No. 48. Zaterdag 12 Juni 1920 43® Jaargang, •f eu n. FEUILLETON. m Neen Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag, Abonnementsprijs voor Goes 50 cent per kwartaal, voor buiten Goes f 1,50 per hall jaar franco per post, bif vooruitbetaling. ADVERTENTIËN voor Dinsdag- en Vrijdagmiddag 12 UUP te bezorgen bij N, V, Stoom-, Boek-, Courant- en Handelsdrukkerij v.h. Firma's F. Kleeuwens Zoon en J. A. Ross. Advertentiën 10 ct, per regel. Bij contracteeren van minstens 1000 regels per jaar zeer belangrijke reductie. Advertentiën, als geboorte-, huwelijks-, verjarings-, doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voot den prijs van f i, Beter ten halve gekeerd, dan geheel gedwaald. Zoo gaat het ons nu ook. Want buiten onze schuld hebben we, toen we ons artikel „Geef ieder wat toe" schreven, ten deele gedwaald. We moeten dat dus herstellen, al is het wat laat. Ook dit, namelijk dat we laat komen, is niet onze schuld, zooals blyken zak^ Het betreft tot vervelens toe weer de zaak van de Wielingen. De Duitschers hebben gedurende den oorlog in de Wie lingen mijnen gelegd Wy Neder landers, hebben dit, zonder aan Duitschland den oorlog te verkla ren, toegelaten. En nu schreven we naar aanleiding daarvan in genoemd artikel het volgende„Wy hebben die (oorlogs)verklaring niet gedaan, dus de toenmalige Nederlandsche regeering beschouwde de Belgische Wielingen niet als een deel van haar gebied. Was het anders, dan zou die regeering alleen uit vrees niet aan den oorlog tegen Duitsch land hebben deelgenomen, waarop dan ook de Belgen hun bewering laten rusten, dat w(j onze neutra liteit niet ten volle hebben gehand haafd". Deze twee zinnen nemen wij thans geheel terug. Maar het is de schuld van onzen minister van Buitenlandsche zaken dat wy en alle andere bladen met ons hier hebben misgetast. De vorige week zóó laat, dat w(j er verleden Zaterdag niet meer over konden spreken heeft die minister in de Tweede Kamer mededeelingen gedaan, die een geheel nieuw licht over deze zaak hebben doen opgaan. Jammer, dat Naar het Italiaansch. „Neem mij niet kwalijk", veront schuldigde zich mevrouw Vitali, uit haar koekje op de sofa. „Mijn neef, mijnheer Doria.' „Wat is het hier gezellig Ik begin uu pas te voelen hoe moê ik eigenlijk ben." Zij liet zich met eeuen zucht van welbehagen in eene canapé in den versten hoek der kamer vallen, en leunde haar hoofd tegen de kussens, die Nora achter haar opstapelde. In het gedempte licht van den achter' grond glansden de krulletjes van haar lichtbruine haren om haar fijn profiel, dat een weinig over haar schouder gebo gen, zich tegen het behangsel afteekende. Nora had een pouf aangeschoven en leunde met haar hoofd tegen de knie van mevrouw De Bréteuil. hjj het niet heel wat vroeger deed, want dan was de Nederlandsche f naam in het buitenland zeker min der beklad dan nu door een Bel gischen minister is geschied. Doch ter zake. Reeds in de eerste helft van Augustus 1914, dus heel in het begin van den oorlog, heeft de toenmalige Belgische regeering aan detoermalige Nederlandsche verzocht den toegang tot de Belgische kust in de Wielingen toch niet door het leggen van mijnen voor de vloot der geallieerden ontoegankelijk temaken. Met dit verzoek erkenden de Belgen dus, dat de Wielingendie toegang tot de Belgische kust gevenonder Nederlandsche souvereiniteit staan. Waren de Wielingen Belgisch ge bied, zooals de Belgen nu volhouden dan hadden zij dit verzoek niet gedaan. Onze regeering voldeed aan het verzoekzij plaatste vóór de Belgische kust in de Wielingen goen mynen en gaf dus aan de bondgenooten van België, de En- gelschen, gelegenheid, om met een vloot de Belgen te komen helpen, als zij dit wilden. Er is dus geen sprake van, dat* wij Duitschland hebben begunstigd door ons in de Wielingen afzijdig te houden. Integendeelwij begunstigden daar door België en zijn bondgenooten. Dat de Duitschers zoo spoedig de baas werden in de "W iel in ge n, was niet onze schuld. Eo zievoor onze welwillend heid, om dit water niet voor de geallieerden te versperren, krijgen wij* nu uit België te hooren „Thans hebt gy uw rechten ver speeld en eischen wij onze souve- reiniteit over de Wielingen". Dus „Arme neef Maken we er een spelle tje van om hem wanhopig te maken, Nora vroeg Gabrielie halfluid, terwijl zij zachtkens hare hand door de donkere haren van het meisje liet gaan, „Weet je wel dat het een knappe jongen is Mijnheer Doria", liet zij er luider op volgen, „kom ons hier wat gezelschap houden. Ik vertrouw dat de politiek, waar Vieri en Mario het over hebben, u niet veel schelen kan, en Vitali ziet er uit alsof hij niets beters weet te doen dan zijne vrouw het hof te maken." Mario kwam naderbij en nam op een stoel bij de canapé plaats. „U is uit Duitschland teruggekomen, niet waar Dan hebt u vast wel wat interessants te vertellen. Waar is n geweest Het was zonderlingTerwijl zij sprak was het Mario alsof zijne reis, zijne herinneringen en zelfs haar stem heel uit de verte tot hem kwamen. Wat hij duidelijk zag, was alleen de rijzige, mooigevormde taille van Gabrielie de Bréteuil. Zij moest bijna zoo lang zijn als hijzelf, en wat een gratie in al hare bewegingen Er speelde bijna altijd een half spottende glimlach om haren mond, die door de eenigszins vooruiti over een water, dat ons toebehoort en dat wy ten voordeele der Bel gen open hebben gehouden, zullen diezelfde Belgen nu eens den baas gaan spelen. Het zal niet gaan, zulle! Ook wij noemen dien Bel gischen eisch schaamteloos en beneden alle opvatting van goede trouw. De Nederlanders hebben aange boden, de zuidelijke Wielingen vol gens een lyn in de lengte te ver- deelen, zoodanig dat de Belgen de souvereiniteit, zouden krygen over de helft, die vlak langs hun land loopt, terwijl wij onze macht over de andere helft zouden houden. Beide landen hadden dan altijd een vrijen uitgang naar de volle zee. Ook scheidsrechterlijke tus- schenkomst hebben wy voorgesteld. Maar de heeren hebben niet genoeg aan een kanaal door Limburg, een kanaal van Antwerpen naar Moerdyk een gezamenlijk beheer over het kanaal van Terneuzen en over de Schelde, de helft van de Wielingen, neon, zy moeten de Wielingen geheel en al het andere erbij. Wij nemen nog met instemming het volgende van het Handelsblad over. De Belgen hebben sinds 1839 niet opgehouden, te streven naar het bezit van de heele Schelde. Steeds hebben zij voortgewerkt aan hun loopgravenwerk in de richting van die begeerde rivier en telkens zijn zij een stukje gevorderd, eerst door het verkrijgen van Belgische licht schepen in de Wielingen, dan door het indringen van hun loodswezen, nu weer door het bedingen, in het verdrag, van een systeem van co- administratie over de Schelde. De geworpen onderlip eene min of meer uitdagende uitdrukking had. Hare oogen hadden de onbeschrijfelijke zacht heid van het donkerblauw* dat in het groenachtige overgaat, maar hare donke re sterkgebogen en breede wenkbrauwen gaven aan haren blik iets bijzonder sprekends en hartstochtelijks. „Zoo'n wonderlijke aantrekkings kracht heeft Nora toch niet, het lieve kind dacht Mario, terwijl hij met eene goedige uitdrukking naar het ondeugende gezichtje keek. In den aanvang was hij een weinig verlegen, maar al pratende wond hij zich op tot eene voor hem ongewone warmte eu geestdrift, als werd hij langzamerhand geëlectriseerd. Noro was er verbaasd over en voeide zich weinig op haar gemak. Zij nam hoe langer hoe minder deel aan het gesprek, maar let zich werktuigelijk het hoofd streelen door Gabrielie de Bréteuil, wier ringen schitterdentusschen de weelderige haren van het mooie meisje. „Van muziek gesproken", vroeg Ga brielie, „hebt u lust een paar Fransche liederen te hooren f Ik ken er eenige die heel mooi zijn, al is het geen Duitsche muziek". heerschappy over de zuidelyke Wielingen zou voor hen een nieuwe en een zeer belangrijke, stap zijn naar het bezit van de Schelde. Want dan zouden zy, als zich weer eens een gunstige gelegenheid mocht voordoen, kunnen zeggen, Welk een toestand is het daar toch: Wij hebben de Schelde tot by Bath wij hebben den Scheldetoegang van het Zwin af, en daartusschen zit een stuk Nederlandsche Schelde dat moeten wij nu toch óók heb ben Krijgen zij dan ook dat „stuk water", dan zeggen ze weer: Welk een toestand is datWe hebben de^ rivier, maar tusschen die rivier en ons land ligt een stuk van een ander landdat moeten wjj toch óók hebben Krijgen zij dan ZeeuwschVlaanderen, dan heet het weerHoe kunnen wij een rivier verdedigen als we maar één oever bezitten; we moeten ook Walcheren en Zuid— Beveland heb ben. En dan is meer dan de helft van Zeeland ons ontfutseld. Dit zijn nu geen fantasieën- Minister Van Karnebeek heeft in zijn verklaring er reeds aan herin nerd, dat de actie van België aan vankelijk was gericht op het bezit van de heele Schelde. En wij herinneren er nu aan, dat wij toen we tijdens den oorlog herhaaldelijk waarschuwden tegen het Belgische annexionisme o.a. eens een kaartje hebben doen afdrukken (in het Handelsblad van 22 November 1916) ontleend aan een boek, getiteld La Belgiquê au tournant de son histoire, waarop de grenzen stonden geteekend, die België behoorde te hebben. Welnu, op dat kaartje liep „De heele Wagner is zoo mooi niet als ééne maat, wanneer u die zingt." „Houd u stilIk waarschuw u dat ik van complimenten een hartgrondige! afkeer heb." Zij had hare handschoenen uitgedaan en stond op. Zij rekte bare handen uit en bewoog hare vingers om ze lenig heid te geven. Zij liet hierdoor een gedeelte van haar blooten arm zien, waarvan de lijn, onder de doorschij nende mouwen van haar kanten japon, bijna tot aan de schouder zichtbaar was. Nora sprong haastig overeind. De vurige blik, dien Mario op mevrouw De Bréteuil liet rusten, ontging haar niet. „Mij heeft hij nog nooit zoo aange zien dacht zij en kneep zenuwachtig hare kleine handen samen. „Wat jga je doen, Nora?" „Ik gade piano openmaken. Je wilt immers zingen Mario en Nora hadden mevrouw de Bréteuilj tot aan het hek uitgeleide gedaan en wandelden langzaam naar huis terug. Mario was opgewonden en neuriede bij zich zelf de melodie, welke hij het laatst gehoord had. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1920 | | pagina 1