No. 74.
Zaterdag 13 September 1919
42e jaargang.
VOL
Groene Thee,
FEUILLETON,
Weest waakzaam
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs voor Goes 35 cent, frafcco per post
55 cent per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 3 cent verkrijgbaar.
ADVERTENTIËN voor Dinsdag- en
Vrijdagmiddag 12 UUI* te bezorgen
bij N. V, Stoom-, Boek-, Courant- en
Handelsdrukkerij v.h. Firma's
F. Rleeuwens Zooc en J. A. Ross.
Advertentiën 8 ct. per regel, behalve dienstaanvragen.
die tegen 7 ct. per regel worden geplaatst.
Bij directe opgaaf van 3 maal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs 2 maal berekend, uitgezonderd
dienstaanvragen. Gr. letters en afb. naar plaatsruimte.
Advertentiën, al» geboorte-, huwelijks-, verjarings-, doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen, niet meer dan acht
regels beslaande, voor den prijs van 65 cent.
„Op dit oogenblik moet iedere
Belgische agent in Limburg naar
gelang zijner krachten medewerken
tot voorbereiding van den terug
keer dezer provincie tot haar moe
derland geen gelegenheid voorbij
laten gaan om den Limburgers aan
te toonen, dat hun belang ligt aan
de zijde van Belgiëzonder onbe
scheidenheid de Limburgers aan
moedigen, die zich medestanders
van ons betoonen, hen, die het
heimelijk zijn en hen, die het zou
den kunnen worden.
Het is noodig, dat op dit oogen
blik de Belgen in Limburg den
indruk wekken, dat zij zeer veel
vertrouwen stellen in den goeden
uitslag te hunnen opzichte van de
onderhandelingen, die met Neder
land zijn begonnen over de her
ziening der tractaten van 1839, dat
wil zeggen over de regeling der
kwesties over de Schelde en de
Maasdat zy zich heel zeker be
toonen van den steun, ons door de
Entente verleend en van de af
doende uitwerking daarvan."
Wat we hier neerschrijven, is
een deel van de beruchte dienst
order, die de Belgische Minister
van Buitenlandsche Zaken, de heer
Hymans, aan het Belgische hoofd
kwartier uitvaardigde. Gelijk men
ziet, staat daarin letterlijk te lezen,
dat die minister onze provincie
Limburg „wil doen terugkeeren tot
haar moederland". Dat wil zeggen
J. SHERIDAN LE FANU.
Wie dit standpunt wèl overweegt,
zal vermoedelijk min of meer beselfen
langs wat al wegen het practisch op
de medische wetenschap kan inwerken.
Doch het is hier de plaats niet om
dit toe te lichteo, zoomin als om gron
den aan te voeren voor de juistheid
van eene opvatting, die, zoo oud als
de menschheid zelve, zich eerst in de
laatste jaren weder boven eene tijdelijke
materialistische strooming in de weten
schappelijke wereld begon te verheffen.
Getrouw aan mijne gewoonte, sloeg
ik den heer Jennings bedenkelijk gade;
doch zóó voorzichtig had ik dit niet
kunnen doen, of hij scheen het bemerkt
te hebben en nu bespeurde ik dui
delijk, dat hij ook mij voortdurend in
het oog hield. Toen Lady Mary mij
toevallig bij mijnen naam als dr.
Hesselius aansprak, zag ik hoe hij mij
scherp aankeek, en daarna in gedachten
verzonk. Straks kwam hij naar mij toe,
en het duurde niet lang, of wij waren
in een gesprek gewikkeld.
hij wil Limburg zonder omslag bij
België inlijven. En hij voegt erbij,
dat de Limburgers moeten weten,
dat België in dat verlangen gesteund
wordt door de Entente, de groote
mogendheden der geallieerden, een
steun, „die een afdoende uitwerking
zal hebben". Het dreigen met de
hulp der geallieerden moet dus de
Limburgers zóó bang maken, dat
zij uit vrees gaan verklaren, toch
maar liever by België te worden
gevoegd.
Onze Nederlandsche regeering
heeft bij de Belgische „den hoogst
pijnlijken indruk kenbaar gemaakt,
die bij haar gewekt werd, toen zij
kennis nam van bedoelde dienst
order, die bewijst, dat de Belgische
regeering gemeend heeft zich in
Nederlandsch Limburg de organi
satie te mogen vergunnen van een
politieke propaganda, ten doel heb
bende die provincie van Nederland
los te maken en haar toevoeging
aan België voortebereiden. Gelet
op de vriendschap en de goede
verstandhouding, die tusschen de
beide landen heerschten, had de
Nederlandsche regeering het niet
mogelijk geacht, dat de Belgische
er zich toe zou geleend hebben,
heimelijk een politiek doel na te
streven, dat uiteraard met die ge
voelens niet te vereenigen is. De
Nederlandsche regeering brengt dan
ook tegen de bewuste dienstorder
een formeel protest uit in naam
der verheven beginselen, door welke
de betrekkingen tusschen de staten
behooren te worden beheerscht en
Wanneer twee mensehen, die beiden
veel gelezen en veel gereisd hebben,
met elkander in aanraking komen, dan
zal het hun aan stof tot praten niet
licht ontbreken. Het was trouwens
geen bloot toeval, dat den heer Jen
nings met mij in gesprek bracht. Hij
verstond Duitsch en had mijne //Ver
handeling over Metaphysische Genees
kunde" gelezen, die meer te denken
geven, dan zij met beslistheid zeggen.
Deze wellevende, zachte en be
schroomde man, blijkbaar een man van
veel lezens en nadenkens, die, terwijl
hij zich ouder ons bewoog en met ons
sprak, niet meer geheel tot ons be
hoorde en van wien ik alreeds ver
moedde dat er iets was in zijn leven,
wat hij met ondoordringbare zorgvuldig
heid verborgen hield, voor de wereld
niet alleen, maar zelfs voor zijne
liefste vriendeD deze man begon
van stonde aan met het denkbeeld om
te gaan, mij, zoo mogelijk, tot zijnen
vertrouwde te maken.
Ik doorgrondde zijne gedachten zon
der dat hij het bemerkte, en droeg zorg
niets te zeggen, wat aan zijne overgroote
waakzaamheid mijne vermoedens met
betrekking tot zijnen toestand en tot
zijne plannen te mijnen opzichte zou
hebben kunnen verraden.
Wij babbelden eenigen tijd over
onverschilllige onderwerpen, tot hij
waarvan de eerbied voor het recht
en het wederzijdsch vertrouwen de
grondslagen behooren uittemaken."
Men ziet hetonze regeering legt
zich maar niet zoetsappig neer bij
de brutale dievenneigingen van Bel
gië of liever van de Belgische regee
ring. Want het is niet het geheele
Belgische volk, dat ons van Lim
burg, van Zeeuwsch Vlaanderen,
van de Schelde en de Maas wil
berooven. Dat blykfc weer uit een
artikel van „het Laatste Nieuws"
te Brussel, die spreekt van „één
enkele kliek, een knoeiersbende, die
handelt, alsof zij beslist de macht
in handen had." Dit blad zegt ook
„Wij hebben de overtuiging, dat
op een botsing met Nederland op
zettelijk wordt gestuurd. Het is
geen domheid, maar opzet en moed
wil, die\tot dit standpunt hebben
geleid." Toch is uit het heele
artikel van „het Laatste Nieuws"
zeer duidelijk de vrees van dit blad
te merken, dat het misloopen zal.
Want „machtige stuwkrachten staan
achter de knoeiersbende, bijv. de
hfcöge finantieele wereld van België".
Een stelselmatige leugen veldtocht
komt de openbare meening in België
vergiftigen. En al maakt het Bel
gische volk zich niet warm voor
de plannen van de „knoeiers",
„toch ontstaan vooroordeelen. Men
voege daarbij dan nog den haat
tegen al wat Nederlandsch is, die
in deze kringen bestaaten men
zal tot de overtuiging komen, dat
de onderhandelingen maar al te
graag worden aangevat, om eon
eindelijk zeide
z/Ik heb indertijd met de meeste
belangstelling een verhandeling van u
gelezen, dr. Hesselius, over hetgeen gij
noemt //Metaphysische Geneeskunde''.
Ik las haar in Duitsch, tien of twaalf
jaar geleden. Is zij ook vertaald gewor
den
Neen," antwoordde ik //niet voor
zoover ik weet. Ik zou er anders wel
van hebben moeten hooren. Men zou
mij toch om vergunning hebben ge
denk ik."
z/Ik verzocht, eenige maanden geleden
mijnen boekhandelaar mij het werkje
te bezorgen, in het oorspronkelijke.
Maar hij zeide mij dat het uitverkocht
was.
Dat is het ook, sedert eenige jaren
al. Het is inderdaad vleiend voor mij
dat gij mijn werkje nog niet vergeten
zijt hoewel (liet ik glimlachend op
volgen) tien of twaalf jaar een heel tijds
verloop is. Ik onderstel dat het onder
werp u van nieuws af is gaan aantrekken
of wel, dat er in den laatsten tijd iets
voorgevallen is, wat uwe belangstelling
er voor heeft doen herleven."
Deze opmerking, vergezeld van eene
onderzoekenden blik, maakte den heer
Jennings plotseling zoo verlegen als
een jong meisje. Ilij kleurde, sloeg de
oogen neer, vouwde zijne vingers zenuw
achtig samen, kortom, maakte al de
goeden slag thuis te halen."
Dat klinkt voor ons al tamelijk
somber. En het wordt er niet beter
op, als men hoort, dat Frankryk
met de Belgische regeering schynt
meetegaan. Een klein lichtpunt
schynt uit Engeland. Het groote,
Engelsche blad, de „Manchester
-Guardian", meent, dat België aan
al wat voorafgegaan is, niet het
recht kan ontleenen, om de hand
te leggen op het eigendom van zijn
buurman. Dit zou in het oog van
dit blad niets anders zijn dan de
voldoening aan een begeerte, dus
roof.
Doch al wordt dit door een krant
in Engeland zoo ingezien, wij zjjn
er niet geheel gerust op, dat ook
de Engelsche regeering dezelfde
meening koestert. Men is daar te
lande zoozeer gesteld op de onver-
broken vriendschap met Frankryk,
dat het belang van een klein land
als het onze misschien wel aan die
vriendschap zou worden opgeofferd,
als Frankrijk dit noodig achtte.
Voorloopig staat onze zaak, dunkt
ons, niet bijzonder gunstig. Wjj
zullen wel hoopvol, ai is het met
niet al te veel vertrouwen, het
verdere verloop der Parijsche on
derhandelingen afwachten. Maar
inmiddels moeten wij ons toch ge
reed houden voor het geval, dat zich
een werkelijke breuk met België
mocht voordoen. Yoorzoover wij
kunnen oordeelen, is de geest in
ons leger van dien aard, dat men
met kloeken moed dit geval onder
de oogen zou zien, tenminste, wan-
bewegingen van iemand, die zich vaa
bedremmeldheid niet weet te bergen.
Ik sloeg den zekersten weg in om
hem uit zijne verlegenheid te helpen,
door te doen alsof ik haar niet be
merkte, en, op het onderwerp door
gaande, hernam ik
z/Zulk een herleven van belangstel
ling in het een of ander overkomt ook mij
niet zelden het eene boek verwijst
naar het andere, en zoo keert men
dikwijls op geheel onverhoedsche wijze
tot eene stof van vroegere studie terug.
Indien gij op het bezit van het be
wuste boekje prijs stelt, dan zal het
mij een waar genoegen zijn, u een
exemplaar te bezorgen. Ik heb er nog
twee of drie in mijne koffers, en ik
zou u zeer gaarne er een van aanbieden."
z/Gij zijt wel vriendelijk," zeide hij,
nu weer volmaakt kalm. //Ik stel er
bijzonderen prijs op, ja en ik zou
u hoogst verplicht zijn
De heer Jennings lachte. Hij vroeg
mij waar ik te Londen woonde, en
na nog over verschillende andere onder
werpen met mij gepraat te hebben, nam
hij afscheid en ging zijns weegs.
DOOK
■TwwarwyfwaaawBap^—aaiMHnMHBMHMH
z/Ik bid u, geen dank De zaak is
veel te nietig, om er verder nog een
woord over te wisselen, en als gij
plichtplegingen maakt, zoudt ge mij
waarlijk mijn aanbod doen berouwen
(Wordt vervolgd.)