No. 62. Zaterdag 2 Augustus 1890. 13® Jaargang. ZELFZUCHT. Dit blad verschijnt lederen Woensdag en Zaterdag. Do prijs per halfjaar f O SO, franco per poet f 0,90, waarover per halfjaarlijksche kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommerszijn a 1 cent verkrijgbaar. ADVEKTElNTIEA" voor Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 uur te bezorgen bij den uitgever J. A. ROSS, Goes. Oplaag 1500 Exemplaren. iJiena'caanvragen v> ordengeplaatst tegen 5 cent en Advertentién tegen 6 cent per regel Groote Letters en Afbeeld, naar plaatsruimte. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend, nitgezonderdDienstaanvragen. Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Yerjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cent. De Genestet geeft ons in zijn „Sint-Nikolaasavond" een tooneeltje, zóó naar het leven geteekend dat het isof we iedermaalals we het lezende personen die daarin optreden, voor oogen krijgen, 't Is eeue voorstelling van de Sint-Nikolaaspret. De goede Sint treedt als gewoonlijk binnenramm'lend met zijn' ketting, gromm'lend in den baard, met een afschu welijk masker voor enz., alles zeer geschikt, om den moed der kleinen op te beuren. Na de gewone plichtplegingen en praatjes, geven de kinderen proeven van hunne vorderingen. Dan begint de pretde Bisschop strooit peperbollen man gelen moppen en de kleine schaar grabbelt ol haar best. Ieder wil voor zich het meest hebben en ont ziet zich niet, uit zelfzuchtbroertje of zusje op zij te duwen. Daarna komt de groote reiszak voor den dag en daaruit mag ieder een' greep doen. 't Is klas siek, zegt de schrijver, hoe diep zoo'u kleine man zijne grijpers iu een' zak met lekkers domp'len kan. Maar nog klassieker is die knaap, die, hooggekleurd, ginds bij den schoorsteen op zijne beurt staat te wachten, met een welsprekend lachje stilletjes zijne mouwtjes wat opstroopt, zijne kleine hand be kijkt en berekent, ol hij nit den zak niet wat meer kan halen dan zijn broer „schoon hij 't tevens aan wil leggendat niet te veel valt op zijn gulzig heid te zeggen." Die jongen is het beeld van de zelfzucht, zooals zij zichhelaasmaar al te veel iu de maatschappij vertoont. Hare vormen zijn onberispelijkhaar wezen is afschuwelijk. De voorspelling luidt: dat uit dien knaap een braaf, fatsoenlijk man zal groeien, een, die precies weet, wat voor hem het voordeeligst is, maar die nooit zijn' goeden naam zal te grabbelen gooien. Dat is juist het ware: pakken, wat men pakken kan, zonder ooit de grenzen te overschrijden van wet de wereld betamelijk noemt; zich verrijken ten koste van anderenmaar tegelijk berekenen hoe ver men wel gaan kan zonder nog van baatzucht beschuldigd te worden. Iets leelijbers is er niet. We weten, dat vele menschen hun eigen i k steeds op den voorgrond plaatsen, zich nooit hekommeren om anderen, maar bij alles vragenwelke vrachten kan i k er van plukken? Zulke menschen leert men echter spoedig doorzien. Men kent al ras de drijfveer van hunne handelingen en men kan zich voor hen wachten. Zij geven toe aan eene natuurlijke aandrift, zonder dat zij eenige poging doenom die te bestrijden. Dat is af te keurenmaar toch dezulken doen zich voor zooals zij zijnzij wenden, geene of te zwakke po gingen aanom beter te schijnen, en zij ondervinden dan ookdat waar hunne baatzucht hun aan den aeuen kant voordeel aanbrengt, zij aan den anderen kant er ook de nadeelige gevolgen van ondervinden. Stelt daar nu tegenover de zelfzucht, die onder allerlei vermommingen zichzelve tracht te verlooche- 1 nen. Hoe znlt gij u wachten voor den mandie u FEUILLETON. 10) DE GENERAAL, door Balduin Gr o 11 er. Zeker heeft het er nooit zoo wonder lijk in eene keuken uitgezien. De gene raal had nog altijd zijne gala-uniform aan, doch dit verhinderde hem niet, nu hij door het toekijken trek in meehelpen had gekregen, om zelf de bevelen, die Miska onophoudelijk werden toegeroe pen, uit te voeren. Als zoo'n beminne lijk schepseltje als Marianne zich in zijn belang afsloofdemocht hij het toch niet aan zijnen bediende overlaten haar de noodige handreiking te bieden. Hij droeg zelf hout en kolen aan; hij roerde zelf in eene pan; hij wist niet wat, hij wist niet met welk doelhij roerde maar, omdat het hem bevolen was, in de vaste overtuiging, dat er toch wel wat goeds van terecht zou komen, terwijl Marianne druk bezig was met op geheimzinnige wijze in eenen ande ren ketel allerlei groenten en kruiden te mengen. „Miska!" riep Marianne eensklaps midden onder haar werk: „het wordt nu tijd om het badje voor den kleine klaar te maken." De generaal gaf zijnen bediende eenen gebiedenden wenk met den lepelwaar mee hij aan het roeren was, doch moest tegelijkertijd haastig op zijde springen, want het scheelde weinig of door de be weging met den lepel was hem iets van de donkere massadie hij daar met een hem raadselachtig doel dooreenhas- pelde, op zijne uniform gespat. Miska verdween, en een paar minu ten later sleepte hij met behulp van Anton zwoegend en hijgend de groote badkuip van den generaal binnen. Ma rianne slaakte eenen gil van ontzetting, toen zij het reusachtige ding ontwaarde. „Asjeblieft weg met dat ding! Willen jullie het kind verdrinken? Daar had ik zelf niet aan gedacht, generaal. Wees zoo goed om niet te vergeten, morgen tegelijk met den wagen ook een houten badkuipje voor het kereltje te laten ko men. Vandaag zullen wij ons maar wat behelpen." De generaal roerde ijverig voort, en verzekerdedat hij niets zou vergeten. Men was nu zoo ver met de kokerij, dat men voorloopig alles aan zichzelf kon overlaten, toen juist de bode in galop het plein kwam oprijden. Hij had hard en toch verstandig gereden, zoo dat zijn edel dier nog altijd eene mooie houding had. Marianne pakte oogen- blikkelijk alles uit, wat de bode had meegebracht, en toen, terwijl dit ge schiedde, de kleine Kilian in het aan grenzende vertrek eene keel begon op te zettendroeg zij Miska op hem te ha len en te sussen, maar tevens op te passendat hij niet weer in slaap viel. „Wij zullen den kleinen prins maar dadelijk in de keuken baden," zeide zij tot den generaal, terwijl zij handig en flink wat orde bracht onder al de klei nigheden in het ronde. „In de kamer zouden wij het eerst warm moeten sto ken." De generaal wist niet, hoe hij het had. Warm stoken! Op eenen mooien, war men Octoberdag! Maar hij zeide niets. Hij had reeds een onbepaald vertrouwen in haar. Het was wel wonderlijk, maar als zij het zeide, zou het zeker wel waar zijn. Marianne maakte nu, terwijl ze den aandachtig luisterenden generaal steeds 1 allerlei lessen gat, het maal voor den kleine klaar, opdat hij dadelijk na het bad wat eten zou krijgen, en begon toen voor het bad te zorgen. Zij stroopte de mouwen van hare zondagsche japon op en stak haren arm tot den elleboog in het lauwe water, waarbij zij nu eens wat koud, en dan weer wat warm goot, totdat het de vereischte temperatuur had. Daarna hing zij eenige luiers bij clen haard, om ze goed warm te heb ben, als de kleine ze na het bad noodig had. Vervolgens nam zij het ventje uit Miska's armenkleedde het uit en baad de het volgens alle regelen der kunst. Met verrukking volgde de generaal dit alles, het was een schouwspel, waaraan hij zich niet zat kon zien. Miska had er ook schik in. Hij stond er in stijve soldatenhouding bij en keek voornamelijk met een groot en toch za lig gevoel van eerbied naar de blanke bloote armen der lieftallige onderwijzeres. De kleine hield zich doodstil in zijn badje. Door zoo zoet te zijn scheen hij een zwijgend protest in te dienen, dat te kennen moest geven: „Eindelijk ben ik toch in goede handen, en zoo zie je al dadelijk wat eene goede behandeling waard is." Na het bad werd hij met eenen warmen linnen doek goed afge droogd, daarna volgens alle regelen der kunst weer in de luiers gewikkeld, en eindelijk weer in het hoekje van de sofa neergelegd. Vervolgens werd hem de zuigflesch gereikt, en tot sprakelooze verrukking van den generaal dronk hij daaruit onmiddellijk met volle teugen, zoodat zij binnen weinige minuten leeg was, en het kereltje met zichtbaar wel behagen weer indommelde. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1890 | | pagina 1