dat liet gevecht voortaan hoofdzakelijk op groote
afstanden tusschen de vijandelijke partijen, op de uiterste
grens van het gezicht, beslist zal worden zou het de
ongerijmdheid zelve zijn de roode kleur der uniform
af te schaffen.
Immers op een afstand van hoogstens 500 meter
kan men de roode kleur, hoe hel ook niet meer onder
scheiden. Zij smelt samen met het terrein en laat zich
niet van de rest van de uniform meer onderkennen.
Men ziet van den soldaat slechts een nevelachtig beeld.
En wat beteekent nu een afstand van 500 meter
voor de nieuwe wapens en de nieuwe oorlogstac
tiek die zij ten gevolge zuilen hebben De aan
val zal geschieden op groote wederzijdsche afstan
den, en waar bet gevecht een ander aanzien krijgt,
waar men als bet ware man tegen man strijdt, daar
zal men toch wel genoodzaakt zijn te toouen, dat men
de tegenstander is. De kleur van den pantalon en de
kepi doet dan niets meer ter zake.
Bovendien, men moet zich niet verbeeldendat de
soldaat in den oorlog gekleed gaatzooals men hem des
Zondags ziet wandelen. In het veld draagt de infan
terist de kapokjas, die slechts het benedeneinde van den
pantalon laat zien dat voorts meestal verdwijnt onder
de stof en de modder. Wat den cavalerist aangaat,
van diens pantalon ziet men enkel bet zwarte bezaan
leder der valsche laarzen. Het overige is totaal ver
borgen door zijne uitrusting.
Kortom dus, de kleur der uniform, op welke
wijze er ook gevochten wordt, in afzonderlijke gevech
ten of in linie of kolonne, verhoogt de kwetsbaarheid
der soldaten hoegenaamd niet.
Er is voorts nog iets, dat pleit voor het behoud der
tegenwoordige uniform, gelijk ook de Avenir militaire
opmerkt. De troepen derzelfde party moeten noodza
kelijkerwijze elkauder van verre kunnen herkennen
om niet blootgesteld te worden aan het gevaar, dat
zij op elkaar schieten. Talrijk zijn de voorheelden van
dergelijke misvattingen in de oorlogen van 1854—55,
van 1859 en van 187071. En wie waren er bijna de
eenige slachtoffers van? De jagers te voet in hunnen
donkergrijzen pantalon en hunne donkerblauwe kepi.
De schrijver vergeet niet te spreken van de milli-
oenen, die de verandering van de uuiform zou kosten. De
verandering zou niet alleen gelden voor het staande
leger, maar ook voor de tien millioen roode pantalons
enkepis, die in voorraad zijn voor eeue mobilisatie.
Arbeidersbeweging. Op verscheidene arbeidersver
gaderingen te Berlijn werd besloten den 1 Mei niet
te werken.
Het einde der werkstaking onder de timmerlieden
te Hamburg is nabij. Zij zwichten voor de patroons.
De Oosteurijksche regeering heeft io eeue aanschrij
ving aan de gemeentelijke overheden bericht, dat
staking van den arbeid op 1 Mei zonder verlof der
werkgevers, als contractbreuk is te beschouwen.
Te Ostrau in Moravië breidt zich de werkstaking
uit. Een 40 000 arbeiders hebben den arbeid neerge
legd. De nijverheid staat voor een groot deel stil,
de magazijnen zijn gesloten, wijl men voor nieuwe
plunderingen vreest.
Te Witkomitz werden Vrijdag de patrouilles, die
de orde handhavenmet steenen geworpen. De sol
daten schoten op de aanvallers. Vier personen wer
den doodelijk, drie anderen ernstig gewond.
Te Troppau vonden Vrijdag avond weder samen
scholingen plaats. De politie joeg de menigte uiteen
en arresteerde eenige personen. In het gebied van
Reickenberg, Trautenau en Arnau is de arbeid aan
den bouw van fabrieken gestaakt.
In bet socialistische kamp te Berlijn heerscht ver
schil van gevoelen omtrent den aard der betooging
op 1 Mei. Vele leiders willen dien dag de arbeiders
niet laten werkenwaartegen zich anderen o. a. de
meeste rijksdag-afgevaardigden verklaren, wijl zjj
ongeregeldheden en eene botsing met de overheid
vreezen.
Op grond van een besluit van den senaat te Ham
burg zullen alle werklieden bij de staatswerkplaatsen
en inrichtingen aldaar, die den len Mei niet wer
ken, wegens contractbreuk cntslagen worden.
Te Mühlkausen in den Elzas breidt de werksta
king onder de fabrieksarbeiders zich uit. Een 13000
werklieden hielden Vrijdag eene bijeenkomst in het
Tannenwald ter bespreking van hunne eischen.
Volgens berichten der prefecten uit gde provinciën
aan de regeering te Madrid schijnt men in Spanje
geen vrees voor eene algemeene staking van den ar
beid op 1 Mei te koesteren. Men verwacht echter
vredelievende betoogingen te Barcelona en andere
steden.
ALLERLEI.
Het volgende weinig galante bevel is onlangs aan
de badvrouwen van eene Oostzee-badplaats gegeven:
„Als eene dame gevaar loopt te verdrinken moet
men baar bij het badkleed aangrijpen en niet bij de
haren daar deze in den regel loslaten".
KERKELIJKE ZAKEN EN ONDERWIJS.
Van hier schrijft men aan de M. Ct., dat in de Zondagmor
gen bij de Ned. herv. gemeente gehouden godsdienstoefening,
waarin de heer P. Huet voor een buitengewoon talrijk gehoor als
prediker optradde waarheid gebleken is van het bericht
dat genoemde heer het spiritisme is afgevallen. Door tal van
vrienden waren hem bewijzen van ingenomenheid met zijn
besluit gezonden.
Het spiritisme, dat in Goes toch reeds zeer aan het afne
men was, zal nu wel spoedig tot de geschiedenis behooren.
omten einde te zwemmen en aldus aan
het monster te ontkomen, indien het
mogelijk ware. Doch hetzij door vrees,
hetzij door haast, hetzij door zijne zwaarte,
hij verloor, terwijl hij zich omkeerdezijn
evenwicht en zijne krachtenen in plaats
van te zivemmen dook hij, zoo zwaar
als hij wasin zee onder.
Dit alles geschiedde in eenen oogwenk,
snel als een bliksemstraal; maar die oogen-
blikken zijn eeuwen voor hen die ze
doorlevenen de verbeeldingdie onder
den invloed komt van de hevige stroo
ming van het bloed, werkt dan met zulk
eene snelheid, dat de heer Plaleaszoo
als hij later zeide, een boekdeel vol had
kunnen maken, indien hij alles had wil
len opschrijven, wat hem in dat oogen-
blik voor den geest had gestaan: tafe-
reelen uit zijne jeugd, feiten uit zijne
jongelingsjaren, de gezichten zijner meest
geliefde leerlingen, de dood zijner moe
der, zijn laatste ontbijt, dat alles kwam
hem voor den geest en volgde elkander
zoo snel op dat het als in elkaar scheen
te vloeien, zonder toch eenige venvar-
ring te stichten. En tegelijkertijd klon
ken hem onophoudelijk, als eene muzi
kale begeleiding dier visioenende woor
den van Walaoritis in deooren:
„Boem, bam, klinkt de klok!
Den vorigen avond had de ongeluk
kige Ieeraar juist De Klok van den Leu-
kadischen dichter gelezen. De roerende
schildering van den jongen minnaar, die,
wanneer hij in zijn dorp terugkomtzich
in de zee werpt om des te eerder het
strand te bereiken, waar hij de doods
klok hoort weergalmen en dén begrafe
nisstoet zijner geliefde zieten die, ter
wijl hij met de kracht der wanhoop
zwemt, door een zeemonster wordt op
geslokt de dichterlijke teekening
van dit vreeselijk tooneel had hem zoo
getroffen, dat de heer Plateas zijn onge
val later toeschreef aan den diepen in
druk dien de verzen van den dichter
bij hem hadden achtergelatenen sedert
dien dag koesterde hij eene soort van
wrok tegen Walaoritis. Indien hij den
vorigen dag De Klok niet had gelezen,
zou hij het lichaamdat onder hem heen
zwom, niet voor eene haai hebben aan
gezien. Want het was niet de eerste
maal, dat de eene of andere jongen die
zich in het duiken oefende, er pleizier
in had om zóó onder den breeden rug
van den heer Plateas heen te zwemmen;
maar tot dusverre was hij er nooit door
verschrikt, terwijl het dien dag weinig
gescheeld had, of de herinnering aan
de verzen van Walaoritis ware de oor
zaak van zijnen te vroegen dood gewor
den.
Tol zijn geluk nam dc heer Liakos
niet verre van daar een bad. Toen hij
zag, hoe de heer Plateas tegen zijne ge
woonte in het water verdween, en toen
hij de kringen op de plekwaar de on
derdompeling plaats hadsteeds grooter
zag wordenbegreep hij wat er voor
viel. Hij kliefde snel met zijne armen,
het water, naderde, dook naar hem,
slaagde er in hem te grijpen, bracht
hem naar de oppervlakte, en duwde
zonder eenige moeite den bewustelooze
voor zich uit naar het strand. Dank zij
de tijdige hulp, die hem verleend werd,
kwam de heer Plateas weer bij, wel is
waar met groote moeitemaar in elk ge
val, hij kwam toch weer bij. En ddar,
aan het strand der zeezwoer hij eenen
dubbelen eedten eersteom nooit weer
te zwemmen, en vervolgens, om nooit
te vergeten, dat hij aan den heer Liakos
zijn leven verschuldigd was.
Dien dubbelen eed had hij tot heden
trouw gehouden. Vooral tegenover zij
nen redder deed hij hem met zulk eene
stiptheid gestand, dat deze, natuurlijk
zonder berouw te hebben, de redder
van den Ieeraar geweest te zijntoch
bijwijlen op het punt stond het te be
treuren, dat er niet een ander dan hij
zich op dat oogenblik in de buurt had
bevonden, aan wien de heer Plateas
zijn leven verschuldigd zou geweest zijn.
Wordt ver voir