No. 71.
Dinsdag 2 September 1890. 13e Jaargang.
Dit blad urachijnt1 eue.eit Woensdag; en
Zatc.rdag
Da prijs per halfjaar f O 50, franco per poet f 0,90,
waarover per halfjaarlijltBcbe kwitantie
wordt beschikt.
Afzonderlijke nommerszijn a 1 cent verkrijgbaar.
ADVlSH'ii||NTJ&N "vóór Dinsdag
en Vrijdagmiddag 12 uur te bezorgen bij det
nitgever J. A. ROSS, Goes.
Oplaag 1500 Exemplaren.
Dieuavaanvragei. word^&ioj.laatsl itgen 5 cent
en Advcrtentiën tegen 6 i ent per regel
Iroote Letters en a fbeeld, naar plaatsruimte.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der
zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee
maal berekend, uitgezonderdDienstaanvragen.
Advertentiën, als: Geboorte-, Hirwelijks-, Yerjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig* cent.
NEDERLAND.
Goes. Dr. J. F. Bax, arts te Goes, is met ingang
van 1 October tot gemeente-dokter te Genemuiden
benoemd.
Naar aanleiding van bet feit, dat in het brood van
enkele bakkers te Goes aluin is gevonden, merkt' de
Ierselcsche en llioolsche courant op, dat er een een
voudig middel is om te weten te komen of zich aluin
in bet brood bevindt. Men steekt n.l. een goed blank
geslepen mes in bet broodbevindt zich daarin aluin,
dan zal bet mes zwart gekleurd worden, en men kan
overtuigd zijudat het brood ongeschikt is voor de
cousumtie.
Men schrijft ons:
Evenals in een paar andere dagbladen las ik ook in
het Bijvoegsel van het „Volksblad" van Zaterdag 30 dezer,
het bericht omtrent de verplaatsing van het standbeeld van
admiraal De Ruijter te Vlissingen, met de opmerking: „dat
de held tot nog toe met den rug naar de zee gekeerd stond."
Dezelfde opmerking heb ik reeds meermalen en jaren ge
leden hooren maken, en mij daarbij van een glimlach, om
de onnoozelheid dier opmerking, nooit kunnen onthouden.
Ik heb daarbij de vraag aan zoodanigen opmerker wel eens
gedaan of hij het standbeeld van genoemden zeeheld wel
ooit gezien had, en zoo ja, of hij bij dat standbeeld staande
wel wist, waar eigenlijk de zee was. In de meeste gevallen
bleek mijdat zij zulks juist niet wistenvan daar
hunne onjuiste opmerking. Edoch» oppervlakkig geoor
deeld hebben zij gelijk. Wat toch is het geval. Het standbeeld
van De Ruijter staat N. en Z. d. w. z. met het gezicht naar
het noorden en den rug naar het zuiden.
Staat men nu voor het standbeelddan ziet men voor en
rechts: water, bijna niets dan water, maar is dat wa
ter nu de zee of is het de Wester-Schelde, waarop De
Ruijter toch wel nooit een zeeslag zal geleverd hebben, wél
op de Noordzee, waarheen hij, over de stad ziende, wordt
verondersteld zijn oog te richten;ergo, staat het stand
beeld met het gezicht naar de Noordzee en dus juist zooals
het staan moet.
Jammer zou het dus zijn, wanneer het op den zee-boulevard
geplaatst wordende, tengevolge van onjuiste op- en aanmer
kingen eene andere lichting gegeven werd, doch ik hoop
met grond te mogen veronderstellen, dat de tegenwoordige
Vlissingers in dit opzicht niet wijzer zullen willen zijn dan
hunne vaderen van voor 50 jaar.
Afsluiting der Kasboeken en Restanten-lijst
bij de Coöperatieve Voorschotvereeniging en
Spaarbank te Goes over de maand Aug. 1890.
ONTVANGSTEN:
Reservefonds f 0296,07
Storting aandeel - 12893.46
Terugbetaling op schuldvordering - 132435,61
Interesten daarvoor en ger. interest - 4807,87
Opgenomen gelden 94965,22
Onkosten-
Gezamenlijk hedrag f 251398,23
UITGAVEN:
Reservefonds f 380,47
Terugbetaalde aandcelen - 270,60
Verleende voorschotten - 215582,275
Terugbetaalde interesten - 138,09s
Terugb. opgenomen gelden - 31894,88
Interesten van opgenomen .gelden - 214,55
Onkosten- 108,40
Gezamenlijk bedrag - 248589,27
Kas-saldo f 2808,96s
Het Bestuur.
FEUILLETON.
3) EENE ZONDARES,
door L. Westkirch.
Het spaarbankboekje ging van hand
tot hand. In posten van drie tot twin
tig mark waren de inleggelden geboekt;
het totaal bedroeg rond negenhonderd
mark.
„Veel pleizier heb je er niet van ge
nomen", zeide Johanna, wier loon bijna
geheel door de dorstige kelen van haar
verschillende vrijers gleed.
Anna zei in het geheel niets, maar zij
droomde den geheelennacht vanhet spaar
bankboekje. Augusta had gelijk: om te
trouwen was geld noodig, veel geld!
Met ledige handen mocht men bij eenen
vrijer niet aankomen. En zij had nog
pas vijt-en-twintig 'mark op haar spaar
bankboekje Zou het haar ooit geluk
ken zulk eene groote som over te ga
ren?
Die Zondagmiddag scheen haar in het
ongeduld haars harten wel zoo lang als
drie heele dagen, en het had nog geen
zes uur geslagen, toen zij in haar beste
pakje en glimmend van helderheid de
donkere trap opklom, om juffrouw Sieg
mann af te halen. Deze behoefde niet
veel tijd om haar toilet te maken. Een
bruine regenmantel over het armoedje
van hare overige kleederen geworpen
een zwarte hoedal even verlept en ver
kreukt als de muts er onder, en ter eere
der feestelijke gelegenheid een meermalen
gewasschen witzijden doek om haren hals
geknoopt, maakten haren gcheeRn op
tooi uit. Zij draaide den sleutel harer
woning om en stak dien in den zak,
verzocht eene harer buurvrouwen een oog
in het zeil te willen houden, en begaf
zich met Anna op weg.
De deuren van den schouwburg waren
nog niet openmaar onder de zuilen van
den hoofdingang stroomde langzaam
eene zwarte menschenmassa samen lou
ter galerij-bezoekersvast van plan hunne
vuisten en ellebogen te gebruiken, ten
einde de beste der ongenummerde plaat
sen te veroveren. Juffrouw Siegmann,
vrij wel met het gebouw bekend, baande
zich eenen weg naar eene kleine zijpoort.
„Hier wordt het eerst opengedaan,
juffrouw Anna. Laat je maar niet in de
war brengen door het gepraat van de
inenschen; en vooral, laatje niet weg-
dringerf."
Met deze woorden ging zij de paar
treden op tot aan den drempel en drukte
zich tegen den eenen deurvleugel; Anna
vatte post tegen den anderen. Zoo hiel
den zij de wacht. Het meisje stond het
hoofd niet naar praten; van tijd tot tijd
voer haar eene rilling door de leden;
zij wist zelve niet, hoe het kwam. Was
het de wind, die om den schouwburg
woei, was het de opgewondenheid der
verwachting, die haar deed beven? Zij
zag naar het verbazend hooge gebouw
op; zij zag de vele menschen in het ge
laat, die haar omringden, en zij dacht
er aan, hoe deze allen, allen straks de
oogen op hem zouden gericht houden,
wanneer hij zijne stem zou verheffen
en haar hart begon te kloppen van angst
en van trots.
Ook juffrouw Siegmann zweeg. Zij had
de handen in de zakken van haren man
tel gestokenmet den rug tegen de deur
geleund zag zij naar de drie esscheboo-
raendie reeds op hare kinderspelen
hadden neergezien, destijds, toen op de
plaats, die thans de schouwburg in het
midden eener volkrijke stad inneemt,
een windmolen eenzaam zijne wieken
draaide; zij zag naar de rij huizen, die
zij grootendeels had zien verrijzen, en
vervolgens naar het jonge meisje aan
hare zijde, wier schitterende oogen zoo
duidelijk de afgodische liefde verrieden,
die zij voor haren zoon koesterde. Zulk
een jong ding was ook zij eenmaal ge
weest, kleiner en fijner dan Anna, maar
even frisch en bevallig, en veel verstan
diger en ontwikkelder; daarvoor was zij
eene schoolmeestersdochter! Zij dichtte
zelfs kleine versjes- in de albums harer
vriendinnen, en lange, hoogdravende
prologen voor de vereenigingen op wel
ker dansavonden zij genoodigd was. Toen
maals betwistten de jongelui elkander
de aardige Lotte Gerber. Heeren van
stand, zoons van aanzienlijke burgers
hadden haar het hot gemaakt. Doch er
was er één, dien zij had liefgehad
juist zooals Anna thans haren Ulrich lief
had! Ach, hoe lang reeds sliep de
vroolijke heethoofd den eeuwigen slaap
in den vreemden bodem! Ver, ver aan
gene zijde van de zee, op een eenzaam
slagveld, in een graf met vijftig anderen.
Dat was een vreeselijke tijd voor de
jonge vrouw geweest! Maar de hemel
was even blauw gebleven als te voren,
en de drie esschen, waaronder de jonge
Siegmann als knaap zijnen drijftol ge
slagen had, groeiden en tooiden zich
met groen, en breidden hunne takken
beschermend uit over andere tollende kna
pen. En Lotte Gerber nu, die was
juffrouw Siegmann geworden, en zij ver
stelde ondergoed voor de menschendie
het haar wilden toevertrouwen.
(Wordt vervolgd.)