Mo. 34.
Zaterdag 26 April 1890. 13e Jaargang.
WIE KIEZERS ZIJN.
Dit blad verschijnt lederen Woensdag en
Zaterdag
De prijs per halfjaar f O 50, franco per post f 0,90,
waarover per halfjaarlijksche kwitantie
wordt beschikt.
Afzonderlijke nommerszijn a 1 cent verkrijgbaar.
ADVERTENTIEN voor DinBdag-
Vrijdagmiddag 12 uur te bezorgen bij den
uitgever J. A. ROSS, Goes.
Oplaag 1500 Exemplaren.
Uienstaanvragen woxdengeplaatsttegen5 cent
en Advertentiën tegen 6 cent per regel
Groote Letters en Afbeeld, naarplaatsruimte.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der
zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee
maal berekend, uitgezonderdDienstaanvragen.
Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelgks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cent.
0
Art. 80 van de Grondwet zegt: „De leden der
Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de
mannelijke ingezetenen, tevens Nederlanders, die de
door de kieswet te bepalen kenteekenen van geschikt
heid en maatschappelijken welstand bezitten, en den
door die wet te bepalen leeftijd, welke niet beneden
drie en twintig jaren mag zijn, hebben bereikt."
De Grondwet eischt dus, dat de kiezer moet zijn
mannelijk ingezetene en Nederlander en dat bij min
stens den leeftijd van drie en twintig jaren bereikt
hebbe, terwijl zij het bepalen van de kenteekenen
van geschiktheid en maatschappelijken welstandbe
nevens den vereischten ouderdom aan de bijzondere
wet overlaat. Die kieswet is nog niet gemaakt eu
om in die en andere leemten te voorzien, zijn aan
de Grondwet eenige zoogenaamde additioneele arti
kelen toegevoegdwaarin nader wordt uiteengezet
wie tot de kiezers behooren.
Deze bepalingen gelden natuurlijk zoolangtot
eene nieuwe kieswet haar vervangt.
De geschiktheid, waarvan de Grondwet spreekt, is
voorshands maar buiten rekening gelaten alleen zijn
eischen gesteld met het oog op den maatschappelijken
welstand. Wellicht zal de toekomst daarin verande
ring brengen't kaD echter zijn dat die geschiktheid
moeilijk is uit te maken of wel, dat men van de
veronderstelling uitgaat, dat deze met den welstand
in het nauwste verband staat. Voor 't oogenblik is
het volgende
het rechtom te mogen kiezen
afhankelijk.
Ter wille van de duidelijkheid merken we eerst dit
op: de aanslag in de personeele belasting heeft plaats
naar verschillende grondslagen. De eerste is de huur
waarde van het huis, dat men bewoont, dan volgen
deuren en vensters en haardsteden. Woont iemand
nu in een huisjedat al heel weinig huurwaarde
heeft, dan wordt de belasting naar de eerste drie
grondslagen tot op twee of een derde verminderd.
Bij de wet is vastgesteldbeneden welke som die huur
waarde moet zijn, wil men op die vermindering of remis
sie kannen aanspraak maken. Voor elke gemeente is die
afzonderlijk vastgesteld; voor Goes bedraagt zij f33.
Our nu kiezer te kunnen zjjn, moet men in de
personeele belasting zóó hoog zijn aangeslagen, dat
men niet in het voorrecht van remissie kan deelen;
voor onze gemeente moet iemand dus een huis cf een
afgezonderd gedeelte daarvan bewonendat aan hnur
jaarlijks meer dan f 33 waard is.
Daarzooals bekend is5 procent van de huur
waarde als belasting wordt gehevenmoet de aanslag
in den eersten grondslag der personeele belasting
zonder opcenten, alzoo hier minstens f 1,65 bedragen.
Mocht iemand niet goed begrijpen, waarom die
som niet voor alle bewoners van het Rijk evenhoog
is gesteld, hij bedenke, dat de huurwaarde der wo
ningen in de verschillende plaatsen van ons land zeer
verschillend is; eenige localiteit in Amsterdam b. v.
zal twee, drie of meermalen de waarde vertegenwoor-
i digen, die zij in eene kleine gemeente zou hebben.
FEUILLETON.
2) DE LEELIJKE ZUSTER.
Uit het oorspronkelijke Helleensch van
D.Bikelas. Vert, door dr. N. J.Bevcrscn.
De betuigingen van dankbaarheid
werden eindelijk bepaald lastig voor den
heer Liakos. Overal bazuinde de heer
Plateas den lof van zijnen redder uit;
wanneer hij hem tegenkwam en hij
kwam hem verscheidene malen op eenen
dag tegen sprak hij hem opgewon
den aan en nam elke gelegenheid te
baat om te verkondigendat voortaan
zijn eenige en vurige wensch waszijne
gevoelens door daden te bewijzen.
„Mijn leven behoort u toe", zeide hij tot
hem„aan u heb ik het gewijd 1"
Vergeefs protesteerde de heer Liakos
hiertegenterwijl hij hem trachtte te
overtuigen, dat de zaak de moeite niet
waard was, dat ieder ander, die eenen
man zag vei drinken en die zwemmen
kon, in zijne plaats evenzoo zou gehan
deld hebben. De geredde liet zich niet
overreden en ging voort met zijne dank
baarheid te betuigen.
Intusschenindien de heer Plateas hem
daardoor soms wel wat verveeldekon
de heer Liakos aan den anderen kant
toch niet ongevoelig blijven voor zulk
eene vereering. De leeraar in het
Grieksch had zich zóó aan den jongen
rechter gehechtdat deze hem eindelijk
als een onafscheidelijk deel van zijn be
staan was gaan beschouwen. Die dage-
lijksche omgang was oorzaakdat de
beide mannen goede vrienden werden
hoezeer zij ook in allen deele van elkaar
verschilden.
De heer Plateas kwam aldus van zijne
gewone wandeling terug. Het was op
eenen dier mooie dagen in Februari,
die de voorloopers van de lente zijn
wanneer de zon met hare stralen de
eerste bloesems der vroege amandel-
boomen koestert, en de blauwe zee blinkt,
en de heldere hemel van Griekenland
lacht. Doch de zon neigde nu ten on
dergang, en de voorzichtige leeraar wilde
zich niet aan de koelte van den avond
blootstellendaar hij bedacht, dat in dit
jaargetijde de winter zijne rechten her
nam zoodra de zon verdween. Hij was
reeds dicht bij de scheepswerf, waarde
stad toen eindigdeen wandelde nog
langs het strandtoen hij eensklaps in
de verte den heer Liakos zijnen welbe
minden Liakosvan den kant der stad
zag aankomen. Hij hief zijne beide han
den waarvan er eene eenen stevigen
stok omklemde, in de hoogte, en met
luider stemme, om reeds uit de verte
door zijnen vriend verstaan te worden
riep hij hem dit vers van Homeros
toe:
„Wie toch, edele, zijt gij van 't sterf
lijk geslachte des menschdoms
Want men moet wetendat de heer
Plateas de gewoonte hadsteeds onder
het gesprek verzen van Homeros aan
te halen. Vandaar dat onder zijne ken
nissen de meening heerschte, dat hij de
geheele Ilias en Odyssea uit het hoofd
kende. Zelf wees hij altijd zeer beschei
den dezen lot zijner bedrevenheid in het
Grieksch van de hand, doch liet daar
om niet na steeds verzen van Homeros
in het gesprek te laten vloeienwat slechts
diende om het geloof aan zijne kennis
te versterken. Booze tongen beweerden
wel eens het dient gezegd dat de
verzen niet altijd juist sloegen op dat
gene, waarbij zij gebruikt werden; doch
deze lastering wei d niet tot waarheid ge
maakt door de Hellenisten van Hermou-
polis, misschien wel, omdat zij niet in
staat waren na te gaan in hoeverre de
bewering juist was. Doch ook zij lach
ten met de anderen mee, wanneer de
heer Plateas eensklaps midden in een
doodgewoon gesprek het hoofd opstak
en deftig de welluidende hexameters van
Homeros deed weerklinken.
Toen de beide vrienden elkander ge
naderd waren, drukte de heer Plateas
hartelijk de hand van zijnen vriendter
wijl hij vlak vóór hem bleef staan.
„Wel, beste vriend, waarom hebt ge
mij niet gezegddat gij plan hadt om
vandaag te gaan wandelen? Dan had
den wij samen kunnen gaan. Maar hoe
komt het, dat ge zoo laat zijt? Plet is
tijd om naar huis te gaan."
„Ik ben werkelijk wat laatik meende
u iets verder tegen te zullen komen."
En met geveinsde onverschilligheid
voegde de heer Liakos er bij
„Zijn er veel lui de deur uit?"
„Heel weinig! Kent gij de bewoners
van Syra niet? Zij loopen liever dicht
opeengepakt op hun klein pleintje rond.
Alleen lieden van smaak hebben er plei-
zier in om te wandelen langs:
't strand van het wild rondklot-
sende zeenat."
„En wie waren vandaag dan wel die
lieden van smaak?'' vroeg de heer Lia
kos glimlachend.
„Ik had den dualis moeten gebruiken
ik had er van „twee" moeten spreken."
En de heer Plateas begon te lachen
over zijne eigen aardigheid. De heer
Liakos lachte óókmaar hij wilde een
antwoordmeer op den man af. En
daarom hernam hijterwijl hij moeite
deed om te schertsen:
„Maar hebben wij ook navolgers Hoe
veel lui zijt gij vandaag wel tegengeko
men, cn wie?" Wordt vervólgd.