De Zondagswet
Algemeen wordt erkend zoo
schrijft het Kamerlid Gerhard In
Opvoeding en Moraal, dat de sport,
mede onder den aansporenden in
vloed der openbare wedstrijden, een
gunstigen invloed oefent en heeft
geoefend op het algemeen peil der
zedelijkheid, wat vooral van beteeke-
als is, nu vrijwel overal de vrije
Zondag regel wordt.
On*elbaren hebben geleerd in fiet
sen, roeien, zeilen, gymnastiek en
volksspelen een voor lichaam en geest
gezonde uitspanning te vinden, die
van andere, minderwaardige bezig
heden en gewoonten, zoowel als van
alcoholisme afhoudt.
Hoe schadelijk voor de algemeene
gezondheid zal het zijn, als het ver
blijf en de uitspanning in de opem
lucht weer vervangen zouden worden
door dat in de gelagkamer.
Zelfs voor den geloovige, die een
paar uur in de kerk wil zitten, houdt
de Zondag toch nog ettelijke uren
over, die nergens beter besteed kun
nen zijn dan in de open lucht.
Doch voor de honderdduizenden,
die nu eenmaal van -geen Zondagsi
heiliging willen weten, waartoe wil
de wetgever hen met zijn algemeen
verbod toch veroordeelen
De Gemeenteraad kan bij veror
dening wat toestaan, doch alleen nog
maar voor de uren na den middag.
Het eerste gevolg is, dat in de
meeste gemeenten niets wordt toe
gestaan dan misschien na een ver
bitterden verkiezingsstrijd.
Het tweede gevolg, dat bijvoor
beeld in een stad wel toestemming
komt, doch in een aangrenzende
gemeente niet.
Dan trekken alle opgeschoten jon
gens en meisjes tit de dorpen naar
de verwilderde stad, om er uitspant
ning te zoeken, die dan lichtelijk
in uitspattingen kannen overgaan,
wat wel een zonderlinge bevordering
van Zondagsheiliging mag heeten.
Het derde gevolg kan zijn, dat
kroegbezoek en beoefening van ha
zardspelen er door wordt bevorderd,
in 't algemeen alle sport een duch
tige knak wordt toegebracht.
In stede dus van de sport en de
gymnastiek aan te moedigen, zal
deze wet ze buitengewoon bemoei
lijken, niet het minst nog hierdoor,
dat ze een stempel van zekere min
derwaardigheid krijgt.
Het is een onduldbare poging van
het geloovige deel, al hun ongeloo-
vige landgenooten te willen voor
schrijven, hoe ze hun Zondag zullen
besteden.
Natuurlijk, de kleiikale meerder
heid kan ze doordrijven in het wet
gevende lichaam, doch het zal de
zekerste weg blijken om den afkeer
tegen alle opgedrongen vroomheid
en heiligheid snel te doen groeien.
Tijdens den oorlog werden er zoo
waar lieden gevonden zegt het
Centrum die meenden, dat ons
land niet beter kon doen, dan aan
den strijd deel te nemen.
Nederland moest het zwaard trek
ken het moest meevechten het
moest zijn onzijdige en vredelievende
houding laten varen.
Niet enkel buitenlanders spraken
zóóook sommige Nederlanders
bleken verblind genoeg, om ons
volk in den oorlog te willen drijven.
De Regeering daarin trouwens
gesteund door de overgroote meer
derheid der natie was wijzer.
Zij wist het land van de rampen
van de groote moordpartij te be
sparen en deed verder wat gedaan
kon worden, om het lijden der
slachtoffers te verzachten.
Maar na den oorlog kwam, als
tweede geesel, de revolutie over
Europa, en nu zijn er weer ver
dwaalden, dwepers en opruiers, die
het land in een revolutionnair kamp
willen zien herschapen.
Aan den oorlog gelukkig ontsnapt,
zouden wij moeten worden overge
leverd aan of meegesleept in den
maalstroom der revolutie 1
Dat dit laatste niet minder erg
zou zijn, dan het deelnemen aan
den wereldoorlog voor ons ware
geweest behoeft nauwelijks te worden
gezegd.
Maar de dwaasheid, gepaard aan
fanatisme en onverantwoordelijkheid
heeft nu eenmaal haar zinnen op
een revolutie gezet.
Het land moge ten onder gïan,
als de revolutionnaire theorieën
maar zegevieren en Nederland zoo
iets als een win gewest een provin
cie een stukje gebied kan worden
van de wereldrepubliek der com
munisten.
Het zal niet geschieden.
De Nederl. Regeering heeft
tijdens den oorlog er voor gezorgd,
dat de vlammen van den wereld
brand niet over onze grenzen sloegen.
De Nederl. Regeering, die thans
'svolks welzijn behartigt, zal er even
krachtig en nauwgezet voor waken,
dat geen revolutievuur het land in
lichter laaie zet.
Protestantsche belangen in Lim~
burg
Ofschoon het aantal Pr Restanten
in Limburg en meer speciaal in het
mijngebied gestadig toeneemt, blijven
toch nog vele gemeentebesturen, al
wordt er herhaaldelijk aandrang ge>
oetend, volharden in hnn houding
van onwelwillendheid, voorzooveel
betreft het verstrekken van gelegen
heid om de lijken van gestorven
Protestanten op een behoorlijke plaats
ter aarde te bestellen, De algemeene
begraafplaatsen toch worden vrijwel
nergens op een geschikte plaats
aangelegd en in een behoorlijken
staat van onderhoudbewaard
een stukje grond, ver van de be
bouwde kom gelegen en toch voor
niets anders geschikt, omheind met
enkele door wat prikkeldraad onder
ling verbonden paaltjes, wordt vaak
goed genoeg geacht voor de lijken
van vagebonden zonder identiteit,
die ergen verkleumd of verdronken
worden gevonden èo voor 't stoffe
lijk overschot van dc Protestanten,
die in zoo'n gemeente mochten
te sterven en wier nabestaanden
niet over genoeg fondsen beschikken
om het transport naar elders te be
kostigen.
Niet enkel echter voor vele ge
meenten geldt dit, ook in vele
gestichten, die hoofzakehjk door
Roomsch-Katholfekc bewoners be
volkt worden cn waarin bij uitzon
dering wel eens Protestanten word-n
opgenomen, heeft men in 't alge>
meen al heel weinig égards voor de
lijken van laatsgenoemden als ze
gedurende hun verpleging komen te
sterven, terwijl ook hun geestelijke
verzorging gedurende hun verpleeg-
tijd vaak alles te wenschen overlaat.
De Roomsche geestelijken bemoeien
zich uit den aard der zaak niet met
hen en door Protestantsche zielver
zorgers kan in 't algemeen om ver
schillende redenen al heel weinig
worden gedaan.
Thans heeft, ten aanzien van een
tweetal gestichten, waarin niet zelden
voor korteren of langeren tijd Protes
tantsche patiënten worden behan
deld, het classicaal bestuur van
Maastricht deze zaak ter hand ge
nomen. Het heeft bij Gedeputeerde
Staten van Limburg een verzoek
ingediend om te willen bevorderen
dat door de Prov. Staten een predi-
dikant worde aangesteld en bezol
digd voor de geestelijke verzorging
van de Protestantsche verpleegden
in de krankzinnigengestichten St.
Anna en St. Servatius te Venray
De naam kwam over Mario's lippen
met eenen zucht van vertwijfeling,
alsof hij tot zichzelf sprak, maar hij
bleef steken. Hoe kon hij dit jonge
meisje aan het verstand brengen welke
eene macht het was, die Gabrielle
over hem had Toch had hij geen
onwaarheid gesproken toen hij zeide
dat zijne liefde voor Nora nog onver
anderd waa. Maar kon zij zich voor
stellen welk een aanhoudenden en
folterenden strijd hij te voeren had
tusicheu twee hartstochten, die hem
beurtelings tot zich trokken zoodat
hij zelf niet wist welke der twee de
sterkste was Hij bleef een oogenblik
sprakeloos onder het gewicht zijner
onmacht om het haar duidelijk te
maken.
„Ik zweer je Nora, dat als er iets
gebeurde waardoor er een einde aan
kwam, ik er den hemel danbaar voor
zou zijn."
Hij wist niets ander» te zeggen.
Zijne stem klonk heesch het kostte
hem moeite zijne ontroering meester
te blijven.
Nora staarde strak vóór zich, het
hoofd een weinig voorover gebogen
alsof zij naar het gesprek der andere»
(die beide door de provincie gesub
sidieerd wordenen het tevens daar
heen te willen leiden, dat een stuk
gronds beschikbaar worde gesteid
om te worden bestemd tot Protes-
tantsch kerkhot.
Massale vleeschvergiitigingen.
Dezer dagen hebben zich eenige
massale vleeschvergiftingen vóorge»
daan, die een ernstige aansporing
dienen te zijn voor de autoriteiten
om met meer kracht voor de volks
gezondheid doeltreffende maatregelen
te nemen.
Dit ?s te meer noodig, nu er thans
meer runderen (oud en jong) aan
de tongblaar sterven dan ooit te
voren en het vleesch dezer gestorven
dieren clandestien in omloop en in
consumptie wordt gebracht.
Een groot deel der tongblaarlijders
sterft aan bloedvqjrgiitlging en wat
de gevolgen van 't gebruik van 't
vleesch van deze vergiftigde lijken
kunnen en zullen zijn, behoeft zeker
*ict nader uiteengezet te worden.
Een deel van zulk vleesch wordt
ve werkt tot worst en kan in dezen
vorm heel gemakkelijk op grooten
afstand het gevaar voor vergiftiging
overbrengen.
Nu de Regeering inzake het mond
en klauwzeer ,/Gods water maar over
Gods akker laten loopen" en er offi
cieel niets tegen de verspreiding wordt
gedaan, trekken de veehouders er
zich ook weinig van aan, doen de
verplichte aangifte niet et trachten,
als een koe komt te vallen, er nog
zooveel mogelijk voor te maken, door
het gestorven rund aan een vilder
(koudslager, knors) te vetkoopen,
die het vleesch wel zal „wegwerken".
Cadavers, die verbrand of begraven
moesten worden, brengen deze lieden
in consumptie
Verscheidene plattelandsburge-
meestera trekken zich weinig van de
zaak aan «wat niet weet, niet deert
en geeft ook geen moeite en last.
Waarom gaan de veehouders niet
in onderlinge veeverzekeiiog tegen
sterfgevallen door de tongblaar
De onkosten zijn gering en sterven
er beesten, dan krijgen ze zeker heel
wat meer uitgekeerd, dan de vilder
er voor geven wil. De cadavers wor
den dan in den grond gestopt en
voor vergiftiging van de consumenten
is dan de mogelijkheid volmaakt uit
gesloten.
Waarschijnlijk, de Regeering moet
ingrijpen.
Maar ook de boerenorganisaties.
Men durit buitenshuis haast geen
luisterde. Zij wilde niet veel antwoor
den op hetgeen Mario zeide. Zij be
greep dat indien zij iels zeggen moest,
het iets scherps zou moeten wezen,
iets dat hem nog meer verdriet zou
doen en tevens haarzelve straffen
omdat zij voelde dat zij op dit oogen
blik meer van hem hield dan ooit te
voren. Maar had zij daar het recht
toe terwijl zij alle liefdebetuigingen
van Mario tot dusver met onverschil
ligheid -beantwoord had i
Zij lachte over iets dat eene van
hare vriendinnen gezegd had en maakte
zelve overluid eene onbeduidende op
merking. Zij schreef het aan den walm
der sigaren toe, dat er een oogenblik
een nevel voor hare oogen kwam.
Maar op zachter toon liet zij volgen
„Waar dient het toe, dat je mij dit
alles zegt Ik heb er immers niets
mede te maken. Wij zijn twee goede
vrienden, maar nitt op elkaar verliefd,
mijn waarde".
Er ging eene lichte huivering door
hare leden. Mario zag haar aan. Hare
oogen waren droog en schitterden zij
kneep hare lippen op elkaar.
halfluid, maar op vroolijken toon, als
wilde zij het aangevangen gesprek
voortzetten.
„Je hebt alle recht om mij te
plagen, maar als je wist wat een ver
driet je er mij mêê doet, zou je het
zeker laten."
„Wat bedoel je zei Nora, ver
wonderd hare wenkbrauwen optrekken
de, maar 'zij kou niet beletten dat
hare ijskoude handen een weinig
beefden.
„Ik weet dat je mij een steek onder
Water geven wilt, maar elk woord van
je doet mij pijn."
„Mijn beste neef, ik verzeker je dat
aan ik ieder ander meer dacht dan aan
jou. Wat kan het mij schelen of je
van een beetje variatie houdt Als je
er »p\jt van hebt, kan het je het toch
niet meer baten/'
Zij zat recht overeind en sprak op
onverschilligen toon, met een lachje,
alsof zij het over de onbeduidendste
zaak ter wereld hadden.
„Wie wint de partij vroeg zij
aan Vieri.
„Natuurlijk ik."
„Zoo, neem mij niet kwalijk, maar
ik meen datg ik u toch ook wel een»
heb zien verliezen."
Mario zag haar met droevige verbazing
aan.
„Jij hebt nooit iets voor mij gevoeld",
mompelde hij naar een poos. Hij had
een gevoel alsof zijn hart brak. Ware
hij alleen geweest, hij zou zijn leed
hebben uitgeschreeuwd. Op dit oogen
blik zag hij de liefde, op welke hij
zijn leven lang staat gemaakt had,
voorgoed voor hem verloren gaan, en
meende hij tegelijk te ontdekken dat
hij nooit bezeten had.
„Wel, dat is wat moois!" zei Nora
lachend. „Je verlangt wat al te veel,
mijn waarde. Zou je willen dat alle
vrouwen van liefde voor jou sterven
Wees tevreden met hetgeen je hebt
ik verzeker je dat er velen jaloerach
van je zijn."
„Maar zie je dan niet dat ik er niet»
tegen doen kan Begrijp je niet dat
mijn liefde voor jou een stuk van
mijzelve is en dat die mij nimmer
verlaten zal Kan je je niet voorstellen
wat ik elk uur en ieder oogenblik
uitata
„Ik sta verbaasd over de ruimte i
van je hart."
„Mevrouw de Bréteuil
Wordt vervolgd.)