en mitsdien door den militie raad afgekeurd. Mr. G. J. Goekoop. De Staatscourant van Maandag bevat het koninklijk besluit, waarbij mr. G. J. Goe- koop benoemd wordt tot lid van de Alge- meene Rekenkamer. Die benoeming was te verwachting, nadat de Tweede Kamer den heer Goekoop op de meest eervolle wijze, met bijna algemeens stemmen, nummer 1 op de nominatie had geplaatst. Zij zal met gemengde gevoelens worden vernomen. Al zal men gaarne, nu mr. Goekoop deze benoeming verlangde, hem de nieuwe betrekking gunnen, met leed wezen zullen velen hem zien heengaan uit zijn tegenwoordigen werkkring in de Tweede Kamer, dien hij sedert 1884, in de Provinciale Staten, dien hij sedert 1872 en in de Gedepu teerde Staten, dien hij sedert 1879 met eere vervulde. Moge zoowel het Kamerdistrict als het Statendistrict Brielle voor een waardig op volger van mr. Goekoop zorgenEn moge men van liberale zijde alle krachten inspan nen om zoowel den Kamerzetel als den zetel in de Prov. Staten, door den heer Goekoop bekleed, te behouden! N. R. Ct. Buitenhaven te Middelharnis. In zijn antwoord op het verslag over het wetsontwerp houdende de overdracht en overneming in beheer en onderhoud bij het rijk van de buitenhaven te Middelharnis deelt de minister van. waterstaat mede, dat er geen vrees behoeft te bestaan, dat, nu voortaan het rijk niet meer zal bijdragen in de onderhoudskosten van de binnenha ven met schutsluis, het onderhoud dezer werken minder goed dan tot dusver zal ge schieden, aangezien Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland in hunne jongste herfst zitting het besluit hebben genomen dat de provincie gedurende de eerste 5 jaren, in gaande 1 Januari 1905, zich behoudens eene geldelijke bijdrage der gemeente Mid delharnis, ad f5000, die is toegestaan zal belasten met het onderhoud der haven werken, voor zooveel deze niet bij het rijk overgaan. Het onderhoud van de binnenhaven met schutsluis zal daardoor, ook na den over gang aan het rijk van het grootste deel der buitenhaven, niet minder goed geschieden dan tot dusverre. Met betrekking tot de bevoegdheid van het rijk om krachtens de wet van '91 po- litiebepalingen vast te stellen betreffende de buitenhaven na den overgang bij het rijk deelt de minister mede, dat het rijk na het overleg met het gemeentebestuur geheel vrij blijft tot vaststelling van die bepalingen. Indien de gemeente ooit een te lagen prijs per M3. baggerwerk in de aan de gemeente verblijvende havenoppervlakten mocht ver langen opgenomen te zien in het onder houdsbestek, zou van rijkswege uit den aard der zaak aan dien ongerymden en on- redelüken eisch niet worden toegegeven. Zoodanig verlangen is echter on waarschijn lijk, om niet te zeggen ondenkbaar. Het is de bedoeling om bij het samen stellen van het politiereglement niet meer voorkeur aan de veerbooten der Rotterdam- sche Tramwegmaatschappij te schenken, dan voor de belangen der scheepvaart te Middelharnis, en Sommelsdyk bepaald noo- dig is. De veerbooteD zullen trouwens de buitenhaven slechts overeen deel der leng te doorvaren, maar nimmer er in vertoe ven; hunne ligplaats en aanlegplaats zal in de tramweghaven worden gebouwd. (Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie) Mijnheer de Redacteur. Byna over het geheele lund beginnen de vrijzin nigen eenige teekenen van leven te geven. Is hier aan de ordehet stellen van candidate» voor de in 1905 te houden Tweede Kamer verkiezing en be spreking over de daarvoor te maken propaganda, elders tracht men door het oprichten van vrijzinnige vereenigingen kennis op staatkundig gebied te ver krijgen en de verkiezingen voor de Lands-, Provin ciale- en Gemeentelijke vertegenwoordigingen te be vorderen. Voornamelijk treden op den voorgrond jonge ver eenigingen. Op vele plaatsen o. a. Amsterdam,'s Gra venhage, Steenwyk, Doetinchem, Zutphen, Lochem, zijn clubs opgericht, bestaande uit jonge vrijzinnigen. Deze clubs stellen zich ten doel a bet bestudeeren en het verspreiden der vrij zinnig staatkundige beginselen; b het bevorderen van de verkiezing van vrijzin nige candidaten voor de Lands-, Provinciale- en Gemeentelijke vertegenwoordigingen. Op verschillende wijze doch met hetzelfde doel wordt door deze jonge vereenigingen gewerkt. De eenen stelt op den voorgrond het onder a genoemde doel, de andere het onder b genoemde. De eene be studeert alleen vrijzinnige beginselen, de andere ook rechtzinnige. Daar liet politieke leven onder de vrijzinnigen in den laatsten tijd over 't algemeen zeer veel te wen- sclien overlaat, vinden die vereenigingen van bijna alle vrijzinnigen steun, worden door hen begroeten wordt dat hernieuwde leven als een verblijdend teeken beschouwd. Flakkee blijft tot dusver achter, Niet dat daar de jongeren genoeg ontwikkeld zijn, niet ook, dat het daar onnoodig is propaganda te maken, muar alleen door de laksheid en onverschilligheid waaraan zoo velen mank gaan. Ook daar dient verandering ge bracht te worden. Dit)schrijven strekt niet om dat alles in herinne ring te brengen en om het als „nieuws" te doen laten opnemen ik mag toch veronderstellen dat de rubriek „Uit den Haag" door allen gelezen wordt maaralleen de vraag te stellen: „wie neemt in de de verschillende dorpen het initiatief om eene der gelijke vereeniging op te richten?" Is er iemand die niet genoeg met het doel bekend is, hij wende zich tot den heer G. Polak Daniels, Laan van Meerder- voort 15, 's Gravenhage, die wel b6reid zal zijn de noodige inlichtingen te verstrekken. De besturen der kiesvereenigingen mogen ook wel het initiatief nemen! Met dank voor de plaatsing. L. S. Voor belanghebbenden bij de Nieuwe Drankwet. Artikel 55. 1. Voor de localiteiten, waarin op 1 Mei 18S1 zonder strijd met wet of verordening, sterke drank werd verkocht, kan, zoolang aan die localiteiten de bestemming om voor verkoop van sterken drank in het klein te worden gebruikt niet door eene daad van den eigenaar of gebruiker is ontnomen, de ver gunning, tenzij in de gevallen bedoeld bij art. S, eerste lid, nos. 2, 6, 10—14, 16 en 18 voor zooveel de nos. 1014 betreft, niet geweigerd worden; a. aan hem, die op voormeld tijdstip daarin het bedrijf uitoefende, zoolang hij leeft. b. aan de overlevende echtgenootej of echtgenoot van hem of baar die op 1 Mei 1901 daarin het bedrijf uitoefende, zoolang zij of hij leeft, indien het huwelijk op 1 Mei 1904 nog'bestond en de echtgenooten te zamen woonden. 2. De vergunning voor de bovengemelde locali teiten, waarin eene andere winkelnering wordt uit geoefend of die met zoodanige localiteit binnenshuis gemeenschap hebben, wordt bij tijdige betaling van vergunningsrecht slechts geacht verlengd te zijn onder voorwaarde: 1. dat de verkoop van sterken drank geschiede in gesloten tlesschen, kannen of kruiken. 2. dat in de voor het publiek toegankelijke loca liteiten geen aangebroken vaten, tlesschen, kan nen of kruiken sterken dank inhoudende aan wezig mogen zijn, en: 3. dat het drinken van sterken drank in die localiteiten niet worde toegelaten. Uit het bovenstaande ziet men dus, dat de ver gunning van 1881 als merle het hehben van een gecombineerd bedrijf b^j„overgangsbepaling is toe gestaan. Art. 58. 1. Het bepaalde in art. 1, tweede lid, geldt in eene gemeente waar het van toepassing is, niet voor eene vergunning, welke vóór 1 Mei 1904 verleend is voor eene. voor het publiek toegankelijke localiteit. 2. Die bepaling wordt evenwel van kracht, indien ingevolge art. 25 in de akte van vergunning en in het afschrift daarvan eeue localiteit in een ander huis wordt vermeld of die akte en in dat afschrift, door verbouwing of herbouw met meer dan twintig ten honderd wordt vergroot. Hiermede zjju, de vergunnlughebbeiuleu van vóór 1 Mei 1904, woneude in Gemeenten met bebouwde kommen van meer dan 5000 inwoners, vrijgesteld linn bedrijf te splitsen in eene tappers- of slijters- vergunning. Dit laatste heeft slechts plaats, zoo zp gaan verplaatsen of boven een vastgestelde grens gaan vergrooten. Art. 59. 1. Eene vóór 1 Mei 1.904 verleende vergunning voor den verkoop in eene voor het publiek toe gankelijke localiteit blijft, behoudens intrekken of vervallen van kracht tot 1 Mei 1905 voor den ver koop bij hoeveelheden vau minder dan twee liter. 2. Indien een houder van eene vergunning, als bedoeld in het eerste lid, het bedrijf na 30 April 1905 wenscht voort te zetten, wordt op een vóór 1 Maart 1905 tot Burgemeester en Wethouders terichten verzoek, waarbij opgave wordt overgelegd van de oppervlakte der localiteiten in de akte van zijne vergunning en in het afschrift daarvan de wijziging aangebracht, dat zij voortaan gelden zal voor den verkoop bij hoeveelheden van minder dan tien liters voor gebruik ter plaatse van verkoop en elders met vermelding van de oppervlakte der localiteiten. 3. Bij gebreke van een verzoek, als bedoeld in het tweede lid, vervalt de vergunning met 1 Mei 1905. Het is dns gebiedend voorschrift, zoo men zjjne vergunning wil verlengd zien, om voor 1 Maart 1905 opnienw aanvraag te doen en mogen de op nieuw te verleenen vergunningen toegepast worden zoowei voor bet tappen per glas, als bet sljjten pel* maat. Het verkoopen van den sterken drank in gecapsuleerde flesschen is dus voor ben utet voorgeschreven. Art. 63. 1. Hij, die op 1 Januari 1904, handel dreef in sterken drank, alleen bij hoeveelheden van ten minste twee liter kan daarmede doorgaan tot 1 Mei 1905. 2. Indien hij na 30 April 1905, sterken drank in het klein wenscht te verkoopen, dient hij binnen zes weken na het tijdstip van de inwerking treding van deze wet, overeenkomstig de bepalingen dezer wet een verzoek in eeno vergunning. Indien in de ge meente art. 1, tweede lid (de splitsing) van toepassing is, kan hem geene andere vergnnning worden ver leend dan die voor den verkoop, bedoeld aldaar hij letter b. 4. Indien die vergunning hem geweigerd moet worden uitsluitend hetzij op grond, dat het vastge stelde maxim mi bereikt is, hetzij op grond van art. 8, eerste lid no. 9, wordt hem eene bijzondere ver gunning verleend voor den verkoop bij hoeveelheden van twee tot tien liter, op de wijze omschreven in art. i, vierde lid. Onder het woord „Vergunning" boven of terzijde van de buitendeur, die toegang geeft tot de inrichting worden geplaatst de woorden „Vergunning beneden 2 liter verboden". Zij die dus slijters zijn, kunnen tot uiterlijk 26 November a.s. nog aanvraag doen ter verkrijging van eene bijzondere vergunning, men zij evenwel Indachtig, dat, deze bijzondere vergunning niet kan strekken tot een lokaal, waarin een bierbuis wordt uitgeoefend. De verkoop mag voorts slechts ge schieden in gesloten van lak of capsule voorziene tlesschen, tervvjjl geen open fust of anderzius tot berging vau sterken drank in het lokaal, waar voor deze bijzondere vergunning is aangevraagd, aan wezig mag zijn. (art. 50, 6.) Art. 65. 2. Een verzoek om verlof voor de voortzetting van den verkoop van alcoholhoudenden drank, anderen dan sterken drank, en van alcohol-vrijen drank, na 31 December 1905 wordt ingediend vóór 1 Januari 1905. Voor 1 November 1005 wordt op het verzoek schriftelijk beschikt. Namens het Drankwet-Comité uit de honden van Distillateurs en Likeurstokers: M. VAN ZANTEN. H. COEBERGH. H. HELLEBREKERS. J. H. M. LUTZ. J. HARTEVELT Az. H. F. L. DE WIT. Mijnheer de Redacteur. Door den aard van mijn beroep kom ik in ver schillende plaatsen van ons land. En dan heeft het mijn aandacht getrokken, hoe de houding van 't straat publiek op andere plaatsen gunstig verschilt met dat te Middelharnis, Het is meer dan bar. Op den weg van Middelharnis naar Sommelsdijk is eiken avond, dat ik dien weg ging, eeD bende aan den gang die men haast schuimzou betitelen. Geen meisje wordt met rust gelaten, de smerigste praatjes ge houden. Elke bel moet liet voor opgeschoten knapen ontgelden. Ik zag Woensdagavond op een rijtje eenige alle huizen achter elkaar verontrusten. De onzede- lijkste liedjes en tlauwe deunen worden uitgetierd. Het is onbegrijpelijk, dat zoo'n toestand kan bestaan. Is er op Middelharnis geen politie Waarom grijpt die niet in En schamen de ouders zich niet, hun kroost zoo te laten verwilderen Het is bar, op een eiland, dat nog wel antirevolutionair heet, een toestand aan te treffen als ik noemde. Al treedt de politie dan niet op, de groote schuld ligt bij de ouders die hun kin deren zoo schandelijk 's avonds langs de straat laten slenteren, tot ieders overlast en niet het minst voor vreemdelingen. Ik kan daarvan mee praten. Dank voor de plaatsruimte, M. de redacteur EEN HANDELSREIZIGER. Mijnheer de Redacteur In de Maas- en Seheldebode van 2 Dec. jl. schrijft een inzender O het volgende stukje: Mijnheer de Redacteur! De „Vooruit" van 23 Nov. jl. geeft een bespreking van een brochure „De groote vraag" door Dr. J. v. d. Brink. Tu8schen haakjes wordt gezegdRoomsck Katho liek priester te Breda. In het dagblad „De tijd'' (26 Nov.ljl.) 3e blad, 3e kolom wordt een ernstig onderzoek omtrent Dr. J. v/d Brink meegedeeldhieruit blijkt, dat gemelde dokter niet in de kerkelijke bediening is, maar om afdoende redenen door zijn geestelijke overheid daarin geschorst is. Deze kleine mededeeling gelieve de „Vooruit" ad notem te nemen. Middelharnis. O. Beleefd verzoek ik I" daartegen het volgende ver weer van Dr. J. van den Brink op te nemen. Het is een gedeelte van een Open Brief door dr. van den Brink geschreven aan de redacties der couranten, die hem aanvielen over zijn brochure „De Groote Vraag". Met dankzegging P. Den 12en October 1890 werd ik te Breda tot pries ter gewijd. In Juni 1893 promoveerde ik te Rome in de H. Godgeleerdheid, na verdediging der leer stukken over de voorbeschikking volgens het Tho mistische stelsel. In December 1893 werd ik benoemd tot kapelaan te Hontenisee in Zeeuwscb-Vlaanderen (Kroondomein) waar ik slechts 3 maanden verbleef en verplaatst werd naar Kruisland bij Steenbergen. Hier was ik slechts 6 weken, toen ik weer werd te ruggeplaatst te Hontenisse, waar ik bleef tot Juli 1895. Ik vroeg, om hier niet te noemen redenen, in Juli '95 mijn ontslag als dienstdoend priester en verkreeg dit. Tot November 1895 woonde ik bij mijne ouders te Breda. (De Pastoor van Hontenisse meen de bij mij socialistische tendenzen te hebben opge merkt.) In November 1895 werd ik weer benoemd tot as sistent te Eede (Zeeland). Einde September 1897 werd ik verplaatst naar Nispen bij Roosendaal. Praktisch niet meer kunnende werkzaam zijn voor de lotsver betering der armen, wierp ilT mij hier op de studie en mijne ideën omtrent het maatschappelijk vraag stuk bekwamen vaster omlijning, terwijl ik voort ging het overwogene te toetsen aan de werkelijkheid rondom mij en helderder vertoonde zich aan mijn oog de roode lijn, die opslingert van de stoffige aarde naar den glanzenden horizont en die my toonde een ideaal van broederschap en menschenmin, dat mij eerst een hevigen zielestrijd kostte maar dat na dien tijd voor mij verrees in de werkelijk grootste gedachte van het eerste Christendom. Den 4enJuni 1900 ontving ik van Z. II. Paus Leo XIII motu pro- prio (uit eigen beweging) het eere-kruis „Pro Ecclesia et Fontifice" (voor Paus en Kerk) en op 17 Decem ber 1900 op denzclfden dag, dat ik genooazaakt werd de pastorie te Nispen te verlaten, gewerd mij de pauselijke onderscheiding van het boofdco- rnité der Wereldhulde aan Christus, „Bene tuerenti" („aan den man van verdienste"). Er heerBchte groote ontevredenheid bij de Farochi- anen van Nispen, toen ik deze parochie verlaten moest en verschillende heeren Geestelijken protes teerden tegen dit feit. Ik ging weer naar mijne ouders totdat ik begin Februari 1901 benoemd werd tot kapelaan te Heerle bij Roosendaal. Vele wederwaardigheden, die ik ondervonden had hadden hunnen nadeeligen invloed op mijn gestel doen gelden. Ik leed aan zware hoofdpijn enz. waarom ik een kleine veertien dagen mijn Brevier niet las. Naar aanleiding hiervan werd mij in Angus tus 1901 voor het eerst het H. Mis-lezen verboden, nadat ik mij had teruggetrokken uit den dienst. Eenigen tijd daarna hoorde ik, dat 14 H. Doopsels, door mij in den laatsten tyd toen toegediend, op last van den Bisschop hernieuwd waren. Ik was hierover ten zeerste verontwaardigd en protesteerde driemaal hiertegen. Ik was voor mijn geweten overtuigd, dat ik goed en nooit anders gedoopt had dan toen. Dat herdoopen maakte indruk en met succes kon toen gezegd worden „die man is gek". Dat ik niet. con- sakreerde onder de H. Mis is niets minder dan eene godslasterende leugen en ik begryp niet hoe streng Roomsch-Katholieke bladen hier in Brabant zoo'n beschuldiging tegen een priester durven uiten. Het is eenvoudig, beneden pijl, en ik vraag mij af of de redaktie's van z. g. katholieke bladen, hier door laster werkzaam in hunne heere-diensten voor het kapitaal zelf niet hegrijpen, dat door het klak keloos pnbliceeren van zulke leugens het.godsdien stig gevoel der menigte geweld wordt aangedaan In Növember 1902 werd mij] in zooverre recht ge daan, dat ik de H. Mis weer mocht lezen. Ik ha dit voornamelijk of liever uitsluitend te danken aan het krachtig optreden ten mijnen gunste van den Guardiaan der Capucijnen te Breda. Dagelijks droeg ik de H. Mis op in de St. Antonius-Kerk te Breda totdat ik weer in September (17) dezes jaars voor het H.; Mis-lezen werd geschorst, omdat ik aan een Socialist een briefje bad geschreven met den aan hef „Geachte partijgenoot". Ik heb o n ra i d- d e 11 ij k m ij n p r o t e s t aan Z. H. den I'aus verzonden en wacht nog steeds op beslissing. Nog dien ik even te vermelden, dat Mgr. Rodolfo Giovannini, zaakgelastigde van den H. Stoel te 's Gravenhage in Januari 1004 zijne wel willende bemiddeling bood aan eenige mijner [vrien den om mij te doen benoemen tot Eere-kaiuerheer van Z. H. Pi us X. Mijn grootste misdrijf in de oogen mijner tegen stander is, dat ik socialistische ideeën heb dat ik de zaak der arbeiders een warm hart toedraag dat ik voor die zaak gaarne ten offer brenglevens vreugde, zg. aanzien en de goedkeurende glimlach jes der rijken. Ik zie geen andere uitkomst voor die onterfden, wier lot mij met weemoed vervult dan het economisch Socialisme, doch dan dat Soci alisme (in laatste instantie gemeenschappelijk bezit van grond en arbeidsmiddelen) aangepast aan het idealisme van het Christendom. Ik meen, dat de christelijke beginselen eerst tot hun volle conse- kwentie zullen komen in de practijk, wanneer de maatschappij socialistisch zal zijn ingericht. Mijn menschelijk en christelijk gevoel laat ik spre ken als ik het noodig acht, al valt mij dan het kapi talisme met zijn aanhang te lijf zooals hetditde Stuers deed in de Tweede Kamer, toen hij het moor- denaarsbedrijf in Indië brandmerkte. Ik zal niet aarzelen te doen wat ik noodig acht, wat mijne christelijke opvattingen van mij eischen. Niet aan U, Redacteuren van Couranten, die om den broode soms artikelen moet schrijven, die Uzelf tegen de borst stuiten niet aan U en niet aan mijne tegenstanders, doch aan God alleen ben ik verantwoording schuldig mijner daden en deze ver antwoording vrees ik niet. Geve God, dat mijne tegenstanders mij dit ook met de hand op het hart kunnen nazeggen Dr. J. van den Brink. R. K. Priester. Breda28 Nov. '04. Geneeskundig toezicht op de scholen. Mijnheer de Redacteur Gaarne heb ik de uitnoodiging van de afdeeling van 'tNederl. Onderwijzersgenootschap op Flakkee aangenomen, om in hun vergadering een bespreking over bovenstaand onderwerp in te leiden en 't komt me gewenscht voor, in wijder kring belangstelling J daarvoor op te wekken. Om van de noodzakelijkheid van dit toezicht overtuigd te worden, is het dunkt me. noodig te weten, welke gevaren het schoolbe zoek kan veroorzaken voor de gezondheid en het leven der kinderen en wat daartegen kan gedaan worden. Deze gevaren kan men onderscheiden in die, welke gelegen zijn in 't verblijf als zoodanig in de school tijdens de lessen en in die, welke ontstaan 1 door de schoolwerkzaamheden der kinderen, als deze op verkeerde wijze of onder ongunstige omstandig heden worden verricht. De eerste groep heeft be trekking op de z.g. besmettelijke schoolziekten (ma zelen, kinkhoest, roodvonk, diphteriebesmettelijk hoofdzeer en andere dergelijke huidziekten, sommige oogziekten) Gn op sommige slepende ziektetoestan den als bleekzucht, klierachtigheid, zwakte van het geheele gestel. 't Gevaar voor besmetting met de kiemen dier be smettelijke ziekten is onmiddellijk duidelijk als men weet, dat die kiemen somtijds bij verschillende kin deren aanwezig zijn en dat ze zeer gemakkelijk van het eene kind op 't andere kunnen overgebracht worden. Als men verder weet, dat de vatbaarheid voor die ziekten juist in de eerste jeugd zeer groot is, zoodat het veelvuldig in aanraking komen met de smetstoffen meestal het uitbreken der ziekte ten gevolge heeft, dan is 'tvoor ieder te begrijpen, dat het urenlang samenbrengen der kinderen in een zeer beperkte ruimte het optreden eener epidemie in die gevallen zeer sterk in de hand kan werken. Her haaldelijk is het verband tusschen 't schoolbezoek en een epidemie van mazelen, diphtherie of kink hoest aangetoond op de meest overtuigende wijze, 'tls zelfs voorgekomen, dat een onderwijzer zoo'n epidemie zeer juist heeft voorspeld, doordat hij bij enkele kinderen de verschijnselen had opgemerkt. Hoe kunnen we nu het schoolbezoek in dat op zicht minder gevaarlijk maken? De wettelijke maatregelen, die thans daarvoor zijn voorgeschreven, zijn niet meer op de hoogte van de tegenwoordige wetenschap en onvoldoende. Voor een redelijke bestrijding dier gevaren moet men ten op zichte der mazelen weten le Dat de ziekte het be- smettelijkst is in het eerste tijdperk, als de kinderen de eerste ziekteverschijnselen vertoonen, zich open barende in ontstoken, waterige, lichtschuwe oogen, niesen, hoesten en algemeen onwelzijn, 2e dat de mazelen, over het algemeen een goedaardige ziekte is waaraan weinig menschen ontkomen, maar dat ze voor zwakke kinderen uit teringachtige familien Ij gevaarlijk is evenals voor zéér jeugdige kinderen, lerwijl ze van tijd tot tijd zulke kwaadaardige epi- demiën vertoont, dat de helft der aangetaste kin deren er aan sterven. Men kan dus het beste aldus te wTerk gaan: Bij zeer goedaardig karakter der ziekte: weinig er tegen doen hoogstens zwakke en zeer jeugdige kin deren uit de bewaarschool houden. Bij middelmatig gevaarlijkheid der mazelende patientjes en hun broertjes en zusjes, die de ziekte nog niet gehad hebben, uit de school houden; verder geregelde in spectie der schoolkinderen en .verwijdering van die, welke de eerste ziekteverschijnselen vertoonen of die als de voorboden daarvan te beschouwen zijn. Bij kwaadaardig karakter der ziekte: de school geheel slniten. Verder mogen de patientjes de school niet weer bezoeken binnen de eerste veertien dagen na de uitslag op de huid, die de meeste heteekenis heeft voor de herkenning der ziekte. Ten opzichte van de kinkhoest 't volgende. Deze ziekte is evenals de mazelen gevaarlijk voor zeer jeug dige en voor zwakke kinderen. Kinderen boven de 5 N jaar sterven er betrekkelijk zelden aan. De vatbaar heid om de ziekte te krijgen is lang niet zoo groot als bij de mazelen, zoodat de ziekte volstrekt niet beschouwd moet worden als een haast onafwendbaar j kwaad. De lange duur der ziekte en de zeer hevige hoestbuien, maken de ziekte voor de patientjes en U de ouders tot een hoogst onaangename, ook al komt j. het kind er verder zonder blijvend nadeel af. De smetstof zit wel voornamelijk in de slijm, die door de zieke luchtpijpen wordt afgescheiden. Tijdens een hoestaanval worden talrijke slijmdeeltjes met de lucht door het lokaal verspreid en zoodoende de andere kinderen in aanraking gebracht met de smetstof, wat I bij velen het uitbreken der ziekte ten gevolge heeft, W Daarom moeten de patientjes uit de school gehouden J worden. Dit is ook om andere reden noodzakelijk. De hoestaanvallen werken zeer storend op den gang van liet onderwijs, terwijl de zieken zeer groote be- hoefte hehben aan versche, zuivere lucht, en dus ook i in dat opzicht in de school geheel niet op bun plaats zijn. Verder moeten de schoolgasten weer geregeld i geïnspecteerd worden en alle hoestende kinderen, die bij den geneeskundige het vermoeden wekken, dat >/.e de kinkhoest hehben, van de school ver wij- derd worden. Men moet hiermee niet wachten bij een dreigende epidemie, totdat.de zoo kenmerkende krampachtige hoestbuien zijn opgetreden. Veel beter is het enkele kinderen een week naar huis te sturen die later blijken de ziekte niet te hebben, als talrijke kinderen in de school te laten, die in het eerste tijdperk der ziekte zijn, waarin ze den indruk ma ken van slechts wat verkouden te zijn. zonder dat met zekerheid is te zeggen, dat dat hoesten reeds de uiting van de bestaande kinkhoest is. De Bewaar scholen dienen vooral nauwkeurig onder controle te taan en zoo noodig tijdelijk gesloten te worden.

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1904 | | pagina 6