No. 2.
Zaterdag 4 Januari 1919=
42e Jaargang.
X* J9L
LEER OM LEER.
FEUILLETON.
VERSCHALKT.
NEDERLAND.
Dit blad verschijnt Woensdag en Zaterdag.
Abonnementsprijs voor Goes 35 cent, franco per post
55 cent per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 3 cent verkrijgbaar.
ADVERTENTIËN voor Dinsdag- en
Vrijdagmiddag 12 HHP te bezorgen
bij N. V, Stoom-, Boek-, Courant- en
Handelsdrukkerij v.h, Firma's
F. Kleeuwens Zoo» en J. A. Ross.
Advertentiën 8 ct. per regel, behalve dlenstaanvragen.
die tegen 7 ct. per regel worden geplaatst.
Bij directe opgaaf van 3 maal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs 2 maal berekend, uitgezonderd
dienstaanvragen. Gr. letters eu afb. naar plaatsruimte.
Advertentiën, als geboorte-, huwelijks-, verjariags-, doodberichten en de daarop betrekking hebbeade dankbetuigingen, niet meer daa acht
regels beslaande, voor dec prijs van 65 cent.
Er is aan onze regeering mede
gedeeld (niet gevraagd, naar het
schijnt), dat de Engelschen van de
vaart over de Schelde (misschien
ook wel over den Rjjn gebruik
denken te maken, om hun legers
in Rijnland van de noodige levens
behoeften te voorzien. Bedenkt
men nu, dat Rijnland en Westfa-
len deelen van Duitschland zijn,
ten westen van den Rijn en ge
deeltelijk tegen ons land liggende,
dan verwondert het zeker niet al
te zeer, dat ze behalve de Schelde
ook het zuidelijke stuk van Lim
burg willen gebruiken voor het
zelfde doel.
Er is ons nog een andere mede-
deeling gedaan, namelijk deze, dat
de Belgen oorlogsmaterieel, door
hen in den strijd gebruikt, thans
over de Schelde willen terugbren
gen, ongetwijfeld om het naar de
Antwerpsche forten te brengen.
Bij deze mededeelingen moet de
opmerking gevoegd zijn, dat men
van den kant onzer regeeripg geen
bezwaren tegen deze plannen ver
wachtte, omdat die regeering im
mers ook aan de Duitschers den
doortocht door ons land (Limburg)
had toegestaan. Dat dit alles als
bericht aan ons kabinet kenbaar
werd gemaakt en dat niet gevraagd
is, of wij het al of niet goed von
den, komt natuurlijk daar vandaan,
dat onze vergunning voor den door
tocht der Duitschers ook eenvoudig
aan de geallieerden is meegedeeld.
Onze regeering vroeg ook niet, of
laatstgenoemden het goedkeurden.
Zooals men ziet, gaat het dus tegen
ons land ongeveer leer om leer.
Nu lazen we dezer dagen, dat
ons ministerie werkelijk geen be
zwaren tegen genoemde voornemens
der geallieerden zal opperen en dus
ook dien Engelschen en Belgischen
doortocht zal toelaten, 't Is inder
daad wel het minste, wat we ver-
standigerwijze kunnen doen. Want
ons dunkt, dat we wel terdege
rekening dienen te houden met het
feit, dat wij tenminste onze
regeering -— bij de volkeren en
regeeringen der geassocieerden nu
juist niet in het beste blaadje staan.
Dat blijkt tot ons groot nadeel bij
de werelddistributie van allerlei
goederen, die de geassocieerden
bezig zijn, in praktijk te brengen.
De neutralen worden daarbij on
derscheiden in pro-Duitschers en
pro geassocieerden, waarvan de eer
sten minder krijgen dan de laatsten.
En naar luid van een bericht zal
Nederland slechts de helft krijgen
van wat het eerst was toegedacht.
De doortocht der Duitschers en het
voortdurend verblijf van den keizer
in ons land zullen ons nu zeker
weieens worden ingepeperd. Men
schijnt op ons dezelfde redeneering
toetepassen als op de Duitschers,
namelijkregeering en volk zijn
eensgezind. Wat wij in de twee
zaken, waarover het hier loopt, niet
met de geassocieerden eens zijn.
Een groot, waarschijnlijk wel het
grootste, deel van ons volk is hierin
niet met onze regeering gelijk van
meening.
Wij voor ons hebben over deze
dingen duidelijk genoeg onze in
zichten geopenbaard. Over het
keizerverblijf moeten we nog een
enkel woord zeggen. De sergeant,
die aan de grens bij Eijsden den
keizerlijken stoet tegenhield, houdt
volgens prof. Van Hamel nog altijd
staande, dat eenige officieren, waar
onder ook de eenige met een zil
veren band om de pet, hem niet
alieen zeiden, dat het de Duitsche
keizer was, die in ons land wilde
komen, maar ook, dat hij (sergeant)
hem gerust kon binnenlaten, om
dat onze regeering er alles van
wist. Nu onze eerste minister
echter stellig verklaard heeft, dat
de regeering er niets van wist, doch
integendeel door die komst, die zij
liever maar niet had gezien, vol
komen verrast was, een ver
klaring, die wij onvoorwaardelijk
gelooven nu moeten wij dus
met prof. V. H. aannemen, dat de
keizer door bedrog in ons land is
gekomen. Er is wel weer een
Duitschgezind dagbladschrijver, die
tracht, dit kromme recht te praten,
door te zeggen, dat zooveel vreemde
officieren op gelijksoortige wyze bij
ons zijn binnengekomen. Vooreerst
wordt daarmee een bedrog niet
beter. En ten tweede was Wilhelm
toch werkelijk geen gewoon officier,
geen onderhoorig werktuig, maar
de hoogstaande bewerker.
Door Duitschgezinde Nederlanders
wordt er nu ach en wee over ge
roepen, dat de geallieerden zoo
wraakzuchtig zijn tegenover den
keizer en zijn voormalig volk.
Want den eersten willen zij voor
een rechtbank brengen, en het
laatste willen zij „vernietigen",
altoos volgens bedoelde Duitsch-
gezinden. Dat laatste is een dwaze
bewering. Als men een volk wil
vernietigen, gaat men het niet uit
eigen voorraad van levensmiddelen
voorzien. Neen, wat de geassocieer
den vernietigen willen, is niet het
Duitsche volk, maar zijn militaire
overmacht, opdat het niet meer in
staat zal zjjn, een oorlog te be
ginnen zooals die, welke nu bijna
tot het verleden behoort. Het
Duitsche volk zal wel geweldig veel
moeten betalen maar al wordt het
daardoor armer, het kan er best
weer bovenop komen, economisch
gesproken. Als er eens ordelijke
toestanden in Duitschland bestaan,
wat nog lang niet het geval is, en
als het Duitsche volk zich dan met
ijver aan den arbeid zet, dan gaat
het niet onder.
We spraken straks van leer om
leer. Wie op gelijksoortige wijze
als de geallieerde vaders en moe
ders een boven alles dierbaar leven
heeft zien verloren gaan, vrage
zichzelf, of er geen sehjjn van
wraakzucht in hem is.
2
(Uit het dagboek van een detective.)
Ik vond eene lantaarn en wij door
zochten de geheele plaats en de aan
grenzende wegen. Wij vonden niets dan
eene ladder onder een der ramen in een
hoek, die de dief of dieven hadden
verloren.
Er waren geen verdachte personen
aan het spoor of in 't dorp gezien, en
de twee aangekomen politieagenten
konden geen dief vinden. Vanochtend
ben ik aan bet politiebureau aangeloo-
pen, doch zij haddan geen spoor, en
't is niet waarschijnlijk,' dat zij er een
zullen op doen. Alles, wat ik van hen
vernomen heb, is, dat er twee in de
zaak betrokken moeten geweest zijn, te
oordeelen naar de voetstappen."
,,'t Zal te donker zijn, wanneer wij
Lyndhurst bereiken, om nog onderzoe
kingen in te stellen," zeide ik, „maar
ik zal met den eersten trein in den
morgen komen."
„De trein van Waterloo komt om
10,15 in Lyndhurst aan. Als gij daarmee
komt, zal ik u aan het spoor afhalen,
zeide mijnheer Engstrom. ,,'t Is onge
veer twee mijlen van mijn huis ver
wijderd.
„Ik zou gaarne hebben, dat gij mij
een diug beloofde, n.l. om aan niemand
het doei mijner visite mede te deelen.
Zeg dat ik uw mede-directeur ben of
wat gij maar wilt."
Den volgenden morgen vond ik mijn
heer Engstrom aan het spoor met een
dogcart. Ik vermeed om over het doel
mijner visite te spreken doch ik deed
ééne vraag: „Waarom hieldt gij zulk
een kostbaar paarlensnoer bij u aan huis,
mijnheer Engstrom
„Ik bewaarde het in de bank te
Chancery Lane," antwoordde hij, „en ik
bracht het juist verleden Zaterdag thuis,
omdat mijne vrouw het op een bal
wilde aandoen."
Ik dejeuneerde en converseerde zeer
aangenaam met mijn gastheer en mijne
gastvrouw, waarna ik verlof vroeg, om
de bedienden te ondervragen.
Niettegenstaande ik het eerst ver
moedde, hadden de dienstboden niets
met den diefstal te maken, zij gaven
mij alle mogelijke inlichtingen, en spra
ken met oprechte spijt over het verlies,
dat hunne meesters, die zij blijkbaar
zeer achtten, hadden geleden.
„Zijn uwe gasten thuis vroeg ik
aan den heer Engstrom.
„Kapitein Olger is aan het konijnen-
schieten met den dominee, maar hij zal
voor 't middageten weer hier zijn."
„Oh. ik wilde alleen zijn verhaal
hooren van 't geen er is gebeurd wilt
gij nu zoo vriendelijk zijn, de draden
zoo om 't huis te laten plaatsen, als de
dieven ze hebben gelaten
De tuinman die ze weggenomen had,
bracht ze weer terug, 't Was dun, maar
sterk ijzerdraad, dat aan den grond
met kleine ijzeren palen was bevestigd.
„Bevinden zich de draden juist op
dezelfde plaats
„Ik zette de paaltjes in dezelfde
gaten, meneer", zeide de tuinbaas. „Gij
kunt de gaten zelfs komen zien, meneer."
„En nu zou ik wenschen, eenige
oogenblikken alleen gelaten te worden,
„ik wil eenige onderzoekingen instellen."
Men gaf gehoor aan mijn wenscb,
en op handen en voeten ging ik naar
beneden om te onderzoeken.
Mijne moeite werd rijkelijk beloond.
In vijf minuten had ik eene belangrijke
ontdekking gedaan.
Eerst onderzocht ik het venster,
dat de loonen voor dit personeel
onvoldoende moeten worden geaeht;
dat nog steeds ontbreekt een behoor
lijke rechtspositie, waarbij overleg met
da vakvereenigintr ia vastgesteld
waardoor de schurken naar binnen wa
ren geklommen daarna ging ik de trap
op, om met behulp der kamenier de
slaapkamer te doorzoeken. „Het raam
stond half open", zeide de kamenier,
„daar meneer zeer op versche lucht
is gesteld".
Vervolgetis ging ik de voetstappen
na, iets wat groote moeite kostte, aan
gezien er vele menschen sinds dien dag
langs het huis waren geloopen. Eindelijk
echter kreeg ik ze in 't oog langs een
bloemenperk naar een heesterplantsoen,
waar zij nog zeer duidelijk zichtbaar
waren, Er was slechts één persoon
langs gegaan, en ik kwam tot het
besluit, dat de wijze politie-agent de
twee dieven uit eigen vinding had doen
voortkomen. Wat mij echter meer be
lang inboezemde was, dat de hekken,
die het heesterplantsoen van den publie-
ken weg scheidden, eerst onlangs ge
leerd en nog niet geheel droog waren.
De dief was over het hek heengeklom-
men, en, wie hij ook geweest moge
zijn, hij moest een weinig teer aan zijn
lichaam hebben gekregen inderdaad,
de afdrukken der vingers waren duide
lijk zichtbaar.
Goes. De wed. Jac. de R. geb. O.
is Woensdagnacht in een sloot tegen
over de herbei g van B. R, op den
's Heer Heudt ikskinderendijk te water
geraakt en verdronken.
Ooet. Door do afdeeling Gooi van den
Ned. Bond van Werklieden in Open
bare Diensten en Bedrijven ie een
adrei gezonden aan den gemeenteraad,
waarin wordt aangevoerd, dat de om
standigheden zoodanig zfjn gewijzigd,
dat verkorting van arbeidsduur voor
het gemeentepersoneel urgent is ge
worden
eaasgMWi^M——a—i—B—na—
Slot volgt.)