No. 9.
Woensdag 28 Januari 1920
43° Jaargang.
1 FEUILLETON.
NERVEUS.
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs voor Goes 5° cent per kwartaal,
voor buiten Goes f 1,50 per hali jaar franco per post,
bij vooruitbetaling.
ADVERTENTIËN voor Dinsdag- en
Vrijdagmiddag 12 UUP te bezorgen
bij N. V, Stoom-, Boek-, Courant- en
Handelsdrukkerij v.h. Firma's
F. Kleeuwens Zoon en J. A. Ross.
Advertentiën 10 ct. per regel.
Bij contracteeren van minstens 1000 regels per jaar
zeer belangrijke reductie.
Advertentiën, als geboorte-, huwelijks-, verjarings-, doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen, niet meer dan acht
regels beslaande, voor den prijs van f 1,
NEDERLAND.
Het vergaan van de Anton van
Driel».
De Telegraaf schrijft
Wij hadden heden een onderhoud
met Matthijs Bredius, den 27-jarfgen
stoker van het stoomschip >Anton
van Driel», één der drie geredden
van dit vaartuig, dat, zooals men
weet in den nacht van 28 op 29
December van het vorige jaar nabij
St. Shotts is vergaan.
Matthijs Bredius was met den
tweeden stuurman D. van der Ploeg,
die te Harlingen thuis hoort, gisteren
hier aangekomen met het s.s. >Nfeuw-
Amsterdam». En met groote wel
willendheid vertelde hij ons een en
ander van zijn wedervaren.
We waren zoo verhaalde hij
van Rotterdam naar Sydney gegaan
om kolen te halen en al weer op
weg naar huis, toen het ongeval
plaats greep. Het weer was kalm
toen wij vertrokken. Wel stond er
veel deining, maar van stormweer,
zooals het toen in Holland was,
hadden wij geen last. Ik was in den
avond van Zondag 28 December in
mijn kooi, toen ik tegen halftwaalf
gewekt werd door 't heftig fluiten
van de stoomfluit en het geroep van
een matroos, die zeide, dat alle hens
aan dek moest komen en de booten
klaar gemaakt werden. Toen ik aan
dek kwam, merkte ik, dat de Anton
van Driel» op een rots zat. De dei
ning en de branding maakten, dat
't vrij slim was. We zwiepten heen
en weer, voelden het schip soms
oplichten en dan weer op de rotsen
slaan. Wel brandden de scheeps-
lichten nog, maar toch was 't ver
schrikkelijk donker. Aan stuurboord
NOVELLE
VAN
ERNST ECKSTEIN.
De jeugdige advocaat Hugo Cellarius
was, gelijk hij zelf placht te verzekeren,
de meest nerveuse kerel, die er op de
gansche wereld te vinden is.
Hoe dat eigenlijk kwam, wist hij
zelf niet.
Toen hij nog student was, had hij
nooit iets van nerveusheid geweten
ook later, in de eerste jaren zijner
praktijk als advocaat niet.
Maar daar opeens begon de anders
zoo beminnenswaardige echtgenoot der
bekoorlijke Nora nurksch te worden.
Hij was kitteloorig, kwalijknemend en
stoof telkens op. Bij tijd en wijle ver
klaarde hij dst het leven „een be
roerde boel" was, brak zonder eenige
reden pennen, potlooden en liniaals
stuk en smeet in oogenblikken van
buitengewone boosheid zijne boeken
helde de aAntou van Driel» wat
over, zoodat we vandaar af niet in
de boot konden komen. Aan den
kant van de rots ging het iets beter.
Maar het schip slingerde als een
hobbelpaard heen en weer, zoodat
het uitzetten van de bakboordsboot
ook met veel moeilijkheden gepaard
ging. Toen hij was afgelaten, zagen
we hem opeens met 7 man er in
wegroeien. We hebben er nooit meer
iets van gehoord. De stuurboordboot
was nu te water. Met een vanglijn
lukte het ons de boot van stuur
boord naar bakboord te verhalen.
Eindelijk was hij tusschen de rots
en het schip, maar de hevige bran
ding bemoeilijkte het om er in te
klimmen. Intusschen hadden de
machinisten de stoom afgesloten,
zoodat we midden in de ellende in
het donker kwamen. Toch slaagden
de achtergebleven 19 man er in, in
de boot te komen. Het laatst^kwam
onze brave kapitein Ter Wiel met
de scheepspapieren in de boot. Hij
gelastte «riemen buiten boord»
en aan dat bevel werd voldaan. Maar
door de hooge zee en de branding
hadden ze de reddingboot nog niet
in bedwang.
Er werd toen over gesproken, dat
we maar liever weer aan boord terug
moesten gaan. Het rijden" van de
»Anton van Driel" was minder ge
worden en we zouden daar allicht
veiliger zijn dan in de aan de golven
overgeleverde reddingsboot. De ka
pitein vroeg, wie het eerst durfde
te gaan om dan een lijn uit te wer
pen, En zonder aarzelen bood de
2e stuurman, Dirk van der Ploeg,
zich aan. Deze was zeer behendig.
Gebruikmakende van een hooge golf,
sprong hij tegen de talies op en
tegen het een of ander meubelstuk,
dat volkomen onschuldig aan zijnen
toorn was.
In den winter van het jaar 18...
had deze toestand van nerveusheid
eene trap bereikt, die den lijder in
oogenblikken van kalmte half met
weemoed en half met eene zekere
ironische verachting voor zichzelven
vervulde.
Wat was deze wereld toch jammerlijk
en ellendig 1 Wat een ongelukken
ondervond men toch, zelfs in den
kleinsten kring Wat een kwellingen
in oogenschijnlijk zoo nietige kleinig
heden
Hugo's ellende begon reeds onmid
dellijk wanneer hij wakker was ge
worden.
Nooit vond hij de meest onontbeer
lijke kleedingstukken dadr, waar hij ze
den vorigen avond gelegd had.
De eene of andere booze geest ver
oorloofde zich bepaald het ongepaste
genot om in de stilte van den nacht,
terwijl het echtpaar in zoeten sluimer
was verzonken, Hugo's kousen zóó te
verstoppen, dat zij met geene mogelijk
heid meer te vinden waren.
Met de bretels ging het nog erger.
klauterde zoo aan boord. Vervolgens
wierp hij van de »Anton van Driel"
af de oude vanglijn uit, die in de
sloep werd vastgezet. Daarna vroeg
hij assistentie en ik bood mij aan
om bij hem te komen. Weinig ver
moedde ik toen, dat daaraan mijn
redding zou te danken zijn. Eerst
sprong ik mis en viel ik weer terug
in de boot. Toen hij voor de tweede
maal met den kop van de zee af
was, sprong ik er uit, en pakte de
talies. Ik hield me krampachtig vast,
beet er zelfs in met m'n tanden en
werkte me zoo omhoog, tot ik ineens
door den stuurman Van der Ploeg
in den nek werd gegrepen en zoo
binnen boord werd getrokken. We
moesten toen op zoek naar een
stormleer. En op leven en dood is
de 2e stuurman Van der Ploeg naar
voren gegaan, dwars door de hooge
z eën heen, die de Anton van
Driel" overstroomden. Het is een
wonder, dat hij niet weggesleurd
werd. juist was hij terug met zijn
stormleer ne wilde hij deze beves
tigen, toen de vanglijn, waar de
reddingsboot aan vast zat, afbrak.
„De vanglijn breekt I Help I Help!"
zoo hoorde ik roepen. En ik duwde
m'n vingers in de ooren om het
niet meer te hooren en rende naar
de hut van den eersten machinist.
Vermoedelijk was de sloep door
dwarszee vol met water gekomen en
omgeslagen. Van der Ploeg bleef bij
de reeling en schreeuwde den dren
kelingen toe. Maar na een poosje
hoorde hij niets meer. Toen kwam
hij bij mij in de hut van den eersten
machinist. En terwijl we daar zijn,
gaat plotseling de deur open en
komt een schuwe gedaante binnen.
Dat was Karl Moers, een Duitsche
Op zijn minst om den anderen dag
was de heer Hugo Cellarius genood
zaakt formeel op de jacht van deze
kleedingstukken te gaan, en bij zulk
eene gelegenheid vlogen kussens en
dekbedden van stuurboord naar bakboord
door de kamer. Met armen en beenen
hengelde hij over het ledikant als een
bezetene, de waschtafel met de ge
bloemde kannen werd met eenen hevigen
ruk op zij geduwd, stoelen en kleeren-
haken werden drie, ja viermaal nage
keken, en zoo voorts.
Het ellendigste van het geval was
dan nog wel, dat na diergelijke
ontzettende krachtsinspanningen van
hunnen heer en meester die miserabele
bretels gemeenlijk dood onschuldig aan
de deurknop hingen of op het nacht
tafeltje naast zijn horloge lagen. Ja
zelfs gebeurde het niet zelden, dat zij
reeds hunne zwaarwichtige taak ver
vulden en strak om de schouders van
hunnen bezitter sloten.
Het toilet was trouwens eene voort
durende pijniging voor den zenuw-
achtigen advocaat.
Er ging dagelijks een uur, geene
seconde minder, heen met deze geest-
doodende, vervelende bezigheid
tremmer, die we fn Sydney er bij
gekregen hadden en door de kapi
tein was gemonsterd, omdat we een
mannetje te kort hadden. Eigenlijk
was hij werkend passagier. Hij sprak
nooit, was erg schuw en vertoonde
zich zoo weinig mogelijk. Bij de
ramp was hij naar de Marconihut
gevlucht en daar kwam hij nu van-
daaD.
Van der Ploeg nam nu de leiding
op zich en sprak ons moed in. Wel
waren we bang, dat de »Anton van
Driel» ieder oogenblik in de diepte
kon verdwijnen, doch we zaten in
ieder geval droog. We staken een
petroleumkachel aan, namen droge
kleeren en sokken en gingen nu en
dan met een petroleumlamp naar
buiten om seinen te geven. Tegen
4 uur in den morgen zagen we
lichten op de rots. We zwaaiden
met de lamp en van de rots af
werd er teruggezwaaid. Het schip
schokte en trilde nog steeds en her
haaldelijk moest Van der Ploeg ons
moed inspreken. We hadden geen
oog dicht gedaan en zijn ook den
geheelen Maandag in de weer ge
weest. Vooreerst richtten we de
Marconi-hut als verblijfplaats in en
brachten we er drie petroleum
kachels. Dan voorzagen we ons van
proviand en probeerden we de
werkboot in orde te maken. Doch
deze sloeg op het dek tusschen
twee trapleuningen stuker kwam
een groot gat in en we gingen weer
terug naar de Marconihut.
Met kijkers spiedden we den om
trek af. Zoo namen we in den loop
van den dag waar, dai twee l^ken
aan land spoelden. Vóór den nacht
waagde Van der Ploeg weer den
moeilijken tocht naar het voorge-
Tandenpoetsen Ja een fatsoenlijk
man moest dat nu eenmaal dagelijks
doen maar was bet, welbeschouwd,
niet allerbespottelijkst
Deuk maar eens aan de dieren uit
het kattengeslacht felis leo, felis
tigris, enz. Kon men zich schitterender,
blanker tanden voorstellen, dan die
beesten hadden Nu en waar bleef
dan die bevooroordeelde tandarts met
zijn groot woord „stelselmatig onder
houd der tanden" Het is waar
dieren zijn geene menschenmaar er
waren dan toch ook menschen, die
uitstekend als voorbeeld konden dienen.
"Wel vijftigmaal had Hugo Cellarius
gewezen op de boerinnetjes uit hat
Schwarzwald, die van de eerste tot de
laatste tanden als pareltjes hebben,
maar het woord „tandenborstel" van
zijn leven niet hebben gehoord.
Nora, die in den beginne niet veel
notitie had genomen van de nerveusheid
haars echtgenoots, daar hun huisdokter
haar aan een diner in den loop van
het gesprek had verteld, dat zulk een
overspannen toestand altijd het gevolg
was wanneer men zich overwerkt had,
begon toch tamelijk uit haar humeur
te geraken, wanneer dat zoeken naar