No. 94.
Zaterdag 22 November 1919
42e Jaargang.
s FEU lil ET OH.
VERKEERD BEOORDEELD:
JAMMER!
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs voor Goes 35 cent, franco per post
55 cent per kwartaal.
Afzonderlijke nummers k 3 cent verkrijgbaar.
ADVERTENTIËN voor Dinsdag- en
Vrijdagmiddag 12 UUI* te bezorgen
bij N. V, Stoom-, Boek-, Courant- en
Handelsdrukkerij v.h. Firma's
F. Rleeuwens Zoon en J. A. Ross.
Advertentiën 8 ct. per regel, behalve dienstaanvragen.
die tegen 7 ct. per regel worden geplaatst.
Bij directe opgaaf van 3 maal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs 2 maal berekend, uitgezonderd
dienstaanvragen. Gr. letters en afb. naar plaatsruimte.
Advertentfén, als geboorte-, huwelijks-, verjarings-, doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen, niet meer dan acht
regels beslaande, voor den prijs van 65 cent.
De groote, militaire kopstukken
van Duitschland, de voormalige
opperbevelhebber Hindenburg, en
zijn rechterhand eigenlijk kunnen
we wel zeggenzijn meester
Ludendorff, zijn deze week voor de
commissie van onderzoek versche
nen. Enkele dagen vóór die ver
schijning was Hindenburg, die te
Hannover woont, per extra-trein te
Berlijn aangekomen. En toen ge
beurde daar al iets heel bijzonders.
Een afdeeling vrijwillige soldaten
trok naar het gebouw, waar de
generaal zijn intrek had genomen.
Daarbij brak ze door de rijkstroepen
heen, bracht aan Hindenburg hulde
en defileerde vervolgens voor hem.
Een groote menigte publiek juichte
hem geestdriftig toe, alsof hij niet
de nederlaag geleden, maar een
kolossale overwinning behaald had.
Wel is de aanvoerder dier vrijwil
ligers op last van den minister van
oorlog gevangen genomenmaar
zijn brutaal stukje en de opgewon
den stemming van bedoeld publiek
toonen toch duidelijk aan, dat de
oude Pruisische geest van militai
risme in Duitschland nog lang niet
dood is. Omdat de regeering vreesde,
dat op den dag van Hindenburgs
verhoor ongeregeldheden konden
voorkomen, had zij daartegen krach
tige maatregelen genomen. Er is
echter niets gebeurd.
Omtrent bedoeld verhoor bereikte
ons nog slechts een gedeelte van
het verslag, waarin trouwens reeds
eenige merkwaardige dingen voor
komen. Jammer, dat veel van wat
Hindenburg en Ludendorff verteld
hebben, geen anderen naam verdient
Uit het Russisch.
Hierdoor, en omdat hij in zijn vaders
tegenwoordigheid altoos heel «til moest
zijn en zachtjes moest spreken, voelde
hij zich tegenover den ouden heer al
toos min of meer onvrij en gedwon-
hen. Zoo gaarne zou hij zijn vader
eens hartelijk toegesproken, eens ge
liefkoosd hebben, gelijk hij het zijne
moeder deed. Maar als hij 's middags
anderi zag hij zijn vader haast
nooit zijne oogen liet rusten op
dat bleeke, gerimpelde gezicht, met de
dikke lippen en den vermoeiden, ge-
melijken blik, dan ontzonk hem alle
moed tot innigheid en vertrouwelijk
heid, en hij begreep dat hij beter deed
met maar te zwijgen en zich terug te
trekken in zichzelf.
Eiljajew bemerkte echter wel hoe
slecht zijn jongen er uitzag.
,/Ben je ziekvroeg hij.
Grischa wisselde snel met zijne moe-
dan leugens, waaraan trouwens
maar weinigen geloof zullen slaan.
Zoo zeide Hindenburg„Het Duit-
sche volk wilde den oorlog niet;
de Duitsche keizer wilde hem niet;
de regeering wilde hem nietde
generale staf wilde hem eerst recht
niet." En dat wordt maar brutaal
weg gezegd na de onthullingen uit
Weenen, waarin met de stukken
bewezen wordt, dat de Duitsche
keizer een der hoofdschuldigen aan
het uitbreken van den oorlog is.
Dat wordt gezegd, nadat zonneklaar
is aangetoond, dat de militaire kliek
in Duitschland, waaronder natuur
lijk in de eerste plaats de generale
staf behoort, den oorlog zorgvuldig
heeft voorbereid en met kracht
ertoe heeft aangespoord. Men moet
maar durven Hindenburg heeft
zeker gedachtAls men een leugen
maar vaak genoeg herhaalt, wordt
hy toch eindelijk wel geloofd.
Hij zeide verder„Als de mili
taire, centrale autoriteiten toebe
reidselen hebben getroffen voor de
mogelijkheid van een oorlog, dan
deden zij dit slechts, omdat het
haar plicht was tegenover het
volk". En pas heeft hij gezegd,
dat het volk den oorlog niet wilde.
Zoo praatte hy zich wanhopig vast.
„Geen uur hebben wij (Hinden
burg en Ludendorff) het gevoel ver
loren, dat wy tegenover een over
wicht der vijanden aan levend en
dood oorlogsmateriaal stonden".
Weer een groote onwaarheid. In
het begin van den oorlog waren de
Duitschers veel sterker dan hun
vijanden. Toen Rusland den strijd
opgaf, nog veel sterker. Maar uit
het boek, dat Ludendorff zelf ge
schreven heeft, blijkt, dat het Duit
sche leger nog in het voorjaar van
der een blik en antwoordde verward
jrNeen, papa/'
,/Wat scheel je dan
//Niets."
»Wat Niets? Je ziet zoo Heek
als een doek", zeide Piljajew, op een
toon alsof de knaap met opzet zijn
gezicht zoo bleek had gemaakt.
/,Och, ik heb wat hard geloopen,
papa. Ik ben wat moe, en ik heb
een beetje hoofdpijn", antwoordde Gri
scha luchtig, om den ouden heer
vooral niet te prikkelen.
Piljajew zweeg even en bromde
toen
z/Alle dag eene verrassing zoo
niet daarginds, dan hier. Geen dag
mag er vooibijgaan zonder verrassin
gen 1"
Vermoedelijk door iets op het bureau
ontstemd, begon hij te jammeren dat
een ieder, letterlijk de gansche wereld,
altoos maar trachtte hem de eene of
andere onaangenaamheid te berokke
nen.
Den volgenden dag, na de botsing
met Gorschak, sprong Grischa al
vroeg uit het bed, alsof iemand hem
een stoot had toegebracht. Hij droomde
1918 ongeveer even sterk was als
het leger der geallieerden en ge
associeerden. Wat blijft dan van
Hindenburgs bewering over
„Als een aaneengesloten en een
drachtige samenwerking van leger
en vaderland aanwezig ware geweest,
dan zouden wy de middelen gehad
hebben om te overwinnen. Maar
flinke troepen hadden van den
invloed van revolutionnaire kamera
den zwaar te lijden. Onze eisch,
om een strenge tucht en een strenge
handhaving der wetten toe te passen,
werd niet vervuld. Zoo moesten
onze operaties mislukken". Hier
geeft Hindenburg dus de schuld van
de nederlaag aan de revolutie. Maar
de nederlaag was niet het gevolg
der revolutie, wel juist andersom
de revolutie was het gevolg van de
nederlaag. Niemand heeft de waar
heid hiervan overtuigender bewezen
danLudendorff in zijn boek,
waarin hij herhaaldelijk verklaart,
hoe hy steeds in de grootste zorg
verkeerde over den ernst van den
oorlogstoestand. Want zelfs aan
elke schitterende overwinning van
de Duitsche troepen kon geen andere
beteekenis gehecht worden dan die
van een tijdelijke verlichting van den
verschrikkelijken druk.
„Reeds bij onze aanvaarding van
het opperbevel achtten wij den
onbeperkten duikbootoorlog nood
zakelijk". H. en L. zagen dus toen
reeds in, dat de overwinning te
land alleen niet te verkrijgen was.
Maar op dat oogenblik was er nog
niemand iri heel Duitschland, die
aan een revolutie zelfs maar dacht.
Waarom werd die duikbootoorlog
dan uitgesteld tot 1917? „Omdat
de rijkskanselier vreesde, dat door
dien duikbootoorlog ook Denemar-
dat hij met Gorschak geduelleerd had
en daarbij gewond was geworden.
Nog onder den indruk van dezen
droom begon Grischa zich de gebeur
tenissen van den vorigen dag in het
geheugen te roepen, en de bitterheid
der beleediging en de dorst naar
wraak ontwaakten opnieuw in zijne
borst.
Hij kon het niet van zich afzetten,
dit martelende gevoel, dat zijne wangen
deed gloeien en hem de keel dicht-
snoerde. Door het gehate beeld van
Gorschak vervolgd, trad hij in den
ontbijtkamer. Zijne moeder vertelde hem
dat hij haar in den nacht door een
vreeselijk geschreeuw gewekt had.
Grischa dronk thee, en bij het
omroeren van de suiker herinnerde hij
zich weer Gorschak's sarrende vragen,
rook hij weder zijne van tabakswalm
doortrokken kleederen en een gevoel
van onoverwinnelijken weerzin en wrevel
benam hem allen eetlust.
Hy deed zijne boeken in zijne
schooltasch en ging met looden schoe
nen naar het gymnasium. Niet ver van
huis sloeg hij onwillekeurig zijne oogen
op en bespeurde met schrik den hem
ken en Nederland onder den druk
van Engeland tot vijandelyk han
delen tegen Duitschland zouden
kunnen overgaan. En wij hadden
toen geen man over, om de grens
te beschermen". Al weer blijkt
hieruit voor de zooveelste maal de
toenmalige onmacht van Duitsch
land, ook zonder revolutie. Maar
er blijkt ook uit, dat, als Dene
marken en Nederland toen met het
volste recht aan den oorlog tegen
Duitschland hadden deelgenomen,
de Duitschers reeds in 1916 hope
loos verslagen zonden zijn geworden.
Wij hebben destijds, nadat een
groot aantal onzer schepen getor
pedeerd en tal van onze menschen
vermoord waren, werkelijk gehoopt,
dat ook wij gewapenderhand tegen
Dnitschland zouden optreden. Maar
wij waren te bevreesd voor den
grooten, brutalen Duitschen mond.
Nu wij weten, hoe zwak de Duit
schers toen stonden, spijt het ons
te meer, dat wij toen niet hebben
meegeholpen, om aan den gewel
digen moord, die daarna nog dui
zenden het leven heeft gekost, een
snel einde te maken.
NEDERLAND.
Bevolkins.
Ie helft November 1919.
Ingekomen
N. M. Steur, opzichter uit Middel
burg, Wijngaardstraat 54. M. G. J.
Contant en gezin, zonder beroep uit
Kioetinge, Ad. v. Western, b. 63g,
J. Adriaanse, smidsknecht uit Ooster-
land, Nieuwstraat 209, C. Burger,
leerares Nijverheidsonderw. uit IJs-
selstejjn, Heercisseweg 176b, J. Zeil*
•tra, costuum»aaister uit Botterdam,
Nieuwsuaat 175a, J. Zembsch, be
steller S 8. uit Amsterdam, Magda*
tegemoetkomenden Goischak. Hij ont
stelde zoozeer, dat hij niet verder kon
gaan en, door eene siddering overvallen,
tegen eene huisdeur leunen moest.
Doch de heer, die daar naderde, had
met Gorschak wel eene zekere gelijke
nis, maar overigens met den man niets
gemeen. Grischa slaakte een zucht van
verlichting en liep voort niet naar
het gymnasium, maar in de tegen
overgestelde richting. Een zeker iets,
dat sterker was dan zijn wil, dreef
hem voort. Hij was bang om zelfs
maar om te kijken, en telkens huiverde
hij. Nadat hij zoo eenige straten
doorgeloopen was, bleef gij staan, nat
van het zweet, en keerde terug. Maar
zoodra hij het plein voor het gymna
sium betrad, voelde bij weder een
onoverwinnelijken weerzin. Hij sloeg
eene zijstraat in. Hij herinnerde zich
dat hij al lang eens een ziekenschool-
kameraad had willen bezoeken. Daar
ging hij heen en bleef er twee uur
zitten.
(Wordt vervolfd.)