Nö. 31
Zaterdag 14 April 1923
46e Jaargang
Een geheimzinnig geval.
LBBÜ ben.
FEUILLETON
De eigenaar van een buitenplaats,
waarbij ook prachtige bosschen be-
hooren, verleent aan het publiek
vrijen toegang tot zijn terreinen.
In die bosschen iigt ergens een
meertje., in welks kristalhelder water
schitterende waterplanten met de
mooiste bloemen groeien en tal van
visschen en andere waterdieren
vroolijk rondzwemmen, vooral by
mooi, zonnig weer. Aan den oever
van het meertje heeft de eigenaar
een bord laten plaatsen met het
verzoek, het water van hot meertje
niet te verontreinigen. Op een der
vele banken, die ten gerieve der
wandelaars in het bosch zijn ge
plaatst, zit iemand in stille ver
rukking te genieten van de wel
dadige stilte en de schoonheid der
natuur rondom hem. Nog niet lang
zit hij daar, of een tamelijk luid
ruchtig gezelschap verschijnt in
zijn nabijheid. Papa en mama en
een paar kinderen zetten zich op
een andere bank op korten afstand
van eerstbedoelde. Twee jongens
gaan liggen en rollen op het gras
aan den waterkant, Enkele oogen-
blikken is net gezelschap nog maar
ter plaatse, of de jongens beginnen
in het water te spuwen en met
kluitjes, steentjes en takken te
gooien naar de prachtige goud- en
siervisschen. Papa smijt een eindje
sigaar, mama sinaasappelschillen,
de meisjes doppen van olienootjes
in het meertje.
Den eenzamen bewonderaar op
de naburige bank wordt dit ten
laatste te machtig. Hij richt zich
tot den papa en vraagt, of deze en
„Dat zeg ik niet. God bewaar
me er voor't Is heel iets anders
't Was toen, dat herinner ik me
heel goed, in de dagen van het
carneval
f Zoo volkomen geschikt voor een
schaking. Onkenbaar achter het
maskerhij als dominozij als
heidin verkleed".
ffIk verzoek u dringend, mijnheer,
die onderstelling te laten varen en
nog dringender, mijnheer uw vriend
niets daarvan te doen blijken,
want het is niet zoo. Zou ik u
daarentegen om zijn adres mogen
verzoeken
„Ik weet niet waar hij woont;
hij staat met zijn hospita altijd op
gespannen voet", lachte Blenke
schouderophalend. „Wiedenstein
woont eigenlijk 't meest in het
zijn gezelschap liet verzoek op het
bord vlak bij hen niet gelezen
hebben. Tot antwoord dient de
vraag „Is dat water van jon
Gelukkig stapt de nobele familie
vrij spoedig open als ze voorbij
dien man op de bank komen, zegt
het „beschaafde" hoofd van den
troep; /Dag, meneer! Yal dood!"
Wat we hier meedeelen, is een
zeer klein staaltje van de manier,
waarop sommigen met het eigen
dom van een ander omgaan. Liefde
tot de natuur en haar schoonheid
Geen sprake van. Dankbaarheid
voor de geheel onverplicht aange
boden gelegenheid tot wandelen en
genieten In het geheel nietwel
het tegendeel. Wei het bevuilen
van het heldere plasje wel het
afbreken van takken wei het voor
geruimen tijd bang maken der
waterbewoners, voor anderen een
lust der oogen.
Op een buitengoed in de provincie
Utrecht, waar het publiek, dat er
vrijen toegang had, de ergerlijkste
vernielingen en beschadigingen aan
richtte, zag de eigenaar zich om
die redenen genoodzaakt, etn ge
deelte van zijn bezitting, en wel
een der mooiste gedeelten, voor
het publiek te sluiten. Meer in onze
buurt, bij Domburg op Walcheren,
waren vroeger bijna atle; ook de
prachtigste, particuliere goederen
voor iedereen toegankelijk, zoodat
het heerlijkste natuurgenot er ook
voor iedereen openstond. Doch ook
daar is door een ondankbaar en
onbeschaafd publiek zóóveel bevuild,
beschadigd, vernield aan boomen,
aan bloemen, aan grasperken, dat.
tegenwoordig verscheidene van de
grootste en mooiste wandelingen
koffiehuis, bijv. hierook vindt
ge hem in 't restaurant //het witte
Paard" in één woord, een beetje
overal".
„Ik dank u". Liibke stond lang
zaam op.
Blenke begreep thans van hoeveel
dienst deze man hem zijn kon.
z/Ik hoop uw aangename kennis
niet vruchteloos te hebben ge
maakt", sprak hij, hem de hand
drukkend. „Ge zijt hier vreemd en
als ge misschien nog geen bijzonder
betrouwbaren gids hebtIk heb
hier familie, die me vlug en gemak
kelijk weten te oriënteeren".
//Ik dank u". Lübke scheen
niet zoo bijzonder genegen zich big
hem aan te sluiten, *Ik zal de eer
hebben u hier weer te komen op
zoeken". Hij nam afscheid, blijk
baar afgetrokken en in gedachten.
z/Semlow noemde hij zich". Blenke
verzonk in gepeins.
„Hjj was zeer omzichtig Maar
ik kan hem zoo niet loslatenik
moet weten, wat er van hem te
halen is".
Hij nam zyn hoed, wierp zijn
vertering op de tafel en snelde de
de bezitters afgesloten zijn.
door
Die daarin volkomen gelijk hebben.
Zie naar de heerlijke parken te
Amsterdam, de eenige plekken in
die groote stad, waar de stedelingen
het stof eu de benauwdheid van
huizen en straten' kunnen ont
vluchten waar zij tenminste wat
versche lucht inademen, wat blau
wen hemel en wat stralend zonlicht
zien. Men zou meenen, dat alle
Amsterdammers hun parken zouden
liefhebben en beschermen tegen
alles, wat er schadelijk voor zou
kunnen zijn. Maar vroeger, toen
men in dit opzicht de menschen
toch niet al te veel vertrouwde,
achtte men het nooüig, de parken
te doen bewakenen werkelijk
gebeurde er toen weinig of niets,
dat de schoonheid verstoorde of het
welzijn der parken bedreigde.
Men heeft echter die bewaking
weer afgeschaft, vooreerst om be
zuinigingsredenen, en vervolgens,
omdat men het publiek met aan
banden wilde leggen, meer vrijheid
van beweging wilde geven. Want
velen huldigden en huldigen nog
de stelling het publiek is al wel
zoover gevorderd in zelfopvoeding
en zelfbeperking, dat men het hier
geheel de handen kan vrijlaten. En
wat gebeurt Van alle kanten
regent het klachten over de bar-
baarsche vérnielingen, waaraan de
de A msterdamsche parken ten prooi
zijn. Grasperken worden platgetrapt
en mgewoeldbloemen worden
geplukt en de planten, waaraan ze
groeien, met wortel en tak uit den
grond gerukt; heesters en jonge
boomen worden gekerfd en stuk
gehakt. Kortom, het is er een too-
neel van wilde verwoesting- Men
deur uit. Op een afstand van onge
veer dertig schreden zag hij in de
schemering op straat zijn man be
sluiteloos stilstaan. Hij hield ook
stil en drukte zich tegen den muur
van een huis aan. Toen de ander
zich verwij derde, volgde hij hem
omzichtig tot voor een hotel in de
Leopoldstad, iiet hem binnengaan,
wachtte eenige minuten buiten en
ging toen naar de portiersloge om
te vragen of hier een mijnheer
Semlow logeerde.
De portier noemde het nommer.
Blenke deed als zocht hij de trap
en sloop toen onopgemerkt het huis
weer uit.
„ZonderliDg hoe nu zoo plotseling
en juist hier do draden bij elkaar
loopen Blenke nam een fiacre
om naar de binnenstad terug te
keeren. ,,'t Is altijd nog mogelijk",
sprak hij onderweg, //dat Wieden
stein, alleen om zich interessant te
maken, maai een geschiedenis uit
de lucht heeft gegrepen, die, zonder
dat hij 't vermoedt, in mijn kraam
te pas komt. Misschien juist om
iets anders, wat hij bedreven heeft,
te verbergen. Ik kan onmogelijk,
denkt dan ook maar spoedig weer
tot de vroegere bewaking terug te
keeren.
Stellig heeft de oorlog heel wat
schuld aan dit allesde menschheid
is er veel ruwer door geworden.
Maar al lang vóór den oorlog waren
wij toch van meening en hierin
zij n we xiog niets veranderd dat
de meerderheid van het Neder-
landsche volk nog volstrekt niet
rijp is voor volkomen vrijheid van
handelen. De dag verkondigt aan
den dag, dat, zoodra men het die
vrijheid geeft, deze ontaardt in
ongebondenheid, in losbandigheid.
Ons volk moet over het geheel een
teugel en soms zelf de z weep voelen.
Dat is ook de reden, waarom wij
een zoo hartgrondigen afkeer van
onze hedendaagsche, op socialistische
leest geschoeide wetgeving koes
teren wij verafschuwen in het
bijzonder het algemeen, het even
redig en het vrouwenkiesrecht, en
voor Indie het dwaze streven naar
zelfregeering door den inlander. Dat
zou alles goed zijn, zelfs prachtig
werken, zoo alie menschen den
engelenstaat nabij kwamen. Doch
zoolang ontwikkeling en innerlijke
beschaving nog zoo j mmerlyk laag
staan, als heden bij ons, althans bij
zoo velen, het geval is, voert een
zoodanige wetgeving ons steeds
dieper in een warwinkel, een moeras,
een wildernis.
Als een koetsier de teugels te
slap laat hangen, slaat een jong en
krachtig paard op hol. Doch daar
zoodoende de algemeens veiligheid
bedreigd wordt, moet vroeger of
later een krachtmensch zich op zijn
weg plaatsen, het wilde dier met
ijzeren vuist in de neusgaten grepen
zonder iets meer te weten, er op
voortbouwen. Maar de oude heer,
dien ik te Berlijn heb gezien, weet
misschien meer van hem dan hij
wil bekennenik moet trachten
hem uit te hooren".
XXI,
Terwijl Blenke den volgenden
morgen per telegraaf een levendige
correspondentie in cijferschrift met
Berlyn begon, welke hem den
ganschen dag druk bezig hield, vroeg
Afra, niets vermoedende van den
aanslag, dien de detective zoo ver
metel op hare rust voorbereidde,
reeds bij het opstaan om haar rij
kostuum.
„Ik verwacht heden graaf Sesto
voor een rijtoer, dien ik reeds voor
gisteren met hem had afgesproken",
zei ze tot Jane. „Zend de bood
schap naar de manege, dat ik om
tien uren Fides voor wil hebben".
{Wordt vervolgd).
Dit blad verschijnt Woensdag eu Zaterdag.
Abonnementsprijs voor Goes 50 cent per kwartaal,
voor buiten Goes f 1,50 per half jaar franco pei post.
A D VERTENTIËN voor Dinsdag en
Vrijdagmiddag 13 UUR te bezorgen bij
de N.V. Goerche Courant en Kleeuwens
Ross' Drukkers- eu Uitgeversbedrijf.
Adveitentiën 10 cent per regel.
Bij contracteeren van minstens 1000 regels per jaar
zeer belangrijke reductie.
Adver'entiën, ais geboorte-, huwelijks-, verjarings-, doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen, niet meer dan acht
regels beslaande, voor den prijs van f 1,
75
Roman van H. W.