No. 84, Zaterdag 18 October 1919 42® Jaargang, ONZE JEUGD- FEUILLETON. Groene Thee, Onlangs hoorden we een onder wijzer, die altijd als een goed, zelfs zeer goed onderwijzer werd ge roemd, zeggen, dat hij den laatsten tijd veel met de „lastige jeugd" had te kampen. Volgens hem was die jeugd tegenwoordig veel ongezeg- lijker, zelfs brutaler dan vroeger, en tegelijk luier, wat natuurlijk ook ongunstig moet werken op de ont wikkeling. Hoe het op de scholen gaat, is, zooals vanzelf spreekt, alleen door onderwijzers en school toezicht te beoordeelen. Wy, die buiten staan, weten dat zoo niet. Wel kunnen we zien, of de leer lingen meer of minder met een onderwijzer ingenomen zijn maar dat zegt toch niet genoeg. Want aangenomen, dat de jeugd werkelijk is, zooals bovengenoemd persoon beweert, dan zal zij allicht behan deld moeten worden op een manier, die haar niet te best aanstaat; en het gevolg is, dat „de meester" niet in de gratie staac. Krijgt die weer spannige jeugd dan van vader en moeder gelijk, dan vellen ook de ouders over zulk een „meester" een hard vonnis, dat naar alle waar schijnlijkheid onverdiend is. Daarom is het aanteraden, dat men aan het oordeel der leerlingen niet meer waarde hecht, dan het verdient, en eerst zelf onderzoekt. Wat echter een buitenstaander wel kan beoordeelen, is alles, wat hij om zich ziet gebeuren. En dan trekt het toch stellig op dit gebied wel ieders aandacht, dat men heeft moeten overgaan tot het stichten van tuchtscholen voor ons geheele 11 landdat men in verschillende groote plaatsenzoogenaamdestrenge f scholen heeft ingericht en nog ver der gaat inrichten dat in Neder land een tuchtunie noodig is ge bleken. Ziet men dan, dat de tucht scholen, helaas, vrij sterk bevolkt zijn en dat de tuchtunie reeds meermalen manifesten heeft uitge vaardigd, waarin over de tuchte loosheid der jeugd ernstig wordt geklaagd leest men de klachten, die over deze zaak menigmaal in de gewone bladen worden geuit, dan vraagt men, of het met de jeugd ten onzent werkelijk niet wat een verkeerden kant uitgaat. Nu is er een politieman in Neder land, namelijk de hoofdcommissaris te Amsterdam, die heeft meege deeld, dat het aantal jeugdige mis dadigers in de laatste jaren aan het verminderen isdat minder pro cessen-verbaal tegen jeugdige over treders worden opgemaaktwaaruit hij het besluit trekt, dat de jeugd zich schijnt te gaan beteren. Maar een Christelijk onderwijsblad is het met dat besluit volstrekt niet eens. Het moge waar zijn, zoo redeneert deze krant, dat er minder proces sen verbaal worden opgemaakt en dat daardoor wat minder jeugdige personen veroordeeld worden maar dit bewijst niets voor verbetering. Het komt haar voor, dat vele politie agenten het kwaad, dat zij door de jeugd zien plegen, maar liefst uit den weg gaan niet, omdat zij het niet verkeerd of niet straf baar achten, doch om geheel andere redenen. Vooreerst geeft zoo'n proces een heele drukte en beweging. In de tweede plaats heeft de daaraan bestede moeite vaak weinig gevolg. Immers, het komt heel dikwijls voor, dat een „boefje" met een berisping vrij komt, waaraan hij heelemaal maling heeft. Ten derde zitten de gevangenissen en tucht scholen zóó vol, dat een veroor deeling eerst na langen tijd tot uitvoering komt, waardoor ze haar doelverbetering van den veroor deelde, grootendeels mist. De meeste indruk toch wordt gemaakt, als de straf zoo spoedig mogelijk op het misdrijf volgt-. Blijft zij echter lang uit, dan komt er eerder een soort van onverschillige verharding over den schuldige dan een neiging tot beterschap. Bovendien bestaat de mogelijkheid, dat hij zich in de lange tusschenruimte nogmaals bezondigt, misschien zonder een proces-verbaal en nieuwe straf opteloopen. Er is nog een ongunstige om standigheid. Als een knaap een of ander kwaad uitvoert, is hij in de oogen van zijn makkers en ook wel in die van sommige volwasse nen, voegen wij erbij een soort van held. Wat men dan zijn durf, zyn moed gelieft te noemen, werkt aanstekelijk op zyn kornuiten. En zoo kan het gebeuren, dat nog tal van anderen „bedorven" worden, iets, waarvoor natuurlijk des te meer gevaar is, naarmate de schul dige langer straffeloos rondloopt. Een rechtvaardige, maar krachtige, zoo noodig strenge behandeling kort en snel recht en een onver wijlde uitvoering eener opgelegde straf zijn noodzakelijk. Wij voegen aan dit betoog de vraag toe, hoe het komt, dat de jeugd thans meer tuchteloos is dan vroeger, wat ook wij wel moeten aaunemen. In het Nederlandsche volk en zijn kinderen zit een groote hoeveelheid gezonde vrijheidszucht. Maar vrijheid mag niet ontaarden in bandeloosheid. En dat deze laatste tegenwoordig wel wat te veel hoogtij viert, is duidelijk. Wy gelooven, dat oorlog en revolutie daaraan de grootste schuld dragen. Grooten en kleinen hebben al te lang een zedelijken band gemist, die hen in vrede en vriendschap samenhield. En al geven wjj gaarne toe, dat er in de maatschappij veel verkeerds is, waartegen men met recht mag toornen, dat geeft nog geen recht tot uitspattingen. Gaan echter de grooten zich hieraan te buiten, dan ligt het voor de hand, dat de kleinen hun voorbeeld spoe dig volgen, ja, hun menigmaal op het verkeerde terrein voorbijstreven. Verbetering in dezen moet dan ook van de „grooten", de ouders, uit gaan, die hun kroost een goed voorbeeld dienen te geven. NEDERLAND. .Dit blad verschijot Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs voor Goes 35 cent, franco per post 55 cent per kwartaal. Afzonderlijke nummers h 3 cent verkrijgbaar. ADVERTENTIËN voor Dinsdag- en Vrijdagmiddag^l2 UOlMe bezorgen bij N. V, Stoom-, Boek-, Courant- en Handelsdrukkerij v.h. Firma's F. Kleeuwens Zoon en J. A. Ross. Advertentiën 8 ct. per regel, behalve dienstaanvragen. die tegen 7 ct. per regel worden geplaatst. Bij directe opgaaf van 3 maal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs 2 maal berekend, uitgezonderd dienstaanvragen. Gr. letters en afb. naar plaatsruimte. Advertentifcn als geboorte-, huwelijks-, verjarings-, doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van 65 cent. door J. SHERIDAN LE FANU. ffEr zijn nog andere middelen," Hij zuchtte diep. //Zoo, bij voorbeeld wanneer ik bid met gesloten oogen, komt het nader en nader en ik zie het. Ik weet dat dit zich niet physiek verklaren laat maar feitelijk zie ik het, hoewel mijne oogleden gesloten zijn, en zoo bespringt het mijnen geest, als het ware, en overweldigt mij, en ik ben genoodzaakt uit mijne knielende houding op te rijzen. //Indien gij dit ooit gekend hadt, dan zoudt gij weten wat wanhoop is." z/Ik zie, dr. Hesselius", zoo voer de heer Jennings voort, //dat u van mijne mededeeling geen woord ontgaat. Ik behoef u dus niet te vragen, bijzondere aandacht te verleenen aan hetgeen ik u thans nog ga vertellen. z/Men spreekt van optische zenuwen en van spectrale illusiën, alsof het ge zichtsorgaan het éénige aantastbare punt ware voor de invloeden die zich van mij hebben meester gemaakt, maar 1 ik weet beter. Twee jaren lang bestond inderdaad deze beperking oor in mijn geval. Doch gelijk voedsel zachtkens door de lippen genomen wordt, en dan gebracht wordt onder de tanden gelijk de top van den pink, onder een draaiend rad beklemd geraakt eerst de hand, dan den arm, daarna het geheele lichaam naar zich trekt zóó wordt de rampzalige sterveling, die eenmaal bij den uitersten draad eener zenuw gegrepen werd, ingetrokken en inge- sleept door het geweldige raderwerk der hel, totdat hij is zooals ik ben. Ja, doctor, zooals ik ben want terwijl ik tot u spreek, en bid om verlossing, voel ik dat mijn gebed vergeefsch, dat mijn smeeken gericht is tot het onver murwbare," Ik trachtte zijne weder zichtbaar toe nemende ontroering te bedaren, door hem te zeggen dat hij geene reden had om zoo te spreken en dat hij aan herstel volstrekt nog niet behoofde te wanho pen. Terwijl wij spraken, was het geheel nacht geworden. Een nevelig maanlicht had zich over het landschap uitgespreid, en verhoogde nog de eigenaardige somberheid daarvan. „Zoudt gij niet liever kaarsen laten brengen zeide ik tot hem. „Dit licht is zoo vreemdsoortig, ik zou liefst zooveel mogelijk onder gewone om standigheden mijne diagnosis maken indien ik het zoo noemen mag." „Alle licht is hetzelfde voor mij," antwoordde hij. „Behalve wanneer ik lees of schrijf, geef ik er niet om, al zou de nacht altoos durenIk zal u thans zeggen wat er omstreeks een jaar geleden plaats greep. Het ding begon tot mij te spreken." „Te spreken Hoe bedoelt gij dat Te spreken zooals een mensch doet „Ja te spreken in woorden en aan eengeschakelde volzinnen, met vol maakten samenhang en articulatie. Doch er is daarbij iets eigenaardigs. Het is niet gelijk de klank eener menschelijke stemen het komt niet tot mij door de ooren. Het komt als een dreunen door mijn hoofd.... Dit nu juist, dit spreken tegen mij, zal mijn verderf wezen. Het wil mij niet laten bidden het valt mij in de rede met ijselijke godlasteringen, zoodat ik niet voort kan gaan, niet voort durf gaanO, doctor kan de kunst, het nadenken, het gebed van Goes. In een gecombineerde ver gadering van de besturen der beide hier bestaande Middenstandsvereenl- gingtn, 2 Handelsbelangen* en »De Haszec, Is besloten aan de leden vergaderingen voor te stellen hier ter stede op te richten een Duurte- Cornmissie met een daaraan verbon den Raad van Beroep voor ver bruikers. Goes. De heer J. Voois alhier heeft tegen 20 October a.s. ontslag aan- eenen medemensch niets voor mij doen?" „Mijn waarde heer", sprak ik tot hem, „gij moet mij beloven, uzelven niet te kwellen met onnoodig pijnlijke gedachten. Bepaal u striktelijk tot het mededeelen van feiten, en bedenk vóór alles, dat, zelfs indien het ding dat u vervolgt eene werkelijkheid is, met een werkelijk leven bedeeld, het toch geene macht kan hebben om u te deren, terwijl het die macht ont vangen hebbe van boven. Deszelfs invloed over uwe zintuigen moet grootendeels vau uwen physieken toestand afhangen. Wij allen laat dit, met God, uw troost en vertrouwen zijn wij allen zijn desgelijks ontvan kelijk wij allen zijn desgelijks omringd. Het is slechts, dat in 'uw geval de sluier van het vleesch, de gordijn, om zoo te zeggen, een weinig beschadigd is geworden, zoodat gezichten en gelui den, voor anderen onwaarneembaar, tot uw brein kunnen doordringen. Wij moeten dus eenen geheel nieuwen weg inslaan. Komaan, vat moed Ik wil dezen nacht nog het gausche geval zeer ernstig overwegen." (Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1919 | | pagina 1