No. 28.
Zaterdag 5 April 1919
42
Nieuwe misdaden-
FEUILLETON.
e
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs voor Goes 35 cent, franco per post
55 cent per kwartaal.
Afzonderlijke nummers h 3 cent verkrijgbaar.
ADVERTENTIËN voor Diasdag- en
Vrijdagmiddag 12 «1811* te bezorgen
bij N. V, Stoom-, Boek-, Courant- en
Handelsdrukkerij v.h. Firma's
F. Kleeuwens Zooa en J. A. Ross.
Advertentiën 8 ct. per regel, behalve dienstaanvragen.
die tegen 7 ct. per regel worden geplaatst.
Bij directe opgaaf van 3 maal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs 2 maal berekend, uitgezonderd
dienstaanvragen. Gr. letters en afb. naar plaatsruimte.
Advertentiën, all geboorte-, huwelijks-, verjarings-, doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetaigiagea, niet sneer dan acht
regels beslaande, voor defc prijs van 65 cent.
Een ongelukkig rnensch moet
geholpen worden dat is een plicht
der naastenliefde. Zeker 5 maar we
zouden dat toch wel een beetje
dienen te beperken. Als zoo'n
mensch „ongelukkig" geworden ia
tengevolge van zijn boevenstreken,
zou het stellig geen aanbeveling
verdienen, hem weer op de been
te helpen, vooral niet, als hij geen
doorslaande bewijzen gaf, dat hij
zijn gemeene streken en zijn ge
nieenen aard voorgoed had afgelegd.
Want door zulk een individu weer
op kracht te helpen brengen, werkte
men eraan mee, om hem in staat
te stellen, opnieuw allerlei euvel
daden te gaan bedrijven tot nadeel
en gevaar voor velen. Er was dan
iets goeds verricht voor één, maar
een massa kwaads voor velen. En
daarom zouden we in zoo'n geval
aanraden, dien „plicht der naasten
liefde" maar eens niet te betrachten.
Is dit ook toepasselijk op de
Duitschers van thans Die men
schen verkeeren ongetwijfeld in
grooten nood. Ook is het zeker, dat
zij hun nood te wijten hebben aan
hun oorlog, dien zijzelf ontketenden
en vooral aan de gemeene manier,
waarop zij dien oorlog hebben ge
voerd. Toch besloten de overwin
naars, om Duitschland aan levens
middelen te helpen, wat goed en
verstandig was. Nu wordt in vele
deelen van dat land gestaakt en
oproer gemaakt, wat juist niet
geschikt is, om den toestand ge
regeld en beter temaken. De rijks-
regeering zal echter geen pond der
ingevoerde levensmiddelen naar de
stakingsgebieden zenden en aan de
stakende arbeiders ook geenerlei
betaling toestaan. Dat is stellig een
verstandige maatregelmaar het
is er geen van de Duitsche regeering.
Het is eenvoudig een der voor
waarden, waarop de geassocieerden
de levensmiddelen willen zenden.
Bedoelde regeering moet dus dien
maatregel wel nemen, of ze wil of
niet. En men kan daarin volstrekt
geen bewijs zien, dat het Duitsche
volk of zelfs zijn regeering van de
dwalingen huns weegs zijn bekeerd,
anders gezegd dat zij hun streken
en hun aard hebben afgelegd.
Wij zijn in de treurige nood
zakelykheid, hier te moeten wijzen
op een paar dingen, die voldoende
aantoonen, hoe hoog de zoo ge
roemde Duitsche beschaving of
„kuituur" stond en nog altijd staat.
Er is tijdens den oorlog door Neder
landers een ambulance of hospitaal
ingericht te Parijs, waar oorlogs
slachtoffers werden verzorgd. Nu de
strijd ten einde is, zij* de prachtige
installaties van dit Nederlandsche
hospitaal overgebracht naar een
andere Fransche stad, Valenciennes,
waar zij in dienst zijn gesteld in
de gebouwen van het algemeen
hospitium. „Bij de officieele over
dracht aan het gemeentebestuur
van die stad sprak dr. Van Tien-
hoven, geneesheer-directeur van het
hospitaal, scherpe afkeuring uit
over den schandelijken aanslag, door
de Duitschers gepleegd, vóór zij het
algemeen hospitium ontruimden.
De meter van de waterleiding van
het hospitium was namelijk open
gemaakt en omringd door saamge-
pakte mest (een ander bericht zegt:
saamgeperste dampen), tenainde op
het oogenblik der ingebruikneming
een geleidelijk toenemende besmet
ting te veroorzaken. De eerste ver
schijnselen daarvan weiden echter
nog tydig door de Nederlandsche
geneesheeren opgemerkt. Dr. Van
Tienhoven en al zijn Nederlandsche
medewerkers onderteekenden een
proces verbaal waarin deze nieuwe
misdaad wordt verhaald."
Is dit een boevenstreek of niet?
En wel een, verricht door of op
last van zoogenaamd beschaafden,
Duitsche officieren, geholpen of
geraden misschien door mannen van
de Duitsche wetenschap, waarschijn
lijk dokters, die weten, hoe zulk
een watermeter en dus al het water
uit de leiding verpest en besmet
kan worden, zoodat de in het
hospitaal verpleegden een wissen
dood tegemoet zouden gaan. Ziedaar,
weer de Duitsche „kuituur", waar
van het immers zoo geweldig jam
mer zou zijn, dat ze te gronde ging
Laat alle in an, laten ook de gealli
eerden toch helpen, om die „pracht-
kuituur" weer haar oude kracht te
hergevenDan kunnen binnen
korter of langer tijd weer water
meters besmet en weer nieuwe
moordgassen uitgevonden worden.
Helpt, menschen, helpt, eer die
brave Duitschers bezweken zijn!
Dit feit dagteekent uit de laatste
dagen van den eigenlijken oorlog,
toen de Duitschers bezig waren, uit
Frankrijk en België wegtetrekken,
dus uit November of October van
het vorige jaar, waarlijk nog geen
eeuwen geleden. En nu zal elk
mensch met een klein ziertje gezond
J. POSTHOORN
De bediende kwam terug en leidde
mij in een salon zijn beer was naar
het nabijgelegen dorp gegaan, maar
zou spoedig terug komen. Ik zou uren
lang geduldig gewacht hebben. Ik
begon de kamer goed op te nemen.
Zij was van dikke tapijten, stores en
poriières, welker stof plaats bij de
divans, en gemakkelijke leunstoelen rijk
voorzien. Het weefsel der gordijnen
was zoo dicht, dat de schemering,
zoo-als ik met verwondering bemerkte,
opvallend snel daalde. Spoedig werd
bet bijna geheel duisler. Hoe lang
ik nog te wachten zou hebben wist
ik niet. Men had mij vergeten en
mij niet eens een lamp gebracht, In
't donker zittend, ging ik aan 't droomea
en begon de geheele tragedie opnieuw
te doorleven. Was Angelina vermoord
geworden Had zij zich zelf een mes
in 't hart gestoken Ik beken het,
nu het donker was geworden, greep
mij in dit spookhuis de vrees aan. In
't begin was het slechts een licht, on
behaaglijk gevoel, een eventjes rillen
van de huid, dat sterker en sterker
werd, en eindelijk was ik door een
schier waanzinnige vrees bevangen.
Eerst was bet mij, als hoorde ik
een onbestemd geruisch. Blijkbaar
kwam het uit de diepte van een kel
dergewelf. Dof klagen, verstikte zuch
ten, zware spookachtige schreden. Daar
na kwam het geluid uader, tot het
ontzettende spook, naar 't mij toescheen,
het geheele donkere huis vervulde.
Plotseliug echter hoorde ik deu af-
grijselijkea uitroep „Angelina Ange
lina".... ik meende dat een ijzige wind
mij tegemoet woei. Een kamerdeur
sprong open en Angelina kwam binnen
zonder ai ij te zien schreed zij door de
kamer. Ik herkende haar in 't licht
dat tegelijk met haar uit de vestibule
kwam. Dat was zij, de kleine, twaalf
jarige doode van wonderschoonheid.
Blond engelenhaar hing langs haar
schouders. Zij droeg een wit gewaad,
de 'kleur van de landen der eeuwige
zaligheid, waaruit zij 's nachts naar
hier kwam. Stom, vertwijfeld schreed
zij voorbij en verdween door een andere
deur, terwijl in de verte de uitroep
„Angelina Angelina zich opnieuw
deed hooren. Beweegloos bleef ik
staan, het voorhoofd met zweet bedekt,
verstijfd van ontzettiug. Slechts het
haar op mijn hoofd richtte zich bij
deze ontdekking op.
Bijna gelijktijdig, ik geloof op 't
zelfde o-genblik, toen de bediende ein
delijk een lamp bracht, werd ik plot
seling gewaar dat de schilder B. voor
mij stond, mij de hand drukte en zich
verontschuldigde mij zoo lang te heb
ben laten wachten. Yalsche schaamte
Wi.s mij vreemd. Nog altijd sidderend,
vertelde ik hem dadelijk mijn geschie
denis. Hoe verwonderd keek hij mij
eerst aan en met een vroolijk lachen
trachtte hij mij daarna gerust te stellen.
„U weet vermoedelijk niet dat ik
een neef van de tweede vrouw van de
G. ben. Die arme vrouw Haar te
beschuldigen van den moord op dat
kind, dat zij evenzoo bemind en beweend
heeft als de vader Het cenige ware
van de zaak is, dat. de arme kleine
hier stierf, niet door eigen hand
God beware maar aan een koorts.
De slag trof de ouders als een blik-
verstand in het hoofd toch wel
toegeven, dat het volstrekt onmo
gelijk is om een volk, in wiens ziel
en hersens monsterachtige mis
daden als de hier genoemde tot
rijpheid kunnen komen, in enkele
maanden in brave menschen te
veranderen, die met alle middelen
uit hun nood geholpen moeten
wordenom nieuwe misdaden
te gaan plegen. Trouwens, de Spar-
tacistische gewelddaden toonen ge
noegzaam aan, dat een betere
geestesgesteldheid in Duitschland
nog ver te zoeken is. In de laatste
dagen is dit weer gebleken te
Frankfort. „Bij de arrestatie van
een oplichtster hadden botsingen
plaats tusschen de politie en de
volksmenigte, die voor de vrouw
partij koos. De menigte bestormde
het in de nabijheid gelegene politie
bureau, verbrandde op straat de
acteri en ontwapende gedeeltelijk
de politiebeambten. Toen matrozen
te hulp snelden, werden ook dezen
ontwapend. Een matroos moest
voor de menigte vluchten, werd bij
de Main echter gegrepen en in de
rivier geworpen. Personen, die den
man redden wilden, werd dit door
de menigte belet. De matroos ver
dronk dan ook". Al geven we ook
toe, dat de bedrijvers dezer laagheid
tot het uitschot der Frankforters
behoorden, dan moeten we er toch
op wijzen, dat de overgroote meer
derheid der aanwezigen door den
zelfden geest bezield was. Anders
had de matroos immers gered moe
ten worden. Het bederf der „kultuur-
menschen" zit alzoo bij hoog en
bij laag.
semstraal uit helderen hemel. Sedert
dien gruwden zij voor dit ongelukshuis
en zij wilden er nooit terugkeereu.
Zoo wordt het verklaard, dat, zoolang
zij leefden, dit huis onbewoond bleef.
Toen zij gestorven waren, werd de
verkoop van het huis door eindelooze
processen belemmerd. Ik bewoon het
nu al jaren, maar ik verzeker u dat
ik er nooit iets van een spook heb
bemerkt."
Desondanks rilde ik nogmaals en
stamelde
„Ja maar ik heb Angelina
toch zooeven, 'een oogenblik geleden,
gezien 1 Die vreeselijke stem riep om
haar en zij kwam hier voorbij, ging
dwars door deze kamer 1"
Hij zag mij verwonderd aan hij
vreesde blijkbaar dat ik waanzinnig
was geworden. Toen echter begon hij
te lachen, diep en luid het lachen
van 't geluk.
„Dat was mijn dochter 1 Zij heeft
den heer de G. tot peetoom gehad.
In een soort vroom aandenken gaf hij
haar den naam Angelina. Waarschijn
lijk heeft mijn vrouw haar zooeven
geroepen en zoo zal zij zeker hier door
de kamer zijn gegaan
DOOR