No. 68.
Zaterdag 21 Augustus 1920
43e Jaargang,
VOL
FEUILLETON.
HOE IK ALS DERDE
STUURMAN VOER.
Ons kruit droog!
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs voor Goes 5° cent Per kwartaal,
voor buiten Goes f 1,50 per halt jaar franco per post,
bij vooruitbetaling.
ADVERTENTIËN voor Dinsdag- en
Vrijdagmiddag 12 UUR* te bezorgen
bij. N. V, Stoom-, Boek-, Courant- en
Handelsdrukkerij v.h. Firma's
F. Kleeuwens Zoon en J. A. Ross.
Advcrtentiën 10 ct. per regel.
Bij contracteeren van minstens 1000 regels per jaar
zeer belangrijke reductie.
Advcrtentiën, als geboorte-, huwelijks-, verjarings-, doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen,, niet meer dan acht
regels beslaande, voor den prijs van f 1,
Naar onze meening bestaan er
goede gronden, waarop wij al heel
dikwijls ons wantrouwen 'tegenover
Duitsehland uitspraken. Maar even
stevige, neen, nog veel vaster
gronden zijn er, om onzen zuider
buur, België te wantrouwen. We
vonden een merkwaardig artikel
hieromtrent in het Handelsblad. De
schrijver, die aan zijn opstel den
titel geeft „de Wolk in 't Zuiden"
doet daarin verrassende, ja, verbijs
terende mededeelingen.
Men weet, dat tengevolge van
den vrede van Versailles ook de
verhouding tusschen België en
Nederland geregeld zou worden. Die
regeling zou geschieden door de
Commissie voor de Belgische aan-
gelegenheden, doorgaans de Com-
misfcie van veertien genoemd, waar
van ook twee Belgen en twee
Nederlanders deel uitmaakten. De
Belgen eischten, dat wij hem
Zeeuwsch-Vlaanderen, Zuid-Lim
burg en de souvereiniteit over de
geheel® Schelde zouden afstaan, om
alleen het voornaamste te noemen.
Nadat echter de commissie van de
Nederlandsche afgevaardigden de
pleidooien, tegen dien eisch had
aangehoord, besliste zij, dat geen
overdracht van souvereiniteit der
genoemde gebieden zou mogen ge
schieden. De eerste poging van
België was dus mislukt.
Nu is in een groot Fransch blad
de Illustration, een stuk opgenomen
van den voorzitter der Commissie
van veertien, den heer Tardieu, de
rechterhand van Clemenceau, waarin
Een zeeroman van
W. CLARK. RUSSELL.
„Kom mee, jongen", zeid® mijne
moeder en wij gingen naar boven.
„Volg nu mijn raad, en geef hem
wat rhabarber En praat hem geen
malligheden in zijn hoofd riep mijn
vader ons nog na.
Mijne moeder bleef nog een poosje
bij mijn bed zitten, en gaf mij een
glas warmen wijn met water, wat mij
opknapte. Zij zag wel dat ik niet ziek
was en geen medicamenten noodig had,
doch juist dit maakte haar bezorgd.
Zij vroeg mij of dé verschijning geleek
op iemand die ik kende en ik
antwoordde van neen. Toen verzekerde
zij mij lang en breed, dat het niets
dan verbeelding kon zijn geweest, en
dat er zoo iets als spoken niet bestond,
maar dat het maanlicht op bet water
wel eens erg bedriegelijk kon wezen,
zoodat men vreemde dingen meende te
hij, die deze dingen het best weten
kan, een en ander vertelt over de
Belgische eischen en wat ermee in
verband staat. Hij deelt dan mede
ten eerste, dat de „eenvoudige op
lossing" der kwestie, die België
met Holland geregeld wilde zien en
die bestond in „het plaatsen van
Zeeu wseh- Vlaanderen en Hollandsch-
Limburg onder Belgische souverei
niteit", hem aan de hand is gedaan
door de Belgische Regeering.
ten tweede, dat Koning Albert
op 4. April 1919 in een onderhoud
met „een der geallieerde eerste
ministers" (het zal wel Lloyd
George zyn geweest) aandrong op
deze oplossing ten aanzien van den
linker Schelde oever (waarvan de
bedoelde, niet genoemde, minister
echter niets wilde weten.)
ten derde, dat deze heel „een
voudige opltssing" door hem enden
heer Hymans „met kracht" is be
pleit in de zittiDg van den Opper
sten Raad van 15 April 1919, waar
ze echter werd verworpen. Presi
dent Wilson had haar trouwens
van den aanvang af als iets onmo
gelijks afgewezen.
De schrijver in het Handelsblad
gaat nu voort„De Belgische
Regeering, koning Albert (dien we
hier haast hadden „gehuldigd"
en nog eens de Belgische minister
van buitenlandsche zaken worden
hier door een onwraakbaren getuige
dus als de officieele dragers van het
Belgische annexionisme ten toon
gesteld. Laten de doezelaars, en
smoezelaars, de goedpraters en
mooipraters en wegpraters van hier
en van ginds ons nu nooit weer
aankomen met het zoete praatje
zien, louter gezichtsbedrog.
Niettemin, nadat zij weggegaan was,
lag ik nog lang over de verschijning
te peinzen. Ik was een kleine jongen
dat is waar maar mijne oogen
waren even goed als die van vader en
moeder en wat ik gezien had, dat
had ik dan toch gezien en ik kon
niet goed gelooven dat zóó'n gezicht,
zóó lief en mooi, maar enkel mist ep
maneschijn kon zijn geweest.
De morgenzon echter verjoeg bet
spooksel uit mijne hersens, en noch
vader noch moeder repte meer met een
woord er van.
Ik ging nog niet school, daar mijne
ouders van meening waren, dat alle
leeren vóór bet negende jaar niets
waard is, terwijl zij bovendien bet
plan koesterden om mij te goeder ure
ineens naar eene Engelsche school te
zenden. Ik sleet dus den eenen dag
na den anderen met spelen, roeien
hengelen en scharrelen in den tuin.
Met mijne geleerdheid bleef het treurig
gesteld, maar mijn lichaam voer er
wel bij.
Den volgenden ochtend ontmoette
ik in den tuin onzen ouden tuinman,
die ergens aan het spitten was. Het
bleek dat hij van mijn avontuur reeds
over de „kleine kliek8 die in België
maar annexionistisch zou zijn. Tar
dieu heeft eens en voor altyd ont
huld, dat het België van heden
dan toch precies door die kliek
wordt geregeerd. En daar komt het
voor, wat wij ran België te wach
ten hebben op aan."
Deze schrijver zet verder uiteen,
dat wij ook voor de toekomst in
het geheel niet kunnen vertrouwen
op.... „het fatsoen van België." Dat
wij niet kunnen rekenen op steun
van den Volkenbond, „die totnutoe
een volkomen nulliteit is, machte r
loos om eenig geweld te verhinde
ren". Dat de arbeiders uit alle
landen ons evenmin zullen kunnen
vrijwaren tegen Belgisch geweld,
evenmin als zij in 1914 den oorlog
konden tegenhouden. Integendeel
door hun ophitsing van klasse tegen
klasse brengen zij extra onrust in
de wereld, banen zij den weg voor
het bolsjewisme, waaraan ook
Frankrijk meedoet, door de Duit-
schers klein te houden, zoodat
dezen zich niet voldoende tegen
den rooden vloed kunnen verwe
ren. En nu is Frankrijk bezig, om
met het annexionistische België
een militair verbond te sluiten,
zoodat we van Frankrijk het tegen
deel van steun tegen de Belgen
kunnen verwachten.
Volgens bedoelden schrijver heb
ben wij tegenover het gevaar uit
het zuiden slechts twee steunpun
ten Engeland en de Vlaamsche
beweging. Wij zouden er gaarne
Amerika bij noemen. Van het
grootste belang is dus een goede
verstandhouding tusschen ons en
Engeland en tusschen ons en de
iets had gehoord, waarschijnlijk had
mijne moeder het aan de meid verteld
en zoo was bet verder doorgelekt.
Zoodra ik bij hem stond, vroeg hij
mij waarom ik gisteren niet het teeken
des kruises bad gemaakt. ,/In de
lucht'', zeide hij, op zijne spade leu
nende //in de lucht of op je borst
dat is even goed."
//Waarvoor?' vroeg ik.
z/Wet, weet je dat niet?' zeide hij.
//Spoken kunnen het teeken des krui
ses niet verdragen. Zoodra zij het zien,
deinzen zij af, en kreunen en verdwij
nen."
z/Mama zegt dat spoken niet bestaan",
antwoordde ik boud. //En mama zal 't
wel beter weten dan jij, denk ik
De oude man haalde zijne schouders
op eu trok een zeer bedenkelijk gezicht.
/Madame je mama, jongeheer, heeft
waarschijnlijk nooit een spook gezien
maar ik wel. En (diegenen, die zoo
iets ooit gezien hebben, laten zich niet
zeggen dat zoo iets niet bestaat
want dat zou wezen alsof men onzen
Lieven Heer zelf verloochende."
ffWel. wat was dat dan voor een
spook vroeg ik met geveinsde on
verschilligheid, terwijl ik een steentje
opraapte en naar een vogel wierp.
Vlamingen, die tegen annexatie
zijn. Inmiddels heeft de Belgische
regeering getracht ook de Vlamin
gen tegen ons optezetten, door op
een slinksche manier de Wielingen
zaak op het tapijt te brengen. Wij
verwachten dan ook van de Vlaam
sche beweging weinig politiek heil
voor ons land, omdat ook de
Vlamingen in de Wielingenkwestie
aan de zijde der Belgische regeering
staan. Wij zullen voor alles hebben
te steunen op... onszelven. Daarom
zijn wij het bijna geheel eens met
wat de schryver in het Handels
blad aan het slot van zijn artikel
zegt„Laat ons waakzaam zyn en
ons niet laten verblinden door een
waan des vredes. Er is oorlog en
dreiging van oorlog rondom ons.
En nog altijd is het oude woord
ran kracht wie den vrede wil,
bereide zich ten oorlog."
Als het waarlyk tot een oorlog
tusschen België en ons mocht
komen, wat wij wel niet gelooven,
maar wat toch niet geheel onmoge.
lijk is, dan hopen wij alleen maar,
dat Frankrijk zijn handen thuis
houdt. Zoo niet, dan kon dit wel
eens een herhaling van den wereld
oorlog uitlokken, waarin ook wij
het kind van de rekening zouden
worden. Laat men echter België en
Nederland alleen hun zaak uitvech
ten, dan zouden w(j niet al te veel
vrees voor den uitslag koesteren.
En dan was misschien de besteen
„eenvoudigste eindoplossing" deze
dat gehoor werd gegeven aan den
wensch van vele Belgenhet
Waalsche deel van België bij
Frankryk, het Ylaamsche deel bij
Nederland. Dan vormde ons land
//Het was een priester. De gedaante
stond naast mijn bed, om één uur in
den morgen. En ik zeide Pater Jo
seph, u iaat mij schrikkenWat wilt
u van mij En hij wrong zijne
handen. En zie je wel dien steen
daar Nou, zijn gezicht was zoo
blauw als die steen. En hij waggelde
op zijne beenen. zoodat ik mijne hand
uitstak om hem op te houden, den
kende dat hij vallen zou, - maar ik
greep in de leêge lucht, hoor Een
oogenblik later was bij verdwenen.
Maar wat wat denk je, jongeheer,
dat ik den volgenden dag boor
Wel, dat pater Joseph dien nacht om
één uur gesiorven was. Ja ja
De oude man was zeer ontroerd bij
dit verhaalde bloote herinnering
schokte hem blijkbaar nog diep. Ge
lukkig voor mij, was zijne praat boven
mijne jaren en had dus nog geen vat
op mij. Anders zou het verhaal van
dien oude beuzelaar, in verband met
mijne eigen zonderlinge ervaring, mij
menigen slapeloozen nacht kunnen
hebben gekost.
Wordt vervolgd)