No. 72.
Zaterdag 4 September 1920
43e Jaargang.
HOE IK ALS DERDE
STUURMAN VOIR,
6 FEUILLETON.
Weer een vodje papier
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs voor Goes 5° ceQt Per kwartaal,
voor buiten Goes f 1,50 per hali jaar franco per post,
bij vooruitbetaling.
ADVERTENTIËN voor Dinsdag- en
Vrijdagmiddag 12 UUl* te bezorgen
bij N. V, Stoom-, Boek-, Courant- en
Handelsdrukkerij v.h. Firma's
F. Kleeuwens Zoon en J. A. Ross.
Advertentiën 10 ct. per regel.
Bij contracteeren van minstens 1000 regels per jaar
zeer belangrijke reductie.
Advertentiën, als geboorte-, huwelijks-, verjarlngs-, doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen, niet meer dan acht
regels beslaande, voor den prijs van f 1,
Het is zoo'n beetje de gewoonte
van vele regeeringen, om als ze
in de eene of andere zaak hun zin
willen doordrijven hun volkeren
een rad voor de oogen te draaien.
Dat doet nu ook de Belgische
regeering met betrekking tot de
kwestie met Nederland. Aan het
Belgische volk wordt wijsgemaakt,
dat in het jaar 1839 de provincie
Limburg en Zeeuwsch-Vlaanderen
door België aan ons is afgestaan,
omdat het een deel vormde van
het gebied, dat aan België to dcwam.
Nu heeft echter een hooggeplaat'
ste Belg, de heer Alfred de Ridder,
directeur-generaal van het Belgisch
ministerie van Buitenlandsehe Za
ken, den moed gehad, om eens
netjes te beschrijven, wat er over
het tractaat van 1839 te zeggen
valt. Hy vertelt daarbij dingen van
buitengewoon belang. Wij weten
uit onze geschiedenis, dat de groote
mogendheden van Europa in 1816
besloten, om Nederland en België
samentevoegen tot één staat onder
de regeering van koning Willem I.
Maar dat ging niet goed. De Belgen
kwamen tegen Willem in opstand,
en nu hielden Engeland, Frankrijk,
Oostenrijk, Pruisen en Rusland al
spoedig een conferentie, om tus-
schenbeide te komen. Reeds in 1831
legden zij aan de strijdende par
tijen een verdrag voor, de zooge
naamde 24 artikelen, waarin be
paald werd, dat België en Neder»
land twee afzonderlijke staten
zouden vormen, elk met zijn eigen
Een zeeroman van
W. CLARK RUSSELL.
Ik stuurde mijne kist aan boord,
nam afscheid van vader en moeder, en
reed met mijn valiesje naar het station
van den Great Western Railway te
Paddington.
Ik was veel te vroeg voor den trein.
Terwijl ik op het perron liep te schil
deren, kwamen er een oudachtig heer
en eene jonge dame binnen, gevolgd
door een knecht, die eenige reisbenooi
digdheden droeg. De heer, uit ietwat
grof hout gesneden, gebronsd en ge
rimpeld, maakte op mij den indruk
van iemand die eene ruwe levenserva
ring in de koloniën achter zich had.
De jonge dame interesseerde mij ter
stond, zoodra ik haar zag zonder
dat ik wist waarom. Het was niet om
hare schoonheid, hoewel ik zelden een
mooier meisje had gezien. Het was iets
anders. Maar wat Zij keek mij
even aan en toen niet weêr.
koning. De grenzen tusschen de
twee landen werden in dat verdrag
nauwkeurig vastgesteld. Op 15
November 1831 werd het door de
genoemde vijf mogendheden en door
België onderteekend. Koning Wil
lem weigerde echter, het te onder
teekenen, zoodat de onderhandelin
gen op een dood punt stonden.
Eerst in Maart 1838 verklaarde
Willem, dat hij de 24 artikelen zou
aannemen.
Van den langdurigen tegenstand
van koning Willem meende België
gebruik te kunnen maken, om ook
Limburg en Luxemburg nog op te
eischen, wat in de 24 artikelen
niet aan België was toegewezen.
Zoodra lord Palmerston, de eerste
minister van Engeland, van dezen
Belgischen eisch kennis kreeg,
voegde hij den gezant van België
toe„Het tractaat van 15,Novem
ber 1831 bestaat. Wij hebben het
geteekend en geratificeerd. Gij hebt-
aanhoudend gevraagd het uittevoe-
ren en die uitvoering is u op de
hoofdpunten toegezegd. Gij kunt
dus nu niet tegen dit verdrag
protesteeren, of het beschouwen als
van nul en geener waarde, zonder
met eigen hand het tractaat aan-
tetasten, dat uitsluitend uw onaf
hankelijkheid wettigt. Is dat trac
taat nietigdan blijven alleen over
de bepalingen van het Weener Con
gres (waarbij Nederland en België
vereenigd warenen de Betgen
worden dan, in plaats van wettige
onderdanen van koning Leopoldop
nieuw de rebelsche onderdanen van
koning Willem." Palmerston wees
er verder op, dat Engeland met
betrekking tot Limburg en Luxem
burg gebonden was en dat de
kwestie van landbezit niet door de
twee partijen (Nederland en België)
alleen kon worden geregeld. De vijf
mogendheden zouden hun toestemming
voor verandering zelfs dan nog niet
geven, wanneer Nederland zelf erin
toestemdeom Limburg en Luxem
burg aan België aftestaan. Nog her
haaldelijk daarna liet Palmerston
blijken, dat hij strikt vasthield aan
het verdrag van 1831. België deed
het voorstel, om Limburg en
Luxemburg van Nederland te
koopen, het bood zelfs tot honderd-
millioen francs. Toen zeide Palmer
ston tot den Belgischen gezant
„Gij spreekt van Nederlands aan
spraken op de afgestane deelen van
Limburg en van Luxemburg, maar
gij hadt moeten spreken van zyn
rechten, want die recht-ji zijn erkend
door geheel Europa en door België
zelf."
De koning van Frankrijk schreef
aan zijn schoonzoon, koning Leo
pold van België„De groote mo
gendheden hebben het noodig ge
acht, dat België als een onafhan
kelijk koninkrijk werd opgericht,
wat het nooit is geweest, te geener
tijd. Alle deelen van het koninkrijk
Nederland, die niet in het bijzon
der aan België zijn toegewezen bij
het tractaat van 15 November,
behooren nog met vol recht aan
Nederland toe, omdat het Neder
land is, dat u de gelieele uitge>
strektheid van uw koninkrijk moet
afstaan en omdat niet gij het zijt,
die aan Nederland de gedeelten van
gebieden afstaat, die gij slechts
Opeens monsterde de oude heer mij
scherp, bleef vóór mij staan, en zeide
tot mij, ruiterlijk, maar niet onbeleefd
//Neem mij niet kwalijk is u zee
man
//Jawel, meneer.
z/Reist u naar Plymouth
z/Daar moet ik aan boord/'
z/Hoe heet uw schip, als ik vragen
mag
z/De Glendower."
z/Dat dacht ik al", riep hij. //Ik
herinner mij uw gezicht. Ik kwam aan
boord van uw schip te Sydney, en
toen vroeg ik u het een en ander."
Ik wist er niets meer van. Dus be
paalde ik mij tot eene buiging. Doch
nu bemerkte ik dat het meisje mij
heel oplettend aankeek.
z/In welkenrang vaart u vroeg
weer de oude heer.
z/Ik vaar als derde-stuurman", ant
woordde ik. //Eigenlijk ben ik dus niet
meer dan de opperste van de scheeps
jongens."
//Mijne nicht hier", zeide hij, //maakt
op uw schip de reis mee naar Sydney,
nasr hare tante. Ik kan haar niet aan
boord brengen, tot mijn spijt. Weet
u bij geval of er met dezen trein nog
andere passagiers van de Glendower
reizen ?c
Ik kon hem dit niet zeggen. Er
stapten allerlei menschen in den trein
maar geen van allen zagen zij er uit
alsof zij naar Australië reisden.
Eensklaps richtte het jonge meisje, met
eene hooge kleur, tot mij de vraag
z/ls uw naam niet Longmore?"
z/Ja zeker", antwoordde iken toen
herkende ik ook haar. Zij was het
vreemde en schoone fantasma van den
vijver zij was de kleine met wie ik
in den tuin te Bouville had gespeeld.
„Ja zeker", antwoordde zij. „Ik kende
u dadelijk 1"
„En is dit dus de heer die uw spook
zag, Belle vroeg de oom.
Zij glimlachte, nogmaals blozend.
„Eene rare historie een wonder
lijk geval Belle kan het maar niet
vergeten", zeide hij. //Maar ondertus-
scneu treft dit heel gelukkig. Het is
voor mij eene geruststellende gedachte,
dat mijne nicht onder de officieren
van het schip een goeden bekende en
beschermer heeftJohn, leg Miss
Stuart's bagage maar hier in den cou
pe
//Wel
dat ik
zal
zien
- ik vind 't alleraardigst,
als passagier op ons schip
zeide ik, in haar lieve ge-
bezet hebt, omdat u daartoe de
vrijheid is gelaten of hoogstens als
tijdelijke maatregel."
De vijf groote mogendheden,
waaronder ook Frankrijk, en daar
enboven België zelf hebben bij het
tractaat van 15 November 1831,
dat in 1839 voorgoed door allen,
ook door Nederland is aangenomen,
erkend, dat Limburg aan Neder,
land behoort en volstrekt niet door
België aan ons is afgestaan. Wy
zijn eenvoudig door de groote
mogendheden gedwongen, om een
groot deel van ons gebied, welk
deel toen koninkrijk België werd,
lostelaten. De Belgen hebben dus
hun land van ons gekregen, zij het
dan ook door dwang. Maar Limburg
behoorde daar niet by, zooals uit
bovenstaande Engelsche en Fran-
sche uitlatingen voldoende blijkt.
En al wil België nu zooals het dat
ook vroeger wilde, ons Limburg
impalmen, die begeerte geeft het
volstrekt geen recht, om te zeggen
ik heb Limburg aan Nederland
afgestaan. Verbeeld u lezer, dat een
sterke kerel u dwingt, om aan een
ander een gulden te geven. Maar
die ander is niet tevreden, hij wil
er nog een dubbeltje bij hebben.
En als hy het niet krijgt, omdat
zijn sterke beschermer zegt „je
hebt genoeg", begint hy overal
rond te bazuinen „dat dubbeltje
kwam mij toe ik heb het afgestaan
maar eisch het nu terug." Wat zou
men dan moeten antwoorden
Eigenlijk dit „Er kwam u nie
mendal toe. Recht hadt ge op niets:
op het dubbeltje niet en op den
gulden niet. Ik heb u den gulden
zicht kijkende, dat vele herinneringen in
mij wekte hoewel ik te jong was
geweest om van het incident met den
vijver een diepen indruk te hebben be
houden.
„Ik draag u op, haar onbeschadigd
aan boord te bezorgen, meneer Loug-
moie", zeide de oom //En ik zal u
dankbaar zijn voor elke attentie, die
u haar mocht kunnen bewijzen."
De trein was nu op het puDt van
vertrekken. Wij namen plaats, nadat
Miss Stuart hartelijk afscheid genomen,
had van haren oom. Het toeval wilde
dat wij samen in den coupé alleen
bleven.
Ooderweg vertelde het meisje mij dat
haar moeder anderhalf jaar geleden
gestorven was, dat zij nu te Sydney
ging inwonen bij eene zuster van hare
moeder, en dat zij in Engeland geen
andere familie had dan den oom, met
wien ik daareven had kennis gemaakt,
De heer George Stubbs was weduwnaar,
en hij had haar sterk aangeraden, lie
ver bij de goede tante te Sydney haren
intrek te nemen, Overigens een beste
man.
Wordt vervolgd.)
z/ls 't mogelijk riep ik. „Is u de
BelleStuart met wie ik paardje speelde?"