No. 52. Zaterdag 28 Juni 1890. 13e Jaargang. BELEEFDHEID. Dit blad «rerschijnt lederen Woensdag en Zaterdag De prijs per halfjaar f O 50, franco per post f 0,90, waarover per halfjaarlijksche kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommerszijn a 1 cent verkrijgbaar. ADVERTENTIES voor Dinsdag- en Vrijdagmiddag 12 nnr te bezorgen bij den uitgever J. A. ROSS, Goes. Oplaag 1500 Exemplaren. Lhenstaanvragen wordeogeplaatst tegen 6 cent en Advertentiën tegen 6 cent per regel Droote Letter» en Afbeeld.naarplaatsruimte. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend, uitgezonderdDienstaanvragen. Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cent. De geabonneerden buiten Goes worden tot 3 Juli a. s. in de gelegenheid gesteld hunne abonnementsgelden (eerste halfjaar) aan het bureau te voldoen. Na dien tijd wordt er per postkwitantie over beschikt. De Uitgever. Beleefdheid is eene deugd, die de ouders al beel vroeg buunen kinderen inprenten. Of zij echter tot het kenmerkende van ons volk behoort, durven wij niet beslissenal hoewel de uitdrukkingenbeleefd heid maakt vriendenmet den hoed in de hand komt men door 't gansche land ietsdat gij niet sparen moet, is de rand van uwen hoed, er wel voor pleiten. Maar wellicht zijn deze meer de bewijzen van den practiscben zin van het volk, dat minder sommige deugden beoefent om haar zelve dan wel omdat zij voordeel afwerpen. Dan boe bet zij be leefdheid zien wij steeds aangeprezen en iedereen zal zich daarover verheugen. De beleefdheid nit zich op allerlei wijzen, in de eerste plaats in den groet, dien de voorbij gangers met elkander wisselen. Vooral in klei nere plaatsenwaar bijna allen elkander bij naam of ten minste van aanzicht kennengaat zelden de een den ander voorbij, zonder te groeten, en hoe meer achting iemand geniet of hoe hooger hij ge plaatst ishoe dieper de groet isdien bij ontvangt. Velen stellen er eone eer in die bewijzen van achting en eerbied van hunne medeburgers te ontvangen; en kelen daarentegen geven niet onduidelijk te kennen, dat zij zulk eene beleefdheid heel lastig vinden en nemen er dan ook geen of weinig notitie van. Slechts beel zelden komt bnn de hoed van het hoofdenkele malen is eene beweging met de band de wedergroet meermalen gaan zij voorbij, alsof zij van eenigen groet niets gemerkt hadden. Van dezulken zegt men, dat ze trotscb zijn, en al zal men hen daarom al niet minder eerbiedigende genegenheid, die men hun toedraagt, wordt er niet te grooter door. 't Is bepaald jammer, dat sommige mannen die overigens zulke uitstekende eigenschap pen bezittendoor iets„dat toch niets kost"niet wat meer toonen dat zij in wellevendheid niet bij bet volk ten achter staan, om er niet van te spreken, dat bet toch geen kwaad kan door vriendelijkheid da volksgunst te winnen. Dat is toch geen oneerlijk middel! Anderen z ij n werkelijk te trotseh om menschen die zij beneden zich achten, te groeten. Zij bewijzen echter daardoor alleen dat zij niet heel veel degelijks bezittenwaarop zij roem bunnen dragen. Zij behoo- ren tot hen, die door uiterlijk vertoon bet gebrek aan innerlijke grootheid willen verbergen. Men ban ze ruimschoots vinden onder degenen, die zich trachten in te dringen in kringen, waartoe zij eigenlijk ge voelen niet te behoorenalsof de minachtingwaar- FEUILLETON. 5) EEN PLEZIERTOCHTJE, door Ha n s Hoffm a n n. Het meisje blikte met onschuldigen trots op deze nuttige schepsels neder, gelijk men een pas verworven of met eigen hand vervaardigd kunstwerk eenen kenner te bewonderen biedt. Waar blijft de goddelijke zwijnenhoe der? dacht Heinz. Een overvloed van gezonden levenslust doortintelde hem, en daar ontwaakte in hem een zoete trek om aan het hem al nader en nader komende geluk eene krachtige hand toe te steken. Juist dreef er een teeder wit wolkje als een lentedroom over hunne hoofden heen; een paar duiven zaten verliefd te kirren in de dakgoot en spreidden hare vleugels uit in den kostelijken zonne glans; een vlinderpaartje fladderde al dartelend rondom den vlierboomdie zich over den tuinmuur boog, wit van bloesemtrossen. En van uit het bedehuis klonk nu met gedempte trilling het orgel en het invallende koorgezang. Hij zag met eenen vollen blik het meisje aan. Nog omkranste de lorkentwijg haar schoone kopje. En die groene krans, door den middaggloed in eene aureool herschapen, straalde voor hem stralen uit van de zoetste hoop. Ook zij zag hem vol in de cogen met de kalme helderheid van een edel hart en een klaar verstandennu ten vierden male den mond tot spreken ope nende zeide zij tot hem „Sie sind so schönl" (u is zoo mooi of zij zijn zoo mooi) Eene wonderlijke aandoening deed hem sidderenWelk eene weergalooze openhartigheid!Maar ook dat was Homerisch eene uiting der ongekun stelde onbevangen natuurEn deze nog nooit gehoorde lofspraak begon hem de oogen van trots en vreugde te doen schitteren. De jonkvrouw echter liet er op eenen toon van vertrouwelijke aanprijzing vrien delijk op volgen: „En zoo prachtig vet!" Heinz staarde haar vol ontzetting aan. Het duizelde hemhij begreep niets meer; zijn verstand was als met verbijstering geslagen. „Ik stotterde hijin onbeschrijfelijke verlegenheidJ}Ik?" „Wel neen!" antwoordde zij met eenen helderen lach „de biggen En ik denk wel, dat wij het ééns zullen worden over den koop, als vader thuis komt. Ofschoon dat wil ik u voor uit zeggen afdingen laat hij zich niet!" Heinz stond als verpletterd. „Biggen Biggen moet ik koopen steunde hij.... „Ik?" „Wel ja immers!" gat zij vriendelijk ten antwoord. „U is immers meneer Levi Abrahams is het niet?" „Ik?Meneer wie? „Meneer Levi Abrahams toch immers? meneer de veehandelaar dien vader ontboden heelt?" Heinz voelde zijne knieën knikken. Eene ijskoude huivering liep hem over den rug, midden in den zonneschijn. Hij voelde hoe zijne oogen verduisterd werdenIjlings maakte hij eene buigingen snelde over het erf en door den tuin en door het hek naar buiten. Daar ontmoette hij de huiswaarts kee- rende kerkgangersdie de dorpstraat met een luidruchtig leven vulden. Louter plattegroveplompe gezich ten zonder gratiezonder geestEn hoe plomp was die kerk gebouwdHoe schunnig zagen de huizen er uit, hoe armzalig, hoe nuchter de schrale moes tuintjes er vóór En hoe kaal en ver velend daar buiten langs den weg de magere akkers! Hoe eentonig, dot en naar het uitzicht in het boomlooze ver schiet Hoe somber het verschroeide sparrenboschjeHoe droefgeestig de troe bele waterplassen te midden der barre zandvlakten, die als versleten lompen overal tusschen de korenvelden ingelapt waren Vermoeid en terneergeslagen kwam hij te station Blinicke weder aan. Treurig wachtte hij uren lang in troostelooze ver veling op den eerstvolgenden treinen treurig sukkelde hij met ongehoorde langzaamheid het troostelooze eind weegs naar Paulinenhain terug. En in zijne ooren dreunde met sarrende eentonigheid onverstoorbaar die eeuwige melodie Pauline Pauline de stille Pauline Pauline Pauline de stille Pauline de stille Pauline Pauline Pau line. Einde.

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1890 | | pagina 1