99 Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede. EERSTE BLAD. 54e Jaargang. Woensdag 30 November 1004. No. I. 1 Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij v •'-'Ö U Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG. Prijs per kwartaal, franco per post f 0,50. Afzonderlijke nummers0,05. Hoofd-Agent voor NederlandC. W. BETKE, Advertentie- Bureau Mosseltrap 2, Rotterdam. TJitgfar^e eter te Middelharnis. Prijs der Advertentiënvan 1 6 regels f 0,60. Iedere regel meer0,10. Groote letters naar plaatsruimte. Driemaal plaatsing wordt slechts tweemaal berekend. Alle solide Boekhandelaars en Advertentie-Bureaux nemen Advertentiën aan. Berichten van correspondenten en Advertentiën te adresseeren aan de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij te Middelharnis. De moorden in de Gajoe- en Allaslanden. Men verwijt altijd de sociaal-demo cratische Kamerclub, dat zij in heftige bewoordingen opkomt tegen de wijze, waarop in Indië met de inlanders wordt omgesprongen. Te meer is het daarom van gewicht, dat in de vorige week een lid der re- geeringsmeerderheid ten krachtigste heeft geprotesteerd tegen het imperialis me (landhonger) en militarisme ;('/3 der Nederlandsche inkomsten gaat aan het militaire monster weg en 51 mïllioen der Indische), dat hoe langer hoe brutaler optreedt, ook en niet het minst onder het zoogenaamde christelijke kabinet. Men leze daarom de: Redevoering van jhr. de Stuers, katholiek afgevaardigde voor het district Weert gehouden in de Kamerzitting van 23 Nov. 1904. Mijnheer de Voorzitter! Ik wensch een woord te zeggen over de laatste bladzijden waarmede de annalen van onze roemrijke Nederlandsch- Indische geschiedenis verrijkt zijn geworden. Laat ik vooreerst de feiten herinneren, welke wij in de Memorie van Antwoord hebben kun nen lezen betreffende de resultaten van den laat- sten tocht die door bet Nederlandscli-Indische leger gehouden is naar de Gajoe- Alas- en Ba- taklanden. Die resultaten komen in het kort hierop neder, dat wij daar hebben doodgeschoten, 2922 men- schen, onder welke 1149 vrouwen en kinderen en gewond 226 menschen, onder welke 217 vrouwen en kinderentotaal aan dooden en ge wonden 3148 menschen. Dit zijn de offieieele cijfers. Wat er meer getroffen en in het kreupel hout omgekomen is vermeldt de geschiedenis niet. Wat wij gedaan hebben met de gewonden wordt ook niet medegedeeld, maar we kunnen ons voorstellen, dat die ongelukkigen niet veel zorgen zullen genoten hebben van een uitgezon den legerkorps, dat ten doel had zoo gauw mo gelijk zijn haan te breken door tot dusver on betreden gewesten. Wat wij gedaan hebben om de zuigelingen waarvan de moeders neergescho ten waren, te redden, wordt ook niet vermeld. Het vermoeden ligt voor de hand, dat boven de opgegeven cijfers nog zeer velen op aller ellendigste wijze zijn omgekomen. Tegenover dat noodlottige cijfer van 3148 er kend verongelukten, staat een aantal gesneuvel den aan onzen kant van 27 man, zoodat wij nog FEUILLETON. Vleugellam. van Hans Arnold, (7) door K. te M. De lucht werkt £op mij alsof ik champagne ge dronken heb. Willen wij nog een poosje buiten gaan zitten „Neen!" zet ikeenigszins uw, „het is veel te voch tig voor je Hij maakte een ongeduldige beweging. „Behandel mij toch niet altijd als een zieke," antwoordde hij geërgerd, ik ben heelemaal gezond, heden zoo gezond als nooit te voren." Op droomerigen toon ging hij voort: „Toen ik naar hier terugkwam, was er nog licht, in enkele huizen, of eigenlijk nog maar in één, het zag er daar zoo vroolijk uit, ik had er best nog eens willen binnen- loopen." „In welk huis?" vroeg ik onwillekeurig. „Bij den generaal!" antwoordde hij kort, „Goeden nacht V Nadien dag kwam er een zeer ongunstige verandering in onzen gezelligen familieachtigen omgangtoeval lige omstandigheden werkten daartoe niet weinig mee. Mevrouw Van Reebosch werd ziek, zij leed aan niet één man hebben verloren tegenover hon derd medeschepselen aan den anderen kant. Hoe wordt nu een dergelijke operatie betiteld Op dit gebied is langzamerhand een verzach tende woordenkeus ontstaan, die te denken geeft, want wij zijn waar het de onzen geldt o zoo zenuwachtig en teer! Als het ongeluk wil dat een Hollandsche soldaat sneuvelt, dan wordt daarvan met de grootst mogelijke omzichtig heid aan de naaste betrekkingen in Nederland mededeeling gedaan, voordat het feit in de dag bladen gepubliceerd wordt; men wil den men schen zooveel als mogelijk is leed sparen. Wanneer het er op aankomt een moordge schiedenis, zooals ik de vrijheid neem deze ex peditie te betitelen, van de Regeeringstafel met een naam te hestempelen, heet dat; „een tocht", niet eens een incursie, (inval) neen, een excursie, een uitdrukking welke doet denken aan iets als een militaire promenade. Wanneer inlanders doodgeslagen of doodgeschoten worden, heet het, dat zij zijn „neergelegd" of hoogstens „on schadelijk gemaakt"; die inlanders, die hun haard, hun familie en zich zelf verdedigen, hee- ten „kwaadwilligen". Welnu, Mijnheer de Voorzitter, ik geloof dat hier, waar de Nederlandsche vlag, de oude, eer lijke en eervolle Nederlandsche vlag, bespat is met het bloed van honderden vrouwen en kin deren, wij wel mogen spreken van een moord geschiedenis en waar wij onlangs in de dag bladen naar aanleiding van het op Doggersbank voorgevallene hebben gelezen, dat het er wel wat van had alsof men een dollen hond op den oceaan had losgelaten, daar zou het mij niet be vreemden dat iemand, bij het lezen van de daden dezer excursie, op de gedachte kwam te zeggen, dat men op de inlanders een bende bloedhonden heeft losgelaten! Inderdaad het is geweest als een woeste hoos, die door de binnenlanden van Sumatra heeft gestormd, overal een bloedig spoor achterlatend. Wel is er nu een zeker gevoel van afgrijzen ontstaan bij het vernemen van de feiten, maar wat mij getroffen heeft, is dit, dat die afkeer zoo laat komt, dat wij bloedende vrouwen en kinderen voor ons moeten zien liggen, voordat wij een rilling krijgen en dat men eigenlijk niet veel gevoeld heeft voor die duizenden en dui zenden, die sinds dertig jaren op Sumatra zijn „neergelegd", doodgeslagen in hun eigen land, bij de verdediging van hun eigen haard, met vernietiging van hun have en goed, van de bloeiende pepercultuur, welke die ineuscheu daar met goed gevolg dreven, voordat wij onze be schavende handen in hun zaken gestoken had den. Nu het echter vrouwen en kinderen zijn, die gevallen zijn, nu vindt men het dan toch eigenlijk wat bar. Maar nu mag ik vragen: hoe zijn zulke feiten overeen te brengen met die Christelijke vlag die men zoo hoog opsteekt? Wat is de eerste wet van het Christendom? Is dat niet naasten liefde? Doch feiten zoo als ik signaleerde en de naastenliefde zijn al heel slecht met elkan der te rijmen en het wordt nu al heel moeilijk de bewering vol te hóuden, dat wij beschaafde lieden zijn, die onze beschaving goedgunstig ko niet geheel ongevaarlijke koortsen; Annie had het den geheelen dag druk met haar moeder te verple gen, slechts 's avonds laat kwam zij naar buitenom Allan en mij een poosje gezelschap te houden. Daar door kwam het dat zij die twee Allan en dat ge vaarlijke meisjenog niet samen gezien had, en hij sprak nooit over Sinaïde, wat mij juist zoo on rustbarend voorkwam. Hij bad toen nog wilskracht genoeg om het ver leidelijk schepsel zoo veel mogelijk te ontwijken, doch door de kleinheid van het plaatsje gelukte dit maar ten deele. En waren het ook maar halve uren of kwartiertjes, dat hij haar zag, zoo was het toch voor een weinig schrander opmerker reeds duidelijk, dat hij juist bij deze korte oogenblikken leefde. Te gen den tijd dat bij haar zou ontmoeten was hij zoo rusteloos en opgewonden dat wij zelfs onze kalmte er door verlorendan praattte hij druk, vertelde en lachte, onophoudelijk, daarbij haalde hij om de twee of drie minuten heimelijk zijn horloge uit den zak, tot hij een geschikt oogenblik vond om zich te ver wijderen. Ik zag dandikwijls Annie's heldere oogen met een uitdrukking van de teederste zorg op hem rusten. Zij wist niet wat zij denken moest, hem van iets onedels verdenken, daartoe was haar reine na tuur niet in staat, daarom schoof zij alles op zijn nu minder gezond gestel. Zijn korte, krampachtige, hoest, dien wij overwonnen dachten, kwam ook he viger terng. „Hij is ziekzei Annie dikwijls tegen mij, als wilde zij zich met deze treurige reden ge rust stellen. Op een namiddag kwam ik bij mevrouw Van Reebosch zij lag op de sofa en was alleen. „De jongelui zijn huiten op het terras," sprak zij op mijn vragenden blik. „Dat jonge meisje ven villa Bella is bij Annie; zij komt tegenwoordig dikwijl men aandragen aan de kusten van Sumatra en aan geheel Indië. Maar er is een ander gevoel nog dat zich van mij meester maakt, een gevoel van diepe droef heid en smart hierover, dat men ons braaf In disch leger, dat zooveel roemrijke bladen in zijn geschiedenis telt, heeft blootgesteld aan zulk beulenwerk! Hoe gaarne hadde ik dit aan ons leger be spaard gezien! Ik weet het wel, men zal mij antwoorden, dat van het oogenblik, dat onze troepen daar ston den voor een kampong, verdedigd door mannen, vrouwen en kinderen, het moeilijk was terug te trekken, maar de verantwoordelijkheid van het gebeurde drukt op hen die aan de moge lijkheid van hetgeen voorgevallen is niet vooraf hebben gedacht en daardoor onze troepen heb ben gebracht in die schrikkelijke impasse en in de noodzakelijkheid om geheele kampongs uit te moorden. En eindelijk, als dat alles nog ware geweest politiek, verstandig, als er nog eenig voordeel uit viel te behalen, dan begrijp ik dat men er met eenige onverschilligheid over heen zou kunnen stappenmaar ook dit kan ik er niet in zien. Of bedoelen wij soms in Indië op te treden en meenen wij dat wij daartoe bij machte zijn, op de wijze van de Hunnen of van die horden, uit de oude historie, die met geweld alles onder de voeten traden? Ik spreek daar van de Hunnen; ik heb hun geschiedenis nog eens er op nagelezen, maar die zijn mij gebleken nog te goed te zijn om als vergelijking te dienen voor hetgeen hier is geschied, Men moet naai de Tartaren teruggaan, naar een Timoer-Lenk, naar e#n Djenzis-Khan, die hun cavalerie lieten rijden over de lijken van vrouwen en kinderen, om een vergelijking te vinden voor onze han delwijze. Denkt men waarlijk dat men door een der gelijke wijze van handelen, laat het zelfs zijn dat die moet worden toegeschreven aan gebrek aan voorzichtigheid, zal komen tot nevrediging? Is het niet een honende ironie dit woord te gebruiken in het gezicht van die bloedplassen? En wat wordt er nu gehoord tot verdediging van hetgeen er is gebeurd Onder de aangevoerde argumenten zijn er die ik liever niet had liooren bezigen, want ik vind ze slecht passend in den mond van Regeerings- manneu. „Zij zijn begonnen", zegt menIn Frankrijk heeft men voor zulk een argument een korte uitdrukking: „C'est Je lapin qui a commence!" (De weeriooze is begonnen). Én in de offieieele rapporten lezen wij dat wij hun ten overvloede de eer van het eerste schot hebben gelaten, doch, let wel, nadat wij eerst twee salvo's hadden afgegeven! Verder is zoo waar beweerd, dat die menschen lafhartig waren, dat zij hun vrouwen gebruikten als een schild om er zich achter te verbergen! Het heeft mij erg tegen de horst gestuit, dat men dit heeft durven zeggen. Ik geloof er niets van. Waar de vrouwen zelf het zwaard in de hand nemen en de piek hanteeren, daar mogen wij niet onderstellen, dat de mannen lafhartig waren. Hoeveel mannen zijn er gevangen ge nomen? Er wordt er geen een vermeld in de hier. Wat is dat voor een schoon schepsel?" „Hoe bevalt zij uw dochter vroeg ik zoo onbe vangen mogelijk. „Ik geloof van goed. Annie is niet zoo heel spoe dig een hartstochtelijk vereerster en heeft natuurlijk slechts oogen voor Allan maar zij schijnen goed met elkander overweg te kunnen. Gisteren hebben zij samen een wandeling gemaakt en heden is het meisje reeds den geheelen namiddag hier." Ik trad naar buiten op het terras. Annie en Si naïde zaten aan de eene zijde en schenen druk met een handwerk bezigAnnie onderwees en de an dere zat met het ernstigste gezicht van de wereld daarbij en scheen aandachtig toe te luisteren. Zij begroette mij ook maar zeer vluchtig. „Ik moet goed opletten," zei zij, „mijn luie handen zullen hier vlijtig en vaardig worden." Allan zat op de steenen borstwering van het ter ras hij sprak geen woord en zag er somber en verdrietig uit, zijn oogen hingen voortdurend aan het bekoorlijk groepje. Annie hief van tijd tot tijd het hoofd op, zag hem liefdevol aan en knikte hem toe. Voor Sinaïde scheen hij niet te bestaan. Zfj sprak over hem heen alsof hij lucht was, en gaf zeer korte, onverschillige antwoorden, als hij haar iets vroeg, zij zag hem nauwelijks aan, en merkte dat hij van vertwijfelend ongeduld en zenuwachtige op gewondenheid nauwelijks zich zelve meer was. Som tijds, als zij zich onbespied waande, zag ik hoe een arglistige lach om haar mond vloog. Toen het schemerig werd, stond zij op, zette haar gelaat in een komisch ernstige plooi,'wierp mij een vluchtigen, schalkschen blik toe en zei „Ik moet nu naar huis gaan, want grootvader zal mij noodig hebben. Vervul ik mijn plichten niet ge trouw, dokter? Freule Van Reebosch zal nog een offieieele statistiek; allen hebben zij zich laten doodschieten En de vrouwen Dat zijn vrouwen die iemand uit het land van Kenau Simons Hasselaar moeten bewonderen. Hier het woord lafhartigheid te doen liooren, dat is een wan klank die ik niet kan dulden. Er is nog een andere wanklank vernomenwaar de menschen hun huis, hun haard en hun gezin verdedigen, daar wordt hiervoor telkens gebruikt het woord „fanatisme" (dweepzucht). Ik raak de beteekenis van onze taal kwijt; op school reeds leerde men mij dat zoo iets heet „vaderlandsliefde". En als ik onze eigen roemrijke geschiedenis raadpleeg, zijn dan al die heldendaden soms ook daden van fanatisme? Er zijn andere schijnbaar ernstige argumen ten gebezigd. Wij moesten, zoo heet liet, er wel heengaan, want die landen staan onder onze souvereiniteit, zij zijn niet onafhankelijkalleen wordt toege geven, dat zij nog niet „onder ons geregeld be stuur zijn gebracht". Dit argument van de souvereiniteit is eigen lijk niet de moeite waard om er over te spreken. Zooals reeds door menigeen is aangetoond, heb ben wij op Snouck Hurgronje en zijn boek moe ten wachten om die souvereiniteit te ontdekken. Volgens die ontdekking oefende Atjeli drie eeuwen geleden zekere souvereiniteitsrechten uit en die blijken thans op ons overgegaan te zijn! Maar drie eeuwen geleden, tot op den tijd van Philips II, behoorden de Nederlandsche ge westen tot het Duitsche Rijk en nu zou men met evenveel recht kunnen zeggen dat de Keizer van Duitschland thans souvereiu is over het Koninkrijk der Nederlanden, als dat wij souverein zijn over de Gajoes. Ik geef dit voorbeeld om aan te toonen dat dit argument niet verdient dat men er een oogenblik bij blijft stilstaan. Vroeger trouwens werd er nooit over gesproken. Integendeel. In 1901 werd in de instructie voor den comman dant van de expeditie gezegd, dat hij aan de Gajoes moest vertellen, dat wij het alleen hadden tegen den sultan van Atjeh, doch tegenover hen vriendschappelijk gezind waren. Dat is niet de taal van een souverein. Dit argument der souvereiniteit hadden wij overigens niet noodig, gelijk ik straks de eer zal hebben aan te toonen; want ik erken, dat wij aanleiding kunnen hebben en een moreel recht bezitten om ons in het belaDg der be schaving te doen gelden ook in die landen van den Archipel waarmede wij nog geen contract hebben of waarvan de heer Snouck Hurgronje nog niet heeft ontdekt dat wij of onze voor gangers er drie eeuwen geleden souverein waren geweest. Een ander argument is, dat wij grieven had den, omdat de Gajoes een toevlucht gaven aan gevluchte Atjehers en onmachtig of onwillig waren te beletten dat zij een operatiebasis voor hen werden. Of dit ook van de Alas en de Ba taks geldt, is er niet bij gezegd. Het wordt ech ter tevens erkend, dat, wanneer van die streken uit geld of kleine benden zijn losgekomen, dii geschied is uit vrees voor de Atjehers en ver klaard wordt dat de meeste Gajoes ons vriend schappelijk gezind warenlater evenwel kan men modelmeisje van mij maken." „Dat zal u geen schade doen," antwoordde ik half lachend. Ik begreep haar nieuwe rol nog niet. Annie was in de kamer gegaan om naar haar moe der te zien. Sinaïde pakte haar werk bijeen en zette den groo- ten, breed geranden strandhoed op. Toen zij Allan voorbij ging zag zij hem plotseling aan en ik hoorde haar halfluid zeggen „Ik ga eerst nog naar hel strand, heb je den ge heelen avond diëtist?" Zijn gelaat klaarde plotseling op en hij schudde met het hoofd. Zij nam vluchtig afscheid en toen zij in de balkondeur stond, viel een der bloemen, welke tusschen haar ceintuur staken, op den grond. Allan bukte zich haastig om die op te rapen. Toen was Siraïde verdwenen. Ik was zoo ontroerd over dit dubbelzinnig spel, dat ik geen woord spreken kon, maar besloot toch al het mogelijke te doen om die schandelijke ge schiedenis tegen te werken. Toen Annie weder naar buiten en bij ons kwam, zei ik „Ik blijf van avond hier, wil je ons wat voorlezen, Allan Hij antwoordde niets, ging de stoep af en bleef voor het huis besluiteloos staan. Ik dacht, een oogen blik na en zei toen ernstig tot Annie: „Houd u een weinig bet oog op hem, want dat meisje amuseert zich met en over hem en dot deugt noch voor hem, noch voor u." Zij zag mij rustig aan en schudde, zorgeloos jla- chend, het hoofd. „Neen, neen Nu doet u haar onrecht 1" Was het besliste antwoord. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

“Vooruit!”Officieel Nieuws- en Advertentieblad voor Overflakkee en Goedereede | 1904 | | pagina 1