No. 103.
Woensdag 24 December 1890. 13f Jaargang.
Bij dit no. behoort een Bijvoegsel.
VREDE DP AARDE!
Dit blad '/erachijnt ïederen Woensdag en
Zaterdag.
De prijs per halfjaar f O 50, franco per post f 0,90,
waarover per halfjaarlijksche kwitantie
wordt beschikt.
Afzonderlijke nommerszijn a 1 cent verkrijgbaar.
Dienataan vragen worden geplaatsttegen5 cent
ADVERTENTIEN voor Dinsdag- en Advertentiën tegen 8 cent per regel
en Vrijdagmiddag 12 anr te bezorgen bij den Sroote Letters en Afbeeld, naarplaatsruimte,
nü-o'p-arpr J. h.. ftngm I Bij directe opgaaf van. driemaal plaatsing der-
zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee-
maal berekend, uitgezonderd Dienstaan vragen.
Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Yerjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cent.
Zij, die zich titans op liet Volksblad abonnee-
ren ontvangen de vóór 1 Januari a. s. verschij
nende nummers gratis.
„Och, de menschen zijn zoo wreed! Omdat ze zoo
slecht zijn? Toch niet! Maar omdat zij zoo weinig
denkenzoo zelden nadenkenzoo goed als nooit
doordenken."
De mensch beschouwt zich zoo gaarne als bet pronk
juweel der schepping; hij verhoovaardigt zich erop,
hooger te staan dan het gedierte des veldshij ver
blijdt zich erover, dat esue vonk van Gods geest in
hem is gevaren. Doorzoek het gansch heelalzegt
hij, en wijs mij ééu schepsel, dat bedeeld werd niet
eeno zoo heerlijke gave, als wij bezitten in onze rede
in ons opgeklaard verstand. Wij denken, wij pein
zen wij spannen alle krachten van onzen geest in
wij zetten onze gansche ziel in arbeidom de raad
selen des levens en het duistere der wereld te stellen
in helder licht. En zie, de schaduwen van den nacht
wijken, de dageraad van een nieuw leven verschijnt
in het Oosten.
Ons hart is bewogen over 's mensehdoms weeuit
het diepst van ons gemoed wellen tranen over al den
jammer der aarde, tranendie de engelen ons benijden.
Het treurige lot van den arme en den verdrukte
spoort ons tot handelen, om lafenis te brengen bij
geween en hulp bij ellende.
En tochbij al het sehoone en edeledat in 's men
schen borst woont; bij den onvolprezen rijkdom van
zijn verstand, ach! hoe waar is nochtans het woord
van ds. Van Koetsveld, waarmede wij begonnen: de
menschen zijn zoo wreed 1
De bladen hebben ons dezer dagen het bericht ge
bracht, dat, een professor te Brussel door eene menigte
studenten werd uitgejouwd en dat het leven hem zoo
zuur gemaakt werd, dat liij zich verplicht zag, zijn
ontslag te vragen, ofschoon hij nog nauwelijks aan
zijne taak was begonnen. Eu wat was de oorzaak?
De man was een Israëliet, een Jood. Studenten,
jongeliedendie gerekend worden te behooreu tot de
edelste en meest ontwikkelde standen, ontzagen zich
niet een man te honen die niemand iets had mis
daan; een man, die door bekwaamheid verre uit3tak
boven velen. En dat alleen, dewijl zijn godsdienst
een andere was dan die van de meeste menschen,
waaronder hij leefdaj
Te Enschedé eene stad in ons eigen land heeft
men geweigerd een algemeen geacht man als lid eener
sociëteit nantenenien ook weder omdat hij Jood was.
De leden eeuer groote sociëteit, mauuen, van wie men
zeker niet kan zeggen dat zij tot de ouontwikkelden
behooreu, schamen zich niet, een geëerd medeburger
een mensch als zij, misschien veel beter dan zij, te
weren om zijn geloof.
Tu Limburg bestaat een blaadje, genaamd de Tal-
mudjood, dat zijne vuilste woorden en zijn gemcen-
ateu laster uitbraakt tegen al wat Jood is.
Wij vragen u, lezers, is dit niet wreed, niet mee-
dooganloos wreed? Gij antwoordt: ja! De menschen
zijn zoo niet, omdat ze zoo slecht zijnmaar het ha
pert aan hun denken. Als zij bedachtenhoeveel
leed, hoeveel smart, hoeveel zielspijn zij hen aandoen
die zij vervolgenen die menschen zijn als zij; als ze
nadachten over het nadeel, dat zij toebrengen aan
hart en gevoel van de verongelijkten; als zij erover
doordachten, hoe pijnlijk het voor henzelven zou zijn,
wanneer hen een gelijk lot trof; ja, dan zonden ze
wat minder snel hesluiten,in een meusch het teeder-
ste aantetastenwat hij bezitzijn geweten.
Morgen vieren wij een heilig feest: het feest van
Christus' geboorte.
Voor achttienhonderd negentig jaren werd uit Jo
den de Christus geboren, hjj, die liefde zou prediken,
wiens gansche leven liefde zou zijn. En om de krib
die hem tot schamele wieg diende blonk als uit den
hooge het hemelselie woord: Vrede op aarde! Zul
len wij op het geboortefeest van onzen grooten Mees
ter vergeten, dat hij Jood was? Zal die vredezang
voor ons eene klinkende schel zijn, wier geluid onze
ooreu voorbijtrektmaar ons harte koel laat?
Moet haat wonen in onze zielen en vroomheid en
liefde op onze lippen? Of zullen wij opgaan met
waarachtigen ootmoed naar den tempel der menschen-
min en daar afleggen onzen ijdelen waanals waren
wij geformeerd uit betere aardeals waren wij van
edeler maaksel dan onze medemenschen
De beste wijze waarop wij onze dankbaarheid kun
nen toonen over de onschatbare gavenons in ver
stand en hart geschoubeu is dat wij het woord van
Jezus van Nazareth in toepassing brengen: Kinder-
kens hebt elkander lief, gelijkerw'js ik u liefgehad
heb!
X EOER I. .4
De arts J. Nord, ofiicier van gezondheid te Am
sterdam, heeft vier weken achtereen te Berlijn in de
gasthuizen de toepassing der methode-Kochspeciaal
wat betreft da behandeling van lijders aan longtu-
berculose, waargenomen.
De iuspuitingsstofis hem door dr. Libbertz verschaft.
De heer Nord stelt zich voor de stof ouder toezicht
van geueeskundige autoriteiten te verdunnen en daar
na met de behandeling een aanvang te maken in het
„Hotel Garni", onder medewerking van andere doc
toren.
Van het eiland Wieringen is reeds meermalen er
op gewezeudat de ligplaats voor schepen aan de
Haubes, door het gemis van een haven hoogst on
veilig is. Dinsdagnacht, bij liet springtij, is dit op
nieuw geblekentoen door ijsgang onder de ruim
tachtig vaartuigenwelke altlaar voor anker lagen
weder aauzienlijke schade werd veroorzaakt. Een
blazer werd bijna geheel middendoor gesneden een
tjalk verloor liet zwaard, een jacht den geheelen ach
tersteven. Van den steiger zijn de zwaar beslagen
eikenhouten palen bij den grond afgebroken. Onder
scheidene vaartuigen werden tegen de glooiing van
den dijk geslagen, de overige zijn op en tegen el-
kander gedrongen.
Eene menigte bewoners vau het eiland lijden door
deze ramp onberekenbare schade on zijn nn blootge
steld aan armoede en ellende. Het is zeer te liopeu