"benoodigde dingen nog in diezelfde zaak halenwaar
ze veel duurder zijn dan overal elders Ze be
gon te ween en, als zij zeide: „Misschien had ik wei
wat extra's kunnen verdienen als de heeren op
't kantoor deden soms aanbiedingen maar ik
wil liever hoe eer zoo beter stervendan Na
eene nieuwe stilte hervatte zij: „Zoo verloor ik voor
eene week mijn werk. Ik heb de heeren op mijne
knieën gesmeekt om genade, om te mogen werken
voor drie stuivers alles tevergeefsch„Vele voor
name dames, die arbeidden om de verveling te ver
drijven deden het werk beter en even goedkoop
men had mij niet langer noodig. Ik smeekte om het
hoofd der zaak te mogen sprekenmaar hij was naar
buiten."
„En zoo werdt gij voor 8 dagen broodeloos?"
„Jaen omdat ik mijn kind niet van honger kon
zien sterven, en mijn man niet meer naar mij om
ziet, zoo wist ik my niet anders te helpen, dan
door in een koffiehuis iets ter ondersteuning to vra
gen. Het was de eerste maal in mijn leven, en als
die mynheer my 2 stuivers had gegeven in plaats
van mij aan te gevendan was ik geholpen geweest."
„Een beeld van onzen tijd", fluisterde een der
ambtenaren„on men schel ijkbarbaarsch"een ander.
De rechter echter moest de wet toepassen. Er was
gebedeld en dus wetsovertreding.
Hij overlegde even met de anderen, stond daarna
op en veroordeelde de vrouw tot f boete, of een
dag zitten.
„Het is de lichtste straf", voegde hij er bij, „en
de wet eischt die."
„Ik dank u, mijne heeren" zuchtte de vrouw en
wilde gaan.
De rechter echter hernam met luide stem: „Bede
len is verboden, maar geven toch niet. Vrouw
kom als 't je belieft even hier."
En als zij voor hem stondgaf hij haar een geld
stuk en zeide met van aandoening trillende stem:
„Betaal daarmede de boete en koop voor het over
schietende eten."
De arme vrouw vertrouwde hare oogen en ooren ter
nauwernood. Bevend nam zij het geld aanterwijl een
straal van dankbare vreugde als om haar gelaat vloog.
„God vergelde het u duizendmaal", wilde zij zeg
gen maar vele beurzen waren geopend en meer dan
een half dozijn handen reikten naar de vrouw en bo
den haar eene gave. Niemand der aanwezigen ont
trok zich aan dat liefdebetoon.
De vrouw barstte in weenen uit eu konheen
gaande en buigend dankende, niet anders doen dan
met de hand ten hemel wijzen. (Arnh. Ct.)
Te Dokkum heeft men tegen zes schuttersdie een
uur nadat de schutterij was ingerukt en na een kroeg
te hebben bezocht, zich met linn klein kaliber geweer
in uniform op straat begaven, proces-verbaal opge
maakt wegens het ongeoorloofd dragen van wapenen.
Door het onvoorzichtig bijgieten van petroleum in
een brandenden toestel of, volgens anderen door
het omvallen van zulk een toestel is Vrijdag te
Apeldoorn een huis met den inboedel in de asch ge
legd. De vrouw des huizes bekwam hevige brand
wonden eveuals het kind, dat met moeite door den
vader uit een kinderstoel werd gered. Huis en inboe
del waren verzekerd.
UIT DEN VREEMDE.
De keizer van Oostenrijk heeft de regeering ge
machtigd een bedrag van twee millioen gulden uit
de staatskas te bestemmen ter bestrijding van de uit
gaven ten gevolge van de jongste overstroomingen
in Boheme Neder-en Opper-Oostenrijb, Silezië enz.
Het aantal personen die door de overstroomingen
in Hongarije schade lijden, wordt geschat op 45,000.
Naar de Wurz. Ztg. uit Saksen verneemt, is by
de jongste oefeningen der ruiterij een groot aantal
ongelukken voorgekomen en wel bij een parforce-rit
der cavalerie-regimenten. Niet minder dan 17 sol
daten zouden liet leveu verloren hebben, terwijl 70
min of meer ernstig gewond werden.
Te Berlijn intusschen schijnt nog niets met zeker
heid bekend te zijn omtrent deze schier ongelooflijke
feiten.
Te Penzance in het Engelsch graafschap Corn
wall had een nog ernstiger petroleum-ongeluk
plaats dan te Apeldoorn. Daar stiet eene moeder, die
's avonds hare kinderen een zevenjarig meisje en
een kleinen jongen goeden nacht kwam kussen
en toedekken, door eene onvoorzichtige beweging een
brandende lamp omver, over het bedwaarin de klei
nen lagen. In haar eersten angst greep de vrouw
het vooraan liggend knaapje en droeg het weg. Toen
zy een oogenblik later het meisje kwam halen, was
het arme kind geheel door vlammen omringd. De
moeder deed wanhopige pogingen om de kleine te
redden, maar het gelukte haar niet,en zij viel, met
ernstige brandwonden aan handen en aangezicht,
bewusteloos op den grond. Een aantal burendie op
hare angstkreten kwamen toesnellen, brachten haar
in veiligheid en bluschten denbrand. Maar het arme
meisje was toen reeds geheel verbrand.
wand, waar aan de andere zijde Augus
ta's kist staan moest. Er waren breede
reten in het hout; door een kwastgat
kon zij den vinger steken duidelijk
voelde zij de ijzeren scharnieren van het
deksel nu deinsde zij verschrikt ach
teruit, als hadde zij hare hand in het
vuur gestoken. „Leid ons niet in verzoe
king!" fluisterde zij. En zij knielde neder
en zeide zacht het geheele Onze Vader
open toen dit haar niet tot kalmte
bracht, de tien geboden en de geloof
belijdenis. Maar het hielp alles niets.
Steeds weder was het Ulrich's gestalte,
die voor hare koortsige oogen verrees.
Zijn blik scheen haar te zoekenen zij
breidde met eenen gil de artnen uit.
Het gold zijn geluk! Was er buitendien
nog een gebod voor haar? Hij had haar
liet! Geen God en geen gebod zouden haar
weerhouden zich aan zijne borst te werpen I
Eenige dagen later kv am het tot eene
besliste scheuring tusschen Augusta en
hare mevrouw. De boerenzoon met wien
Augusta al sedert jaren verloofd was,
had haar in de stad opgezocht, doch de
uren van het samenzijn waren den vrijer
door de meesteres van het meisje zooda
nig bekort en beknibbeld, dat een heftig
tooneel er het gevolg van was geweest.
De koppige boerendeern liet haar loon
in den steek en ging op staanden voet
vertrekken. Wordt vervolgd.)
zachte stemdie sprak„Je zult immers
wel eens aan mij denken, Anna?" Hij
had haar lief! Dit toonbeeld aller vol
maaktheid had haar, de arme, eenvou
dige Anna lief! En hij moest ongeluk
kig worden, evenals zij, indien het nood
lot hen scheidde. Maar neen, zooals zij
hem liefhad, had hij haar niet lief, dat
kon ook niet! Haar gevoel wist van geene
eischen, van geene voorwaarden. Had
hij op dat oogenblik vóór haar gestaan
en tot haar gezegd: „Anna!" zij zou
hem te voet zijn gevallen. „Doe met mij,
wat u goeddunkt! Dood mij, als het u
gelukkig maakt! Laat mij bij u zijn
anders verlang ik niets neen niets!"
Een gloeiende blos kleurde hare wangen,
ofschoon zij wistdat zij alleen was. Zij
dacht aan hare schuldelooze jeugd, aan
de vermaningen harer brave moeder,
de lessen van den predikant maar dat
alles verstoof, knakte als eene verdorde
grashalm bij het geweld van den storm
die in haar binnenste woedde. Zij sprong
uit bed, stiet het kleine dakvenster open
en liet den koelen voorjaarswind over
haar gezicht en bloote armen strijken.
Neen, hij voelde niet zooals zij! Hij was
verstandiger, bedachtzamer, hij stond
ver boven haar, zoowel in deze als in
alle andere zaken. Maar ongelukkig
zou hij toch worden zonder haar, dat
had hij gezegd, en aan zijne woorden
geloofde zij als aan het Evangelie! On
gelukkig zou hij worden omdat hij
geene driehonderd thaler bezat! Een
plotselinge schok doortrilde haar. Drie
honderd thaler! Gisteren nog had zij een
spaarbankboekje, waarop driehonderd
thaler stonden ingeschrevenin de hand
gehad! En slechts een dun planken be
schot scheidde haar van dezen rijkdom.
O, dat zulk een schat een handbreed
meer hierheen, aan déze zijde van den
wand, in haren eigen koffer had mo
gen liggenZij hoorde duidelijk de adem
haling der gelukkige bezitster, Augusta.
Die zou over eenige weken den man
trouwen, dien zij liefhad, en hem land,
weide en geld mee ten huwelijk brengen.
Wat gaf deze om hare driehonderd tha
ler! Haar spaarbankboekje maakte haar
ternauwernood rijker! Voor de eerste
maal drong zich met smart de gedachte
aan de onrechtvaardige verdeeling der
aardsche goederen aan het meisje op.
Voor Augusta was hare bezitting over
vloed, waarvan zij het gemis nauwelijks
zou gevoeld hebben terwijl voor haar
De aderen zou zij zich hebben
willen openenindien zij met haar bloed
het noodige aantal thalers had kunnen
koopen. De schat daar naast haar, zoo
tastbaar nabij, zoo onbereikbaar noch
tans, deed haar duizelen. Sidderend
legde zij hare hand op de plek aan den