No, 46 Zaterdag 1921 11 Juni Jaarg&ii TERUG UIT HET RIJK DER DOODEN FEUILLETON •Arbeiders, Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs voor Goes 50 cent per kwartaal, voor buiten Goes f 1,50 per hall jaar franco per post, bij vooruitbetaling. ADVERTENT1ËN voor Dinsdag- en Vrijdagmiddag 12 UUP te bezorgen bij N. V. Goesche Courant en Kleeuwens Ross' Drukkers- en Uitgeversbedrijf, Advertentiëa 10 ct. per regel. Bij contracteeren van minstens 1000 regels per jaar zeer belangrijke reductie. Advertentiën, ais geboorte*, huwelijks-, verjaring*-, doodberichten en de daarop betrekklag hebbende dankbetuigingen, niet mser dan acht regels beslaande, voor den prijs van f I,—. De arbeider is zijn loon waard. En liet staat wel vast. dat tegen dezen gulden regel heel wat gezon digd is. Er is een tjjd geweest, dat menige arbeider moest werken voor een hongerloon en dus een aller treurigst bestaan had, terwijl de patroon mooie, misschien wel over dadige, winsten maakte. Dat is veel veranderd. Van hongerloonen is zoo weinig sprake meer, dat wij enkele dagen geleden uit den mond van een arbeider de uitspraak hoorden een arbeider is tegenwoordig niet meer arm. Dat is uitstekend. Wij zouden wenschen, dat er in 't geheel geen armen meer bestonden, dat dus iedereen, gelijk men het noemt, een menschwaardig bestaan had. Nu komt het er maar op aan, wat men „een menschwaardig bestaan"noemt. Wie niet als een blinde door de wereld gaat, moet wel erkennen, dat velen, ja verreweg de meesten, al te hooge eischen stellen eischen, die niet overeenkomen met den arbeid, dien zij verrichten. Wij noemden het een gulden regel, dat de arbeider zijn loon waardis. Maar hij is dat loon niet waard, enkel omdat hij arbeider isdoch alleen als hij arbeid verricht en naar de mate, dat hij arbeid verricht. Er zijn in de tegenwoordige arbeids- beweging dingen, waarin wij groote fouten zien. Vooreerst stellen velen den regelgeen loon naar verdienste, maar loon naar behoefte. Wilde men dien regel geheel in toepassing brengen, dan zou dus iemand met een grooter gezm meer loon aoeten 7 GASTON LEROUX Hij was uit ds auto gesprongen en had de deuren met jeugdig vuur en met een groote zekerheid van beweging geopend en vol levens vreugde, en daarboven was Fanny beginnen te lachen, lachen, lachen... terwijl zij een oogenblik te voren nog beefde van angst, zonder te weten waarvoor. Ze was zenuwachtig. „Wat ben ik dom zei zij. „Wat ben ik dom Wat mankeert my toch Vjjf minuten later lag Jacques in haar armen. „Zoo, dat is gebeurd 1 Is hij weg?... Zeg, voor langen tijd Vertel toch eens mannetje, vertel toch Maar Jacques wist niets meer mee te deelen, dan dat André den ontvangen dan een ander met een kleiner gezin, al verrichten beiden evenveel arbeid, ja, al verrichtte de eerste minder dan de laatstenog sterker, al deed de eerste ongeveer niemendal. Immers i „hy is arbeider en heeft met zijn groot gezin veel behoeftendus moet hij een hoog loon hebben". Dat de maatschappij by zulk een onzinnigen eisch niet bestaan kan, spreekt vanzelf. Wij kunnen dat trouwens ook van de natuur leereneen vogel, die twaalf jongen heeft groot te brengen, zoo als de pimpelmees, moet daarvoor veel meer moeite doen dan een andere, die slechts twee kindertjes heeft te verzorgen, gelyk een duif. Er komt bij, dat de eene mensch veel meer behoeften zegt te hebben dan de andere. Terwijl de een zich in een „menschwaardig bestaan" ver heugt, als hij een gesmeerde boter ham verdient, moet een tweede daar een stuk kaas bjj hebben, een derde flink wat vleesch, een vierde eischt ook taartjes, enz. Wanneer die allen nu gelijken arbeid ver richten, moeten dan toch die tweeue, derde, vierde, enz. hocger loon ont vangen, steeds hooger, naarmate ze meer van het leven verlangen Daar is geen schaduw van recht, zelfs niet van billijkheid in. Want dan zou ten slotte de eenvoudige, ijverige werker misbruikt worden ten bate van de veeleischende anderen. Dat kan en mag niet. De heden daagsche arbeidersbe weging is een strijd tusschen ka pitaal en arbeid. Het katholieke lid der Eerste Kamer, jhr. Wit ter t van Hoogland, zegt hiervan „Men moet beginnen met te erkennen, trein naar Bordeaux had genomen, en uit alles wat hy gedurende de korte reis had gesproken, was dit op te maken dat zyn afwezigheid één jaar, misschien twee jaar zou duren. De twee broers zouden een drukke correspondentie met elkaar voeren. „Zoodra hy in Amerika is, krijg ik een la ogen brief van hem, waar in hy ons stellig zijn gedrag zal verklaren". Daarna beweerde Jacques, dat hij van honger omkwam, dat de smart van de scheiding hem „eet lust" had bezorgd, dat hij wel een half koud kippetje met een flesch Bonigogne op kon. De flesch zou hy zelf gaan halen. Hij nam de sleutels en ging in den kelder. Fanny herinnerde zich nog, met welk een eetlust hy dien morgen g-geten had en hoe snel hij zyn flesch leeg had, ofschoon hij anders zeer matig was. Toen was hij opgestaan, had zijn vrouw innig omhelsd, geroepen „Aan 't werk" en was dadelyk naar de fabriek gegaan. Nog nooit had hy zulk een in- dat de positie van den arbeider in het productieproces en dus ook zijn maatschappelijke 1 ositie een gansch andere moet worden. En wel om dat niet hefc kapitaal hooger staat dan de arbeid, maar omgekeerd omdat de arbeidende mensch meer waard is dan het doode kapitaal omdat de groote, leidende kracht van de maatschappij de arbeid van den arbeider is. Aan den arbeider komt mitsdien rechtens een andere, een hoogere positie toe. De arbei der moet mede-arbeider zijn van den patroon, niet het middel om voor hem winst te maken. Dan vloeit daar vanzelf uit voort een meer rechtvaardige verdeeling der maatschappelijke goederen". Met deze woorden zyn wy het by na geheel eens en bijna geheel oneens. Op den voorgrond staat, dat alle kapitaal uit arbeid is voort gekomen, zelfs de grond. Want zoolang de grond niet bearbeid wordt, is het geen kapitaaidan is hy niets in maatschappelijken zie. Dit product van arbeid, dat kapitaal genoemd wordt, schept weer de eenige mogelijkheid tot arbeid, gaat weer in arbeid over. Dood kapitaal bestaat niet, dan alleen de guldens en rijksdaalders, die door een ©ude, suffe juffrouw in een kous gestopt worden. Daar om is het onzinnig, te zeggen, dat de arbeid hooger staat dan het kapitaal. Neen, ze staan even hoog ze zijn gelijkwaardig. De groo-e, leidende kracht van de maatschappij is de arbeid van den arbeider. Zeker, de arbeid is dat; maar de arbeider, die weinig uitvoert en toch een hoog loon komt halen, is druk van gezondheid en kracht op haar gemaakt. In de buurt en op de fabriek was iedereen even verwonderd over 't plotseling vertrek van André, maar de verbazing bereikte haar toppunt, toeD er na drie maanden nog geen enkel bericht was geko men. Op raad van den notaris, dien Jacques verscheidene malen op zijn kantoor te Juvisy opzocht, werd het parket gewaarschuwd. Hij had aan den plaatsvervanger van den procureur van de repu bliek alle vreemde omstandigheden van zyn broers vlucht verteld. Dadelijk werd een onderzoek ingei steld, waaruit bleek, dat André en Jacques bij den trein naar Bordeaux waren geweest. De stationsbeamb ten hadden Jacques en André ge zien en herkend (want zij reisden dikwijls naar Juvisy) en er kon uitgemaakt worden, dat dit op den morgen van André's vertrek was geweest. Ze waren aan 't loket en op 't perron gezien Z lfs had een dienstman Jacques alleen van 't perron zien komen, 't station ver laten, in zijn auto stappen en weg rijden. geen leidende, doch een vernielende kracht der maatschappij. De arbeider moet niet het middel zijn. om voor den patroon winst te maken, zegt genoemd Kamerlid. Men dient echter het oog te hou den, dat een aantal patroons tegen woordig geen of weinig winst maken. En als de anderen hun winst gebruiken voor hun zaak, dan wordt die winst weer de schepper van arbeid en komt alzoo den arbeiders ten goede. Zulke winst is dus volkomen rechtmatig en een leidende kracht der maat schappij. Dat den arbeider een hoogere positie toekomt, dan hy tegenwoor dig bezit (niet een hoogere positie dan den patroon), zyn wy met het Kamerlid eens Maar wij zullen wel met hem in meening verschillen omtrent de omschrijving van den „arbeider". De groote massa en ook dit Kamerlid noemen alleen hem arbeider, die handarbeider is, en in de eerste plaat de ongeschoolde arbeider, omdat deze in het grootste aantal voorkomt en daardoor de eigenlijke, politieke machthebber is. Deze meening is wel de reusach- tigste fout in de gansche arbeiders beweging. Als zij, die de meeste lichaamskracht bezitten, maar wei nig of niets kennen en kunnen, in het maatschappelijk leven de lakens gaan uitdeelen, dan is die maatschappij ten doode opgeschre ven In Rusland heeft men dat stelsel beproefdmaarhet is jammerlyk mislukt. En door een zee van bloed en tranen heen be gint men daar reeds weer naar het oude terugtekeeren. En verder niets meer, dat was 't geheimzinnige. Geen spoor van André in een trein noch minder op een boot Het Parket had geoordeeld, na inzage der papieren van den afwe zige en na den ouden Saiat-Firmin ondervraagd te hebben, die 't volle vertrouwen van den reiziger bjj zijn laatste schikkingen scheen genoten te hebben, dat André om onbekende redenen had willen verdwynen en voor onbepaalden tijd, aangezien hy den nacht vóór zijn vertrek de opvoedster van zyn kinderen, me juffrouw Hélien, nog had geschreven, welk een vertrouwen hy in haar stelde en dat hij de opvoeding van Germaine en den kleinen Franqois haar opdroeg gedurende zyn afwe zigheid, hoe lang die ook mocht duren. Het Parket meende, dat André iedereen misleid had door over een reis naar Bordeaux en Amerika te spreken. De reiziger zou wel aan een of ander station vóór Bordeaux uitgestapt zijn. Wordt v&rvolgd VOLKS UIT HET FRANSCH VAN

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1921 | | pagina 1