3 jaren gevangenisstraf. De verdediger pleitte ver zachtende omstandigheden. Uitspraak 14 Oct. Ter openbare terechtzitting der Arrondissements- Reehtbank te Middelburg van Dinsdag 21 October a.des voormiddags te 10 urenzal worden behan deld de zaak van M. A. E. T., oud 20 jaar, naai ster, geboren en wonende te Middelburg aldaar ge detineerd beklaagd van kinderdoodslag. In deze zaak zijn vanwege het openbaar ministerie 7 getuigen en 2 deskundigen gedagvaard. De heer mr. Jacq de Witt Hamer, advocaat aldaarzal voor beklaagde als verdediger optreden. De houder van een Oostenrijbsch lot, in Den Haag, dezer dagen de jongste trekking dier loterij in een der bladen naziendelas tot zijn groote ontsteltenis die aldra in vreugde overging, dat op zijn nummer een prijs van 200.000 florijnen gevallen was. Teneinde zich nog nader te overtuigen van het gelukhem te beurt gevallen verifieerde hij het num mer met de trekkingsopgaaf in eene andere courant en bevond toenwederom tot zijn grooten schrik zich thans afteekeneud in een lang gezicht, dat er een verschil bestond in één nummer. Bij nader onderzoek bleek werkelijk dat de opgaaf van het eerst ter baud genomen blad foutief en van het andere juist was. UIT DEN VREEMDE. Te Parijs zijn dezer dagen proeven genomen om te zien hoe lang honden het zonder eten en drin ken kunnen volhouden. Men nam twee normale hon den van hetzelfde ras en hield die afgezonderd. De eenedie noch eten noch drinken kreegstierf na verloop van 20 dagenterwijl zijn gewicht van 9 tot 2 kilogram verminderd was. De tweede kreeg alleen water en verloor in 40 dagen 5 van zijn 12 pond gewichtdoch bleef levenevenals Succi en andere vrijwillige hoagervirtnosen voor hem. Na afloop van dien termijn liet men hem weder vrij en nu at het dier anderhalf kilogram soep en een kilogram vleesch ophetgeen hem best bekwam. Jack the Ripper weêr aan het werk? Het hoofd van het Loudensehe veiligheidseomité heeft een schrij ven uit White-Chapel ontvangen van den volgenden inhoud „Waarde Albert. Reken op een nieuwen moord, gepaard met verminking, die niet in White-Chapel, maar in het district Hackney zal plaats hebben. „Ik ben volstrekt niet van plan mijne verminkin gen achterwege te laten. Daarvoor boud ik te veel van mijn vak. Ha! Ha! „Ik zal nog tienmaal meer moorden begaandan ik reeds begaan heb. Pas dus opJack the Ripper." Deze brief is aan de politie ter baud gesteld en men heeft geconstateerd, dat het schrift hetzelfde was als dat der voor één jaar geschreven en met denzelfden naam onderteebende brieven. Onder verdenking van den schrijver van den brief van Jack the Ripper te zijn, is te Londen een jong- mensch gearresteerd. Spoedig moest hij echter op vrije voeten worden gestelddaar bij zijne onschuld kon aantoonen. Arnold, het hoofd der detectives meent, dat de bedreiging van Jack spoedig ten uit voer zal worden gelegd. De noodige voorzorgsmaat regelen zijn dan ook genomen. In White-Chapel zijn de politieposten verscherpt. FEUILLETON. 14) EENE ZONDARES, door L. Westkirch. Hij liet de hand van het kind los, wierp zich op den stoel voor de tafel en, zijn gelaat in de handen begravendliet hij den vrijen loop aan zijne tranen. En ter wijl zijne tranen vloeiden, verdween zijne verblindheid. Voor de eerste maal zag hij niet alleen zichzelven, maar ook haar, die slechts uit liefde voor hem gezon digd had, in het ware licht. Hij zag zijne eigen zellzuchtzijnen aikeer van den arbeid, die hem lafhartig het betalen zijner schulden aan eene vrouw had doen overlaten. Anna had ze betaald. Maar was zijne hand daarbij werkelijk zoo rein geblevenals hij het zichzelven had wijs gemaakt? De oorzaak van de misdaad toch was hij. Hij alleen was het ook, diehoewel zonder het te willen de vrucht er van geoogst had. Zijdie ze beging, vond slechts leed en straf. En thans zag hij haar strijden, worstelen tegen de verzoekingwaarin zijne zelf zucht haar gebracht had en ten laat ste bezwijken; hij zag haar vervolgd, ge vat, veroordeeld; de lange dagen en nachten in de gevangenis trokken voor bij zijnen geest; hij zag haar staan op zijnen drempel, hij hoorde hoe hij zelf haar wegzond in duisternis en vertwijfe ling. En zij was gegaan. Zonder verwijt, zonder wrok had zij hare boete van har den arbeidvan ontzegging en eenzaam heid aanvaard, slechts levend vóórhaar kind en voor het aandenken aan hem, die haar verstooten hadl Hiervoor de beeltenis van den klei nen knaap en de daaromheen geslingerde halsketen verruimde zich Ulrichs blik veranderde de maatwaarmede hij ge woon was menschen en dingen te meten. Anna, de eenvoudige Anna, verkreeg in zijn oog eene ongeëvenaarde zedelijke grootheid. Ver verheven achtte hij haar thans boven de koel berekenendever standige Clauda, die zich geenen enke len diefstal te verwijten had; ver verhe ven boven zichzelven, den ijdelenzelf- zuchtigen nietsdoener. Wat Anna tot stelen had verleid, was tevens hare kracht, hare boete. Indien op iemand, zoo was op haar het woord der schrift toepasse lijk'. Haar zal veel vergeven worden, want zij heeft veel liefgehad. Wat ech ter hadden Claudine en hij ooit anders liefgehad dan zichzelven Hij, die zich altijd zoo groot had gevoeld, hoe klein kwam hij thans zichzelven voor! Juist zag hij Anna over de plaats aan komen; zij liep haastig; blijkbaar had de eigenares van het huis haar al iets van het bezoek verteld. Aan de deur bleef zij diep ademend staan. „Ik weet het, je komt wegens de schei ding. Ik heb niet beter verdiend, tn het is goed zoo ik neem ook met alles genoegen. Maar ze hebben mij ge zegd, datje het kind van mij kondt weg nemen. Ik weet eigenlijk niet, waarom ik daar angstig voor ben, wantjezoudt toch nooit hart voor hem kunnen heb ben, hij zou je altijd aan zijne moeder herinneren. En Claudine die kan toch ook niet van hem houden. Maar mis schien om mij te krenken ik weet het nietDoch dat mag je niet doen UlrichHet kind is alleswat ik op aarde bezit. Had niet de hoop op hem mij staande gehouden ik zou regelrecht in het water zijn geloopen, den avond, dat je mij hebt weggewezen van je deur. Voor hem werk ik de geheele week, en ik verheug mij slechts op den Zondag, omdat ik dan met hem kan spelen. Ach Godwat zou ik beginnen, als ik het kind niet meer had? Neen, mijnen jongen mag je Clauda Müll niet geven. Voor het overige kan je handelenzooals je wilt.'' Ulrich had met afgewend gelaat toe geluisterd; thans keerde hij zich tot zijne vrouw. „Anna heb ik dan werkelijk recht op den jongen Zij beet zich op de lippen. „Het is waar, ik had het kunnen we ten. Omdat ik mij eenmaal vergrepen heb, reken je mij tot alle kwaads in staat. Goed, goed!" Denk zoo slecht als je wilt van mij. Als je mij het kind maar laat behouden. Verder verlang ik niets!" „Verder in het geheel niets? En je bewaart toch het snoer kralen als eene reliek!.... Ik zal het maar bekennen: toen ik daarstraks den ketting zag han gen, heb ik bij mijzelven gedacht: in het binnenste van haar hart is Anna nog van mij blijven houden. Maar ik heb mijnaar het schijntvergist." „Wat gaat het je aan?" mompelde zij. „Val ik je om iets lastig?" Met deze woorden nam zij den ketting en borg hem haastig in eene lade. „Neen Anna," zeide hij luid, terwijl hij op haar toetrad „den jongen kan ik je niet laten behoudendien neem ik mee. En als je bij hem blijven wilt, dan moet je ook zijnen vader op den koop toenemen. Beiden of geen een!" Eerst was zij doodsbleek gewordenen toen had een donkere blos hare wan gen gekleurd. „Wat wat zeg je daar?" Ulrich breidde de armen uit. „Liefde voor mij wasje misdaad. Kan ik je daarom verstooten? Anna,het geluk en de vrede hebben met jou ons huis verlaten. Achbreng ze ons we der!" Zij wierp zich aan zijne borst onder snikken en lachen. „O, Ulrich, Ulrich! Als er weer eene zonde te begaan is om uwentwil, houd mij dan vast met beide handen. Je hebt het ondervonden, hoe zwak ik zijn kan voor jou!" „Je zult voor ons beiden sterk zijn," zeide Ulrich, met vochtige oogen naar zijnen zoon ziende. „Kom mee naar huis. Moeder heeft al zoolang in stilte om je gezucht. Maak haar de laatste dagen licht." Nogmaals kwam er eene aarzeling over Anna. „Maar de menschen zullen je verach ten om mijnentwil Ulrich. Je bent zoo trotsch hoe zal je dat dragen?" Hij nam den knaap op den armmet den anderen omvatte hij de moeder. „Ik ben nu immers niet meer alleen, Gode zij dank! Ik zal geenen tijd meer hebben om aan mijzelven te den ken. Einde. Snelpersdruk. - J. A. Ross. - Goes.

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1890 | | pagina 2