No. 39. Woensdag 14 Mei 1890. 13e Jaargang. Dit blad verschijnt lederen Woensdag en Zaterdag. De prijs per halfjaar f O 50, franco per post f 0,90, waarover per halfjaarlijksche kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommerszijn 51 cent verkrijgbaar. ADVERTENT1EN voor Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 nnr te bezorgen bij den uitgever J. A. ROSS, Goes, Oplaag 1500 Exemplaren. Oionataanvragen wordengeplaatst tegen 5 cent en Advertentiën tegen 6 cent per regel Groote Letters en Afbeeld, naarplaataruimte. Bij directe opgaaf van driemaal plaatBÏng der- zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee- imaal berekend, uitgezonderd Dien staan vragen. Advertentiën, alg: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cent. NEDERLAND. Volgens het N. v. d. D. kan het voorstel tot her ziening der wet betreffende de besmettelijke ziekten en de opheffing van de verplichte koepokinenting stellig nog dezen zomer worden verwacht. Men schrijft uit Amsterdam aan de A.v.p. De heer C. C. A. Dudok de Wit heeft met zijne katten tentoonstelling, die alweer tot de geschiedenis be hoort, een waar kunststuk verricht. Want overredings kracht was er voor uoodig om de dierbare Mimi's en de goede Toui's van uit hare en hunne schuil hoekjes op het haardkleed of in het vensterkozijn te lokken naar de tentoonstellings-zaal van het Paleis voor Volksvlijt. Toch is het gelukt! Gedurende eenige uren hebben de zes-en-vijftig mooie, merk waardige, curieuse en gewone exemplaren geprijkt in de kleine hokjes, waar zij zich weinig op hnn gemak schenen te gevoelen. Eu trouwens, poes is geen vriendin van „uitkomen", van éclat, van hum bug. Poes klautert liefst in alle stilte, hoogstens vergezeld van haar wettigen gemaal, langs de schoor- steenen en over de daken. En ondanks de lekkerste beetjes en de lieve dames handjes, die werden toegestoken, kropen zij zoo ver mogelijk weg in hunne cellen niets belust op de be wondering van het Amsterdamsch publiek. Van 12 tot 5 uren duurde de „monstering" en de belang stelling was inderdaad groot. Thans zijn de augora's, witte en zwart-bonte; de katers, logge en lenige; moederkatten en vrijgezellen; knotstaarten en lang staarten behangen met de zilveren oftewel verguld zilveren medailles teruggekeerd. En ik durf er wat om wedden, dat zij naar de hulde der jury volstrekt geen heimwee gevoelen in hun warm plekje, dat zij hebben teruggevonden Het volgende voorval moet plaats gehad hebben bij gelegenheid eener onlangs hier te lande gehouden fancy-fair. Een eenigszins slordig gekleed landedelman, die om zijne gierigheid bekend iswandelde langs de tafeltjes der verkoopsters. Hij betastte alle ten toongestelde zaken zonder nochtans geneigd te zijn aan de liefdadigheid een offer te brengen. Eene der dames bij wier uitstalling hij reeds eenige minuten had doorgebrachtvroeg hem Wil meneer niet eene portefeuille koopen Dank u, ik heb er geen noodigwas het antwoord. Een mooi potlood Dank u ik schrijf niet. Misschien een kleine bon- bonnière? Dank o, ik snoep nooit. Een weinig teleurgesteld zei de guitige verkoopsterik zou n nog wel een stuk zeep aanbieden maar ik ben bang, dat u zoudt zeggendank uik wasch me nooit. De heer af, maar het kleine samenspraakje was spoedig bekend en het tafeltje der aardige koopvrouw was het eerst van allen uitverkocht. Restaurant Riche op den Singelin de voormalige rectorswoning bij het gymnasium te Amsterdam was gesloten. Hongerig en dorstig liep „hij" rond in de stadwaar de winkelkasten tartend schenen te doen FEUILLETON. 7) DE LEELIJKE ZUSTER. Uit het oorspronkelijke Hclleensch van D. Bikelas, Vert. door dr.N. J.Beversen. „Arme kerel 1" zei hij bij zichzelven; „maar - de mensch is niet meester van zijn gevoel. Hij zou zeker niet verlietd hebben willen worden. Maar de liefde heeft hem overwonnen, en nu denkt hij het geluk te vinden, waar hij het zoekt! Ik hoop van harte, dat hij l et moge vinden en er later geen berouw van moge hebben! Ja ja! men krijgt toch nooitwat men verdienten het geluk van den mensch hangt eenvoudig af van zijne manier van denken en voelen." De heer Plateas vond, dat hij diepzin nig philosofeerde door aldus te spreken; maar zijne philosofie was slechts eene werktuigelijke poging om onaangename gedachten te verdrijven. Hij zag Liakos weer voor zichdieten prooi aan eene onuitsprekelijke smart, vergeefs zijne ontroering trachtte te verbergen, en de gedachte kwelde hemdat zijn vriend werkelijk de bedoeling had gekoesterd, hem met zijne toekomstige schoonzuster te laten trouwen, en dat hij uit kiesch- heid in den beginne er niet over had durven spreken. En daarna had hij, blijkbaar gekwetst door den toon van Plateas, verklaard, dat hij aan zoo iets geen oogenblik had gedacht Maar had Liakos dan geen recht om zulk een ia, zulk een offer te eischen van hem, wien hij het leven had gered? Hoe had hij, Plateas, die weldaad van zijnen vriend beloond? Niet alleen had hij die opoffering van zich geschoven, ter wijl hij de kieschheid van zijnen vriend miskende, maar hij had hem ook be wezen dat de dankbaarheid hem een last was. Had hij niet voorgesteld zich liever te gaan verdrinken, dan ter wille van Liakos te trouwen? Zijn gedrag kwam hem onverantwoordelijk, onver geeflijk voor! In allen gevalle had hij anders kunnen, ja moeten spreken tot zijnen weldoener, in plaats van hem op zulke wijze te kwetsen. Hoe meer de heer Plateas dit overwoog, des te meer voelde hij zich bezwaard. Het bloed steeg hem naar de wangen, en hij raakte in het net zijner philoso- fische redeneeringen geheel en al ver ward. Eindelijk schoof hij met geweld zijn bord weg, nadat hij zijne laatste ro zijnen had opgegeten, smeet zijn servet op tafel, en zocht zijne kamer op. Hij was boos op zichzelven. „Ik heb glad verkeerd gedaan"zeide hij bij zichzelven. „Wat had ik hem te beleedigen door die onberaden woorden? En waartoe was het noodig, dat ik hem dat zei? Maar dergelijke over wegingen komen bij mij altijd te laat." En terwijl hij zich voor het hoofd sloeg begon hij in zijne kamer op en neer te wandelen. De schemering was reeds ge vallen, en het werd in het vertrek al donkerder en donkerder. Flourou bracht de lamp binnen, zette deze op de tafel, en vertrok zonder boe of ba te zeggen. De leeraar bleef een oogenblik staan, terwijl hij zijne oogen op het licht ge richt hield. Die lamp herinnerde hem zijn plicht, zij riep hem tot zijn werk, zij zeide hem, dat hij als naar gewoonte zich voor zijne lessen van den volgenden morgen moest preparecren. Maar voor de eerste maal in zijn leven bemerkte hij, dat hij zijne gedachten niet zou kun nen houden bij zijne boeken. Hij talmde, en hij begon wc*, r door het vertrek op ca neer te wandelen, terwijl zijne gedach ten afdwaalden naar Liakos, naar zijne leerlingen, naar de twee dochters van den heer Mitrophanis, en naar zijnen rector. Doch bij slot van rekening kwam trots die verwarring van denkbeelden, zijn schoolmeestershart boven. Hij zette zich aan zijne tafel, lei daarop de drie dikke deelen van Gazis' woordenbeek, en de syntaxis van Asopios, benevens de andere hulpmiddelen bij zijn werk, zette den inktkoker klaar, en lei zijn aanteekenboek naast zich. Hij sloeg de Ilias open, zocht de bladzijde op, die morgen aan de orde was, en begon van elk woord de etymologie op te teekenen de syntactische bijzonderheden van eiken zin en de metrische eigenaardigheden van eiken hexameter. Hij was juist bezig met den zesden zang der Ilias te ver klaren. Maar weldra vergat hij etymologie, syntaxis en metriekvergat hij zijne leerlingen en het schoolmeesterachtig anatomiseeren van Homeros en begon hij van a tot z de passage te lezen, die voor hem opgeslagen lag: het afscheid van Hector en Andromache. Vóór dit oogenblik had hij nog nooit die schoon heden in deze episode gevonden, die hij er nu in ontdekte. De ongeëvenaarde beschrijving der liefde tusschen echtge- nooten en van de vaderlijke teederheid, het geluk, voortspruitende uit eene we- derzijdsche toegenegenheid, de smart der scheiding, nooit had dat alles zulk eenen diepen indruk op hem ge maakt. Nooit te voren had de leeraar in het Grieksch die verzen uit de Ilias op deze wijze gelezen, want, terwijl hij lasnam in zijne verbeelding Hector de gedaante aan van Liakos. Hij dacht aan Liakosen deze ondervond het bittere der scheiding reeds voor hij nog het ge not van huiselijk geluk gesmaakt had, dat

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1890 | | pagina 1