No. 66. Zaterdag 16 Augustus 1919 42e Jaargang. Arbeidersverzorging. NEEN Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs voor Goes 35 cent, franco per post 55 cent per kwartaal. Afzonderlijke nummers k 3 cent verkrijgbaar. ADVERTENT1ËN voor Dinsdag- en Vrijdagmiddag 12 UUP te bezorgen bij N. V, Stoom-, Boek-, Courant- ea Handelsdrukkerij v.h. Firma's F. Kleeuwens Zoon en J. A. Ross. Advertentiëu 8 ct. per regel, behalve dienstaanvragen. die tegen 7 ct. per regel worden geplaatst. Bij directe opgaaf van 3 maal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs 2 maal berekend, uitgezonderd dienstaanvragen. Gr. letters en afb. naar plaatsruimte. Advertentiën, ais geboorte-, huwelijks-, verjarings-, doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van 65 cent. Ofschoon het vervelend wordt, moeten wij nog eens herhalen, wat de bekende Raad van Yier op 4 Juni van dit jaar besloot naar aan leiding van de kwestie tusschen België en ons. Er weid bepaald, dat een commissie, de tegenwoor dige commissie van veertien, deze zaak zou behandelen maar dat geen overdracht van grondgebied zou mogen geschieden, dat geen inter nationale servituten gevestigd zou den mogen worden en dat de kwesties van de waterwegen ge regeld zouden worden tusschen Nederland en België. In de commissie van veertien hebben twee Belgische en twee Nederlandsche afgevaardigden zit ting. De twee Belgen hebben hun eischen kenbaar gemaakt en daarbij de bewering uitgesproken, dat die eischen niet strijden met het besluit van 4 Juni, zoo even vermeld. De Belgen verlangen over de Schelde en over het kanaal van Gent naar Terneuzen zooveel macht te be zitten, dat zij in staat zijn, om in onze genoemde wateren en, in voor komende gevallen, ook op de oevers alle werken te doen uitvoerendie zij noodig achten en die zij zichzelf zouden opdragen, zooals betonning, verlichting, loodswezen, draadlooze telegrafie, de uitloozing van de Vlaamsche wateren, enz. Wat betreft de verbinding van België met zijn achterland en den Rijn eischen de Beigen verbreeding van het kanaal door de zoogenaamde enclave van Maastricht en beheer door België van dit gedeelte van het kanaal. Vervolgens wenschen zij een kanaal van den Bijn (in Duitschland) naar de Maas en ver der naar de Schelde (welk kanaal dwars door Limburg zou moeten gaan) en correspondeerende spoor wegverbindingen, eveneens onder Belgisch beheer. Vervolgens het recht om water uit de Maas te tappen, een econo mische overeenkomst betreffende het doorvoer vei keer door Limburg en eindelijk den aanleg van een kanaal van Antwerpen naar den Moerdijk, De politieke en militaire wenschen bestaan uit een militaire overeenkomst voor gemeenschappe lijke verdediging van Limburg en het openstellen in tijd van oorlog van de Schelde voor oorlogschepen van België en zijn bondgenooten. Er wordt niet bijgezegd, maar het is toch de bedoeling, dat al de genoemde werken op ons grondge bied ten bate van België en tot ons nadeel zullen moeten geschie den door Nederland met Neder- landsch geld. Niet alleen in de Schelde en in het kanaal van Ter- neuzen, doch ook op beider oevers zouden dus de Belgen den baas willen spelen. Want zij moeten daar immers in staat zijn, om er alle werken te doen uitvoeren, die zij noodig achten. Wel, vandaag achten zij het noodig, op Zuid- Beveland hier en daar een paaltje te zettenmorgen komen ze op Walcheren een spionnenhuisje bou wen overmorgen bouwen ze in Zeeuwsch-Vlaanderen stations voor draadlooze telegrafie of sluizen voor de afwatering van Belgisch Vlaan deren, enz. enz., en niemand zal hun kunnen beletten er dag aan dag hun tenten opteslaan en de bewoners te tiranniseeren met alles, wat zij noodig achten. Natuurlijk moeten wij ten behoeve van al die „noodige werken" den daarvoor noodigen grond afstaan. Wat de „zoogenaamde enclave van Maastricht" is, schijnt niet heel duidelijk. Bedoelen de heeren Belgen daarmee alleen het stukje van Limburg, links van de Maas, waarop Maastricht en enkele Neder landsche dorpen liggen Daar loopt slechts één kanaalde Zuidwillems vaart en het verlengde ervan. Maar dat geeft geen verbinding tusschen België met zijn achterland en den Rijn. Willen zij misschien, dat wij voor hen de Noordervaart gaan verbreeden, die een eindweegs ver der naar het noorden de Zuidwil lemsvaart verbindt met de Maas tusschen Neer en Kessel? Dan zouden in beide gevallen de Belgen heerschappij gaan voeren over Ne- derlandsch gebied. Want zoowel bedoeld stuk der Zuidwillemsvaart (bovengenoemd) besluit van 4 Juni Men moet maar durven. Zouden ze ons en onze afgevaardigden in de commissie van veertien werke lijk voor zóó schaapachtig aanzien, dat we een oogenblik naar dien onzin zouden luisteren Ze konden even gevoegelijk vragen, om heel het zuiden van Nederland of geheel ons land, waarom niet? bij België inteljjven. België is een mooi land, waar we met veel ge noegen hebben gereisd, wat we gaarne nog zouden doen. Maar zoolang we nog geen Belgen zijn, antwoorden we op bovengenoemde Belgische eischen slechts ditwij houden ons kruid droog. III. Slot. Geen regel of er zijn uitzonderingen op en dat is ook in dezen het geval. We mogen wel zeggen //gelukkig", want er zijn heel wat personen, die arbeider zijn in den zin der wet en die toch den steun, welken de wet bedoelt te geven, niet noodig hebben. Voor hen bestaat niet de plicht zich volgens de voorschriften van de Inva liditeitswet te verzekeren. Onder deze uitzonderingen nemen de personen, die zelf of wier echtge noot in de vermogens-belasting zijn aangeslagen, wel de eerste plaats in. Deze worden wel geacht in staat te zijn zelf maatregelen te nemen tegen den kwaden dag. Hetzelfde wordt en Maastricht als de geheele Noor- verondersteld van iemand, die zelf of dervaart liggen in ons land en wiens echtgenoote is aangeslagen in de vormen dus Nederlandsch grond- j Rijksinkomstenbelasting gebied. Met het kanaal van den Rijn naar de Maas en de Schelde precies zoo. En het kanaal van Antwerpen naar den Moerdijk zou ook al voor de helft door ons land gaan. Maar natuurlek zou het toch over zijn geheele lengte onder Belgisch beheer moeten staan. Ook moet België het recht krij gen, om water uit de Maas te tappen, wat het tegenwoordig toch al doet zonder recht en met het gevolg, dat de Maas in ons land gedurende een groot deel van het jaar onbevaarbaar is, althans het lange stuk, dat door en langs Lim burg loopt. Ten slotte zouden wij moeten gedoogen, dat de Belgen ons „helpen", om Limburg te ver dedigen, wat wij volgens hen niet kunnen, en zouden wij in oorlogs tijd de oorlogschepen van België en zijn bondgenooten op de Schelde moeten toelaten. Waarschijnlijk zouden de Belgen hst ook wel „noodig" achten, dat op de oevers van de Schelde voor hun veiligheid forten werden gebouwd, die zij, „zoo noodig", dan op ons gebied zouden komen bezetten met Bel gische soldaten en Belgische ka nonnen. En dat alles noemen de Belgische heeren „niet in strijd met het naar een in komen van meer dan f 2000. Deze personen moeten zich, als zij in loon dienst arbeid verrichten, wel aanmelden, maar de Raad van Arbeid verklaart hen na mogelijk noodig onderzoek //niet verzekerihgsplichtig". Een andere belangrijke groep van personen, die niet-verzekeringsplichtig zijn, wordt gevormd door de arbeiders (ambtenaren, beambten, werklieden) in vasten dienst van het Rijk, of de ge meente en het personeel, dat, hoewel geen rijksambtenaar, toch onder de Rijkspensioenregeling valt, zooals de openbare en bijzondere onderwijzers. Voor deze is gezorgd in de voor hen geldende pensioenregeling, en het zou evenmin zin hebben bij de zeker heid, daardoor geboden, nog die van de Invaliditeitswet te voegen. Het zal wel geen verklaring behoe ven dat tijdelijke en losse arbeiders in dienst van vorenbedoelde lichamen, wel verzekeringsplichtig zijn. Doch niet alleen de personen val lende onder de Rijkspensioenregeling, worden uitgezonderd, in de praktijk zal dit ook het geval zijn met de loon- trekkenden in vasten dienst van pro vincie, spoorwegmaatschappij, water schap en zelfs van groote particuliere werkgevers. Deze hebben slechts zorg te dragen dat de pensioenregeling voor hun per soneel minstens even gunstig zij als die van de invaliditeitswet en dat bovendien de door de wet vereischte waarborgen worden gegeven. Laatstgenoemde arbeiders zijn dan ook niet verplicht om zich aan te melden. Wij herhalen echter nog eens, dat dit geldt voor de arbeiders in vasten dienst en dat dus de losse en tijdelijke werkkrachten wel degelijk verplicht zijn zich aan te melden volkomen begrijpelijk, omdat voor hen de pensioensregeling van het Rijk enz. nog niet van kracht is. Zooals we in het tweede artikel schreven is de militair geen arbeider in den zin der wet, maar daar willen we thans nog even op terug komen. Immers zou het geen verwondering baren, als de militieplichtige het min der billijk vond, dat hij op zijn ouden dag nog in z'n ouderdomspensioen nadeel ondervond van het feit, dat over zijn militiediensttijd voor hem geen premie "was betaald. Dat heeft de werkgever voorkomen, door te be palen, dat over dien tijd de premie door den Staat zal worden betaald volgens de 2e loonklasse. Bij vertrek met verlof krijgt de militair hiervan een certificaat en kan dit aan den Raad van Arbeid bij inlevering van zijn rentekaart overleggen om het in rekening te doen brengen. Als voornaamste voorwaarde «is hier bij evenwel gesteld, dat de militair verzekerd was gedurende drie maanden vóór zijn opkomst onder de wapenen, zoodat deze bepaling slechts waarde krijgt voor de jongelui, die vanaf 3 December 1919 verzekerd zijn en nil 2 Maart 1920 in militairen dienst treden. Nog een andere categorie van per sonen, hoewel vermoedelijk minder talrijk dan de voorgaande, valt buiten de verzekering, ul. zij, die op 3 De cember 1919 reeds invalide zijn. Hoe dit feit ook moge betreurd worden, bij goed nadenken zal het verklaar baar zijn, dat geen maatregelen kunnen worden genomen tegen een leed, dat iemand reeds overkomen is. Zeer te betreuren valt het voor deze personen, dat de invaliditeitswet niet reeds vroe ger in zijn geheel is ingevoerd en 't moge een les zijn voor alle arbeiders om zich thans aan te melden. Van de voornaamste uitzonderingen zijn we zoo onwillekeurig overgegaan tot enkele belangrijke bijzonderheden en daarvan willen we nog wel een enkele noemen. Zoo zal misschien menigeen, die thans nog arbeider is en niet aange slagen is in de vermogensbelasting maar mettertijd een aardige erfenis hoopt te trekken of het meisje dat binnenkort een zoogenaamd //goed huwelijk" hoopt aan te gaan, zich afvragen, wat gebeurt er nu met het De aandacht van particuliere werkgevers moet in dit verband even gevestigd worden op artikel 40 der Invaliditeitswet en in 't bijzonder op het feit, dat de erkenning van hun pensioensregeling slechts op hun verzoek door de kroon wordt gegeven.

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1919 | | pagina 1