No. 77,
Woensdag 24 September 1890. 13e Jaargang.
Dit blad verschijnt lederen Woensdag en
Zaterdag.
De prijs per halfjaar f O 50, franco per post f 0,90,
waarover per halfjaarlijksche kwitantie
wordt beschikt.
Afzonderlijke nommerszijn 1 cent verkrijgbaar.
ADVERTENTIES vóór Dinsdag
en Vrijdagmiddag 12 nnr te bezorgen bij den
uitgever J. A. ROSS, Poes.
Oplaag 1500 Exemplaren.
OienBtaanvragen wordengeplaatsttegenb cent
cn Advertentiën tegen 6 cent per regel
Groote Letters en Afbeeld, naar plaatsruimte.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der
zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee
maal berekend, uitgezonderdDienstaanvragen.
Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Yerjariugs-, Doodbericbten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingen, niet meer dan a ebt regels beslaande, voor den prijs van vijftig cent.
NEDERLAND.
Waar blijft toch ons geld? vraagt De Volksvriend
en geeffc daarop ten antwoord:
1. De som jaarlijks in Nederland besteed aan ster
ken drank, bedraagt f20 per hoofd tegen f 1.60 aan
zeep.
2. Ruim zevenmaal zooveel wordt aan sterken drank
uitgegeven als aan tabak.
3. Viermaal zooveel aan sterken drank als aan
suiker.
4. Acht-en-zestig millioen gulden meer dan aan
koffie.
5. Vijftig millioen meer aan sterken drank dan aan
rund- en kalfsvleesch.
6. Drie-en-een-half maal zooveel als aan steenko
len en turf voor huiselijk gebruik.
7. Vier-en-zestig millioen gulden meer dan het lager
onderwijs kost.
8. Een-en-zestig millioen gulden meer dau aan
wouinghuur in de steden wordt betaald.
9. Een-en-zestig millioen gulden meer dan aan
woningbuur te plattelande.
10. Ruim tweemaal zooveel als aan levensverze
kering.
11. Ruim driemaal zooveel als aan inleg van spaar
banken.
12. Behalve de schrikbarende uitgave aan sterkeu
drank, heeft de natie nog ettelijke millioenen ten ge
volge van dien drank te betalen voor armwezen
politie, krankzinnigen, misdrijf, landlooperijonge
lukken, ziekte, vroegtijdiger! dood, enz. enz., al het
welk. jaarlijkszeker nogmaals 40 millioen gulden
kost
UIT DEN VREEMDE.
Donderdag-avond heeft een vreeseïijk ongeluk te
Shoemakersville op den Pbiladelpbia-Readingspoor-
weg plaats gehad. Een goederentrein was in den
loop van den avond in botsing gekomen met een
kolentrein. De verbrijzelde wagens lagen over den
weg verspreid, toen een sneltrein met ruim 70 pas
sagiers omstreeks middernacht aankwam met eene
snelheid van 65 mijlen en op die wageus stootte,
met het gevolg, dat de geheele trein van de rails af
naar omlaag viel in de Scbuyllkill-rivierdie 20 voet
beneden den spoordijk ligt. Tegen 4 uur in den nacht
had men 15 lijken teruggevonden. De lichamen, die
uit bet water werden opgehaald, waren meerendeels
afschuwelijk verminkt. Slechts 26 reizigers zijn gered.
In het geheel 21 personen omgekomen en 30 gewond.
In Noord-Amerika houdt men zich thans bezig met
bet grootsche plan, den Pacific-spoorweg (New-York
San Francisco) door middel van tunnels door de
rotsen der Sierra Nevada heen te leidenom zoo de
groote bezwaren gevaren en onkosten te vermijden
of althans te verminderen welke het spoorwegver
keer eiken winter ondervindt door de sneeuwstormen.
De sneeuwstormen waren verleden winter bijzonder
sterk en van ongewoon langen duur zoodat bet ver-
keer voor verscheidene weken was gestremd. Zonder
FEUILLETON.
9) EENE ZONDARES,
door L. Westkirch
Thans hief de schreiende vrouw het
hoofd op en met toornige minachting
het geldstuk van zich stootend zeide zij
„Honderden, duizenden, millioenen, als
ik ze had, zou ik voor hem over hebben,
ook wat hooger geacht wordt dan geld
en goed! Dat is juist mijnongeluk, dat
ik hem te lief heb! Te liet!"
Op dat oogenblik kwam Ulrich van
de repetitie te huis. Zij vloog hem tege
moet en klemde zich in vertwijfeling aan
hem vast.
„Je zult mij niet verloochenen en ver-
stooten Ulrich Nietwaar? Wat er ook
gebeuren moge! De dominee heeft het
gezegd: Wat God vercenigt, zullen de
menschen niet scheiden. Je zult mij niet
aan mijn lot overlatenUlrich. Zweer mij,
dat je mij niet zult verlaten!"
Den avond van dienzelfden dag werd
Anna in hare woning gevangen geno
men.
Vrecselijk was de uitwerking van den
slag op de oude vrouw en haren zoon,
die zoo trotsch waren op hunnen goeden
naam. Door drie geslachten heen was
hij onbesproken en onbevlekt gebleven.
Hij had hen staande gehouden in den
strijd des levens, in armoede en zorg.
Hii was het, die Ulrichs driften had be
teugeld hem voor al te groote onbezon
nenheid had behoed. Om haren goeden
naam te bewaren, had de oude vrouw
gesloofd en gewerktsoms heele nach
ten langtot de oogen haar pijn deden.
Waarlijk, zij mochten er trotsch op zijn,
want dat hij onbevlekt was gebleven,
was niet, als van zoo menigen fraaier
klinkenden naamhet gevolg van wel
gesteldheid en voorspoed aan geene ver
leiding blootgesteld; neenslechts met
moeite, door ontbering en ontzegging
van allerlei aard hadden zij hem vlekke
loos kunnen houden. En thans door
de schuldeener indringstereener vreemde
was hij door het slijk gesleurd, met
schande bedekt!
Juffrouw Siegmann zat onbeweeglijk
voor de koud geworden kachel, waarop
het avondeten onaangeroerd, vergeten
stond.
Buiten cle deur hoorde men af en toe
een zacht geritsel; dat was nog de wel
komstgroet aan het jonge echtpaar, door
het moedertje zelf op den trouwdag daar
neergehangen, die thans door den tocht
werd heen en weer bewogen. Want ter
eere van haren zoon had de goede ziel
zich na jaar en dag nog eens op den
Pegasus gewaagd, en eenen wooien ge-
lukwensch op rijm vervaardigd. Eigen
handig door haar op een groot stuk wit
karton geschreven en met eene recht
passende lijst van eikenbladeren en pioen
rozen omkransthad het gedicht de alge-
meene bewondering der bruilotsgasten
opgewekt en haar den warmsten dank
der bezongenen doen inoogsten.
En thans! Wat bleef er van den lot,
der bruid in het gedicht toegezwaaid!
Binnen in de kamer liep Ulrich als
een razende op en neder. Het was de
eerste zware slag, die hem in zijn jonge
leven trof, want over de armoede en be
hoefte waarin hij was opgegroeidhad
de teedere opoffering zijner moederhad
zijn eigen jeugdige moed hem gemakke
lijk heengeliolpen. Ook de schulden
waarin hij zich langzamerhand gestoken
had, hadden hem nimmer bezwaaid. Hij,
de lieveling aller vrouwen, hij, de kunste
naar iri opkomstzou zich toch niet laten
terneerslaan door enkele honderden mar
ken schuld? Vroolijk en zorgeloos was
hij tot nog toe het leven doorgegaan,
zich verheugende in zijne kunsteigen
lijk meer nog zich verheugende in het
bewustzijn zijner innemende persoonlijk
heid die hem tot eenen gunsteling van
het publiek maakte.
En nu zou hij voortaan cle oogen moe
ten neerslaan, zich nederig toonen in
het besel zijner onuitwischbare schande,
levenslang aan eene diefegge geketend
zijn! O, hoe hij haar haatteHij zou haar
op dat oogenblik hebben kunnen ver
moorden, als zij onder zijn bereik ware
geweest. Woedend rukte hij de photo-
grafie van den wanddie hem en haar
vereenigd voorstelde sloeg het glas stuk
tegen den rand der tafel en liep met het
overige naar de keukenkachel.
Bij zijnen aanblik brak juffrouw Sieg
mann in tranen uit.
„Mijn arme jongenOdie bedriegster!
Dat slechte vrouwspersoon
„Noem haar niet, moederSpreek mij
nooit, nooit meer van haar. Elke her
innering aan haar zij vernietigd!''
Hij lichtte het deksel van cle plaat,
en photografie en lijst in het vuur wer
pend stiet hij met den pook in den bijna
uitgedoofclen gloed, die, eensklaps in
duizend vonken opspattend,hout en papier
in vlam stak en tot asch deed verbranden.
Drie maanden waren sedert voorbij
gegaan.
Een fijne herfstregen viel onafgebroken
neder, huizen en menschen hullend in
een troosteloos grauw. Siegmann, die
dien avond vrij had, zat somber en zwij
gend tegenover zijne moeder, toen er
zacht aan de kamerdeur geklopt werd.