27 Zaterdag 1 April 1923 46e Jaargang PASCHEN. Een geheimzinnig geval. FEUILLETON Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs voor Goes 50 cent per kwartaal, voor bniten Goes f 1,50 per balt jaar franco per post. ADVERTENTIËN voor Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 UUR te bezorgen bij de N.V. Goesche Courant en Kleeuwens Ross' Drukkers- en Uitgeversbedrijf. Advertentiën 10 cent per regel. Bij contracteeren van minstens 1000 regels per jaar zeer belangrijke reductie. Advertentiën, als geboorte-, huwelijks-, verjarings-, doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van f 1, Aan Jezus' herrijzenis, die men volgens het bijbelverhaal thans in de christelijke kerken herdenkt, gingen, nog vóór zijn dood, een aantal dagen van zwaar gees telijk en lichamelijk lijden vooraf, een tijd van geweldig worstelen, door de wereld niet of ternauwer nood ontwaard. Maar hoe zwaar de strijd mocht geweest zijn, de ein- delijke, aardsche bekroning ervan was een nieuw leven in hoogen glans. Dit alles is in hoofdzaak een afschaduwing van het natuurbs- staan. Ook daar een moeizame lijdensweg door de barre kou van den winter en de gure vlagen van een grillig voorjaaisbegin. Ook daar een ernstige, inwendige kamp, lang verholen onder knophulsels en in het binnenste van het dierenlijf. Tot ten slotte liet nieuwe, strij dende leven zich met de onstuimige kracht der jeugd baan breekt door alle windselen heen, een leven, omstraald met den hoogsten glans der warme volheid. Zie, onze Paschen is er in dit opzicht een uit duizend. Al is het natuurleven nog niet gansch en al uit zyn sluimer ontwaakt en alzoo tot geheele ontplooiing gekomen, er ontbreekt aan een „groene Paschen" toch maar heel weinig, zóó weinig, dat de groote beloften voor een toekomstig heil klaar voor oogen liggen. Zeker, er kunnen nog gierende stormen en gevaarvolle, koude nachten over dat leven heen gaan doch al wordt daardoor in meerdere of mindere mate schade 70 Roman van H. W. Ze vroög me in eigenaardig Duitsch, wat me scheelde. Men had mij in flauwte op de straat gevonden en bij baar in huis gedragen. Ik bekende, wat mijn plan was geweest, wat mij er toe had gedreven, en liet haar de geladen revolver zien. Ze lachte. Zulk een knap heer, meende ze, moest toch wel in de mogelijkheid zijn zich een maal te verschaffen. Ik zei, dat ik waarschijnlijk de geschiktheid daartoe niet bezat. Ik had, door mijn schuldenmaken, menschen, die vertrouwen in me stelden, voor duizenden tekort ge daan en toch bezat ik den moed niet, ergens een kastelein om een maal beet te nemenen om iets te verdienen, daartoe was ik niet in staat, daar ik niets anderB had aangericht, vernietigd kan het niet wordenhet leven gaat stralend verder, nadat het zich van door stane schokken zoo goed mogelijk heeft hersteld. We vergeleken de vorige weck de tegenwoordige voorjaarsweelde en vooruitzichten met het leven van een deel onzer Oosterburen. Nu Paschen is gekomen, denken we aan de lotgevallen van andere volkeren, die, helaas, op Jezus' voetspoor eveneens een weg van bitter lijden moesten loopen. Het zijn volkeren, die ons, elk voor de helft, nauw verwant zijn. Als men spreekt van Groot-Nederland, be doelt men daarmee niet ons eigen land alleen, dat werkelijk maar klein isdoch men heeft dan op het oog die deelen van andere landen, waar menschen wonen van denzelfden stam als wjj, menschen, die dezelfde taal spreken, al is dat dan ook door tijd en omstandig heden met eenige veranderingen. We bedoelen dus de Vlamingen in België en de Hollandsch spre kende bevolking van Zuid-Afrika, waartoe behooren de Kaapkolonie, de voormalige Oranje-Vrijstaat, het vroegere Transvaal en Natal. België wordt verder, zooals men weet, ook bewoond door de Walen, die Fransch sprekenZuid-Afrika ook door Engelschen. En niet alleen zijn beide landen tweetalig, doch er bestaat ook heel wat verschil in geaardheid tusschen Vlamingen en Walen, tusschen Zuid-Afrikamers of natio nalisten, zooals zij zich gaarne noemen, en Engelschen. Die verschillen in taal en aard hebben in beide landen aanleiding gegeven tot verdeeldheid en strijd, geleerd dan rekruten drillen, wat me ook al geen plezier heeft ver schaft. Ze zette me eten voorook een flesch brandewijn en ging toen bij me zitten om met me te praten. „Ge moogt u zelf niet om 't leven brengen*, zei ze in haar eigenaardig Duitsch. Hy zweeg eensklaps. Hij ver anderde van kleur en maakte een beweging om op te staan //Pardon, mynheer Von Boden- berg', zei hij met bleeke lippen, ik moet u bekennen, dat ik me reeds volledig aan u heb geopen baard Daarginds zit een mijner sehuldeischers, dien ik in 't voor uitzicht op uwe hulp heb gepaaid". Tegelijk wees hij op een politie beambte, dien hij waarschijnlijk daar buiten had geposteerd. „De zaak schijnt hem te lang te duren". Leo had niet bemerkt, hoe ook Blenke's gelaat onder het laatste gedeelte van zijn verhaal veranderd was. Deze lei, misnoegd over die plotselinge stoornis, de hand op zijn arm. „Nog slechts een oogenblik die niet zelden, vooral in den laatsten tijd, na den oorlog, met groote bitterheid en haat wordt gevoerd. België vooral is voort durend het tooneel van onder- lingen strijd, waarbij meestal de Vlamingen, al is hun aantal het grootst, toch het loodje leggen. In het bestuur van staat, provincie en gemeente, in de rechtspraak, in het onderwys, in legerzaken, overal voeren de Walen den boventoon. De Vlamingen en hun Vlaamsch worden door de anderen vrijwel als minderwaardig beschouwd en behandeld, ja, volgens Vlaamsche getuigenis niet zelden getiranniseerd Het laatste staal van die minder waardige behandeling is de geschie denis der hoogeschool te Gent, waar het onderwijs in het Fransch wordt gegeven. De Vlamingen hadden by de Tweede Kamer een voorstel ingediend, om die school te „ver- vlaamschen", in dien zin, dat de Vlaamsche studenten er in hun eigen taal onderwezen zouden worden, al zou dan ook de Fransche taal niet geheel verdwynen. De Kamer nam dit voorstel met een zeer kleine meerderheid aan. Maar de Senaat, dat is, wat wij de Eerste Kamer noemen, verwierp het met een tamelijk groote meerderheid. De aanvankelijke blijdschap der Vlamingen is dus weer in droefheid verkeerd, en de tweespalt en ver bitterde strijd tusschen beide volks groepen gaat met onverminderde heftigheid voort. De Vlaamsche weg is hier wel een lijdensweg. Zuid Afrika lijkt in dit opzicht veel op Belgie, met dit verschil echter, dat de nationalisten er niet door de Engelschen onderdrukt, verzocht hij dringend. „Ge weet, ik ben uit Noord-Duitschland. Wat ge mij daar verhaalt, wekt een herinnering bii me". Blenke keek hem scherp vorschend aan, maar- trachtte tegelijk de beweging zijner gelaatsspieren te beheerschen. //Niet waar, het oord, dat ge buiten de stad gingt opzoeken om u 't leven te benemen, was buiten de Rosen- thaler poort? Tracht u eens te herinneren het interesseert me. Was 't niet een klein huis met een rood baksteenen gevel en een uit hangbord waarop //Fijne wasch', stond Leo, wiens] aandacht verdeeld was, toen hij de vrees koesterde, dat zijn schuldenaar een kabaal in 't koffiehuis op 't oog had, luisterde slechts half, maar hy verstond Blenke toch. //Ik geloof van ja, antwoordde hy', maar veroorloof me, dat ik dien man tevreden stel". Hij maakte zich uit Blenke's greep los, ging naar het andere eind der groote zaal en by den onge- duldigen schuldeischter zitten. Blen ke zag verstrooid, hoe hij dezen getiranniseerd worden, al beweren de eersten dit soms wel. De Engel schen verstaan daartoe te goed de kunst van vrijzinnig koloniseeren en met hun menschen om te gaan. Toch zijn de nationalisten hun heftige tegenstanders en beproeven zij, om zich met behulp der arbei dersparty van alle macht meester te maken. De ongerustheid, die in regeeringskringen heerscht over de groeiende kracht dezer beiden in de kiesdistricten, blijkt uit een rede, die minister Reitz de vorige week heeft gehouden en waarin hij op merkte, wat er gebeuren zou, als de nationalisten aan het bewind mochten komen. Boven en behalve algemeene onbekwaamheid en gemis aan ervaring zou het voornaamste euvel zijn, dat de regeering slechts een deel van het volk zou vertegen woordigen. „Ik ben zelf van Hol- landschen bloede, zei de de heer Reitzer stroomt geen druppel Engelsch bloed door mijn aderen. Ik ben ean van de uitersten geweest in den Boerenoorlog en bevocht het Britsche leger tot de laatste sloot. Doch ik zie in, dat in de tegen woordige omstandigheden een re geering, die alleen door Zuid-Afri kaners wordt gevormd, een even groote ramp zou zijn als een re geering, alleen uit Engelschen be staande". Hy veroordeelde de nationalistische partij als een party, die den rassenstryd predikt en aanwakkert en als „reactionnair", en beschouwde de arbeiderspartij als haar slachtoffer. Ook hier dus, gelijk men ziet, strijd en lijden. In beide landen staan de twee groepen zóó scherp en fel tegenover elkaar, dat het hart met bekom- een gedeelte der bankbiljetten ter hand stelde. „Geen twijfel meer; hy wilde niets meer vertellen,' bromde hy. Maar ik ben er. De zaak valt voor in de eerste weken mijner, door me zelf gestaakte, criminalistische carrièreik wil wedden, dat het dezelfde is, en als ik omzichtig te werk ga, vang ik den vogel Als hij maar voet bij stuk houdt. Misschien vind ik van avond nog wel bericht van mijn chef Blenke sloeg zijn man schijnbaar onachtzaam gade, maar hij werd onrustig, toen Leo van plan scheen zich te verwijderen. uNeem 't me niet kwalijk, myn heer Yon Bodenberg', zei Leo, haastig op hem toetredende, om afscheid te nemen. „Een gewichtige aangelegenheid roept me. Ik ben steeds, op den eersten wenk, tot uw dienst bereid". Blenke was er ver af, dat heen gaan goed te vinden, maar hy mocht zich niet verraden. Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1923 | | pagina 1