No. 51. Woensdag 25 Juni 1890. 13e Jaargang. Dit blad verschijnt lederen Woensdag en Zaterdag. De prijs per halfjaar f O 50, franco per post f 0,90, waarover per halfjaarlijksche kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommerszijn 1 cent verkrijgbaar. ADVERTENTIES voor Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 nur te bezorgen bij den uitgever J. A. ROSS, Goes. Oplaag 1500 Exemplaren. Uienataanvragen wordengeplaatstiegena cent en Advertentiën tegen 6 cent per regel Groote Letters en Afbeeld, naarplaatsruimte. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der- zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend, uitgezonderdDienstaanvragen Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cent. Zijdie ons blad door tusschenkomst van het Postkantoor te Goes ontvingen en bezwaar mochten hebben tegen de met 1 Juli opteleggen verplichting van vooruitbeta ling, gelieven zich direct te abonneeren bij de Administratie van het „Volksblad." De toezending geschiedt dan na 1 Juli als gewoon en over het verschuldigde abonne mentsgeld voor een halfjaar (f0,80) wordt na verloop van dien tijd per postkwitantie beschikt. De Uitgever. NEDERLAND. Goes. Welk eene gevaarlijke stof de petroleum is, bleek Maandagavondtoen bij den heer G. in de Kerk straat, door eene onbekende oorzaak het glas der lamp brak en de vlam zich mededeelde aan de olie in den bak. In een oogenblik sloeg eene vlam van wel een Meter hoog naar boven en begon het pla fond te blakeren. Het begieten met melk deed de vlam slechts aanwakkerenten slotte werd met be hulp van den extincteur van den heer Van H. het vuur gebluscht. De Geneeskundige Raad van Friesland en Gronin gen heeft eene motie aangenomen waarin hij „als zijne overtuiging uitspreektdat de aanneming van het Regeeriugs-ontwerp betreffende opheffing van indi- recten vaecine-dwang het gevaar voor het ontstaan van pokken-epidemieën zal doen toenemen". Men schrijft uit Leiden: Met een eigenaardig be zwaar hebben de deelnemers aan de maskerade dit jaar rekening te houden. Sedert enkele weken bestaat in Nederland een verbod om wapenen te dragenen daar dit verbod geen onderreheid van rang of stand kent, geldt het ook voor Keizer Karei V en zijn stoet van vorsten en edelen die heden met echt vor stelijke terzijdestelling van tijd en plaats te Leiden hunnen intocht binnen Nijmegen houden. Wat een verschil met drie en een halve eeuw geleden! Toen oppermachtig gebieder ook in deze landennu onder worpen aan dergelijke politiewetjesMaar gelukkig nogdat de deelnemers aan den optocht vergunning krijgen van den burgemeester om bij dien optocht wapenen te dragen, en voor de verdere dagen van de feestweek wanneer de jongelui ook in hun cos- tuum zich plegen te bewegen zij, door middel van eene daartoe bestemde kaart, door den commis saris des Koninggemachtigd kunnen worden tot het voeren van een zeker wapen. Van die vrijgevigheid van de wet hebben de autoriteiten inderdaad gebruik I gemaakt ten behoeve van de maskerade. Alzoo zul- I len Keizer Karei heer der Vereenigde Neder- I landenen alle hem vergezellende grooten en edelen aan den burgemeester van zijne goede stad Leiden te danken hebben, dat zij het zwaard mogen omgor- I denen de verdere dagen der week zullen zij ieder FEUILLETON. 4) EEN PLEZIERTOCHTJE, door Hans Hoffmann. De beide reizigers stapten nu uit den volslagen geledigden trein, gingen door een hekje, en schreden met elkander een zandig veldpad op, oostwaarts heen. Heinz had zwijgend aan het meisje een drietal harer hengelmanden afge nomen, hetgeen zij zwijgend toeliet. En ook al voortgaande zwegen zij nog en al het andere bleef gelijk te voren: de stralende zon, de blakende velden, de trillende luchthet verre klokge- bengel, het hommelgegons, en het zoete voorgevoel van het naderende geluk. Het meisje leek onder het gaan nog sclooner: de neiging van haar hoofd naar voren, en tegelijk een weinig zij waarts was zoo bekoorlijk. Zij keek niet op, sprak niet, en bekommerde zich niet om haren metgezel. Tussclien hen beiden was de gansche breedte van den weg, en zij liet hem bij het gaan steeds eene schrede achter zich blijven. Blijkbaar wilde zij dit zoo: hij merkte het aan een onbeschrijfelijk trekje in haar gelaat en hij schikte zich er in zon der te vragen waarom. Alles wat zij deed, was zoo zekerzoo onbevangen dat het vragen buitensloot, Janog méérEr rees in hem eene vaag bijgeloovige op welling die hem influisterdeZoodra gij het waagt haar eene vraag te doen, ver dwijnt het waas van de veldm en wou den en van het gelaat der stille jonk vrouw zelve verdwijnt het geluk dat u in zwijgen verbeidt! En hij vroeg nieten sprak nietmaar wandelde zwijgend het geluk tegemoet. Zij gingen tusschen korenveldenin de hooge groene halmen wiegde zich be haaglijk de middagwind. Vaak scheen een smal, smal paadje in het koren te loopenmisschien door een vluchtend dier of door een bloemenlezend kind ge treden, en verloor zich kronkelend tus schen de aren. Dan sidderde hij wel eens, of niet het meisje en het geluk plotseling langs zulk een geheimzinnig pad uit zijn bereik verdwijnen konden. Zij schreden dicht langs den oever van een meertjewaarover een zuchtje hun koelte kwam toeblazen. Eensklapsbij eene scherpe kromming van den kant, zag hij onder zich het spiegelbeeld van haar, die vóór hem wandelde over het blauwe nat zweven - en wederom be kroop hem een angst, dat zij het zelve wasdie daar onderdook in eene onder- zeesche toovergrotom voor hem vooi eeuwig verloren te zijn. Thans klom de weg met zachte glooi ing opwaartslangs den heuvelrug breid de een dennenwoud zich uit. Weldra betraden zij den hout: jonge boomen, dicht bij elkandertusschen wier stam men men slechts eene zwartblauwe sche mering gewaar werd. Het werd heet nu op het smalle pad, dat, van het windje afgesloten de volle kracht der middagstralen in zich opving. Dies zette zich het meisjezoodra de hoog te bereikt was aan den weg nederom in het zachte mos wat uit te rusten, Heinz deed hetzelfde aan de overzijde van het pad, en keek haar aan: glanzend teekende hare gestalte zich af tegen den donkeren achtergrond. Zij brak eenen lorkentwijg afen wond dien als eenen krans om haren stroohoed. Dit stond haar wonder wel schooner inderdaad dan de bontste bloementooi. Want het matte groen der naai :en verhoogde de trisch- hcid harer eigen kleuren. Hare wangen blonken van lieve gezondheid. En de harsgeur steeg vol en zwaar schier bedwelmendonder de middag hitte omhoog. En het oneindig kleine leven van het woud openbaarde zich in een zacht, gelijkmatig gonzen en sjir pen. Tusschen hen beiden lag de zandige weg en toch was het Heinz, alsof hij van zelf al nader en nader tot haar kwam alsof zijne verlangende ziel geheel ver zinken wilde in hare raadselachtige oogen. Die oogen blikten echter niet in de zijne koel en klaar blikten zij langs hem heen, de lucht inhet woud in twee schoone blauwe sterrendie de taal van het aard- sche leven niet verstonden. Haar hart is nog riet geheel ontwaakt! dacht hijNog ligt het laatste geluk als een Doornroosje droomend in hare borst verborgen. Maar geduldHet zal ont waken, zoodra zij uit den tooverkreits dezer somber beschaduwde dreven naar buiten treedt in het vrije lichtonder de woningen van gezonde menschenkin- deren. Het meisje was ondertusschen weder opgestaan en schreed met kalmen tred langs het woudpad afwaarts zonder zich met woord of blik om haren begeleider te bekreunen. Hij volgde haar zwijgend willeloos. Spoediger dan het aanvankelijk schij nen wilde, hield het woud op en we derom waarde des jongelings blik over eene eindelooze vertealom door de broeiende middaghitte gestoofd. En heel aan den uitersten gezichtseinder kron kelde zich eene witte rookkolomlang zaam maar toch merkbaar voorwaarts zwevendWellichtwellicht was dat eerst de eigenlijke spoortrein naar het geluken hij zou hem vindenhem bereikenwanneer hij in langvertrou-

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1890 | | pagina 1