No. 29.
Woensdag 9 April 1890. 13' Jaargang.
Dit blad verschijnt lederen Woensdag
Zaterdag
De prijs per halfjaar f O 50, franco per pont f 0,90,
waarover per halfjaarlijkeche kwitantie
wordt beschikt.
Afzonderlijke nommerszijn a 1 cent verkrijgbaar.
ADVERTENTIEN voor Dinsdag-
en Vrijdagmiddag 12 uur te bezorgen bij den
nitgever J. A. ROSS, Goes.
Oplaag 1500 Exemplaren.
Dienstaanvragen wordengeplaatsttegen6 cent
en Advertentiën tegen 6 cent per regel
•rroote Letters sn Afbeeld, naarpla&tsruimte.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der
zelfde advertentie wordtdeprijs slechts twee
maal berekend, uitgezonderdDienstaanvragen.
Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cent.
NEDERLAND.
Te Aksel moet zich, naar de A.v. Ct. meldt, een
geval van z. g. slaapziekte hebben voorgedaan. Eene
weduwe, die eenigen tijd geleden aan influenza lij
dende was en nu voor de tweede maal aangetast werd
heeft vijf en een halven dag geslapen. Zij is herstel
lende.
Een collecteur der staatsloterij in eene der noorde
lijke provinciën heeft op een heel lot de 20.000 ge
trokken. Hij had dat lot aan een ander verkocht
doch deze kwam later terug en verzocht hem het
lot tegen twintig twintigste loten te ruilen. De col
lecteur voldeed hieraanen een paar dagen later viel
op het door hem teruggenomen lot de f 20.000.
Voor het tot stand brengen van een naar de eischen
des tijds ingericht Nederlandsch gasthuis voor oog
lijders te Utrecht, het lievelingsdenkbeeld van wijlen
prof. Donders is nog ongeveer f 80,000 noodig. Tot
dit doel richt thans „eene schare van Nederlandsche
vrouwen" eene dringende oproeping tot steun aan het
Nederlandsch publiek.
UIT DEN VREEMDE.
Eene brutale oplichterij is onlangs te Londen ge
pleegd. Bij een der voornaamste juweliers aldaar ver
voegde zich een netgekleed heer van een allergunstigst
uiterlijk. Hij bezichtigde eenige schoone armbanden
en eene diamanten parure, welke laatste vooral in zijn
smaak scheen te vallen.
„Zend u mij deze parure en doe er dan eenige
ringen bij." 't Is eene verrassing voor mijne vrouw.
„En wanneer mag ik het u zendenvroeg de ver
heugde winkelier.
„Dezen middag te drie uur precies. Maar volstrekt
niet later, want anders treft u mij niet thuis".
De heer vertrok en 's middags deed de koopman
parure en ringen in een lederen koker en ging naar
het opgegeven adres. Het was een voornaam huis en
toen hij zijn kaartje afgaf, werd hem verzocht even te
wachten in een weelderig gemeubeld salon. Niet lang
zat hij daar of een net dienstmeisje? kwam bij hem
en vroeg, of de koopman haar het bestelde wilde
geven. Mijnheer was in de andere kamer. Meteen
zette zij een inktkoker met papier op tafel en vroeg,
of hij de kwitantie wilde schrijven.
De verheugde koopman gaf den koker af, het
meisje verwijderde zich en hij zette zich neder om
met van vreugde bevende hand de kwitantie groot
2000 p. st. uit te schrijven. Toen hij hiermede kla%£,
was, wachtte hij. Het wachten duurde vijf, tien,
vijftien, twintig minuten en niemand kwam.
Hij sloeg aarzelend op een tafelschel. Nog niemand.
Daarom sloeg hij harder. Geen antwoord. Hij schelde
een langen tijd achter elkaar. Daar kwam eene eer
waardige oude dame en vroeg wie het waagde, haar
zoo in haar middagslaapje te storen.
Nu kwam het tot opheldering. Hjj was het slacht
offer geworden van eene sluwe oplichterij. Het dienst
meisje had met haar galant van het slaapje van haar
FEUILLETON.
8) DE SCHAAKPARTIJ.
Eene Kerstvertelling van Wilhelm Jensen,
Snel wierp hij nog eenen blik over
het schaakbord. Zijne stelling bood on
twijfelbaar de gunstigste kansen. Dies
antwoordde hij fluks:
„Ik heb er vrede mee."
„Uwe partij staat goed en jonge
menschen kunnen altijd geld gebruiken."
Ditmaal was het werkelijk iets van
eenen grijnslach, die tegelijk met deze
woorden over de lippen van den ouden
schacheraar kwam. Wat was dit?
Hoe die woorden te verklaren? Het
was toch niet aan te nemen, dat hij den
jongen man, omdat deze arm was, op
zettelijk den zoo hoogen inzet zou laten
winnen! Integendeel! neen! hij voerde
zeker iets heel sluws in zijn schild.
Maar Wolfgang vreesde hem niet. Hij
had nog nooit zijnen blik zoo helder,
zichzelven zoo zeker in zijne berekenin
gen gevoeld. Klaar overzag hij al de
mogelijkheden van zijne stelling, en speel
de rustig verder.
Buiten huilde de wind, en de doode
vogels zweefden onhoorbaar in de sche
mering boven de tafel. Anders niets.
En zwijgend zaten de spelers tegenover
elkander. Reeds lang hadden zij zoo
gezetenwant een verwaaide klokkeslag
had als mqt eenen doften hamer tegen
de ruiten geklopt en thans herhaal
de zich dit. Daarbij bewoog de oude
voof het eerst het hoofd. Hij draaide
het, zonder het lichaam te bewegen,
naar het venster om, en vroeg: „Wie
is daar? Ben jij 't? Kom binnen!"
Doch er kwam niets op deze uitnoodi-
gingbehalve dat een blazen, als dat
van eene onzichtbare kat, door het ver
trek ging en de zwevende roofvogels in
snellere beweging zette. Het hoofd onder
de zwarte pruik wendde nu weder het
gezicht naar het schaakbord, en zeide,
op denzelfden toon als tevoren:
„Uwe partij staat goed. Het is een
griezelige avond."
Hierna stond hij op, ging onhoorbaar
naar eenen hoek, en kwam terug met
iets zwaars in beide handen. Dit zette
hij op tafel, en zeide:
„Op zulk eenen avond moet men om
eenen hoogeren inzet spelen."
Het voorwerp, dat hij had meegebracht,
was een ouderwetschmet ijzeren hoepen
beslagen geldkistje. Het rinkelde bij het
neerzetten, en toen hij het deksel open
sloeg, bleek het, dat de geheele groote
trommel tot aan den rand met fonkel
nieuwe goudstukken was gevuld. En
heesch klonk de stem over de glinste
rende stapels:
„Dat zou een goede inzet zijn voor
zulk eenen avond! Als gij verliestkun
nen wij later afrekenen."
Was dit slechts een phantastische
droom, die Wolfgang Wegerdanz hier
verstrikte? Daar lag goud, zóóveel,
zóó veel, als hij in tien jaren van zijn
leven niet zou kunnen opmaken
Hij drukte zich de nagels in de hand
en voelde aan de pijn, dat hij werkelijk
niet droomde, dat hij wakend en met
open oogen hier zat. Vóór zich zag hij
het schaakbord, en daarnaast eenen der
zwarte bokkendien hij zoocven geslagen
had. Van zijne officieren ontbrak ernog
geen enkele; ongetwijfeld bezat hij er
éónen meer, dan zijn tegenstander.
Doch al stonden zijne kansen nog zoo
gunstig, zijne eer mocht hij niet op het
spel zetten. Stotterend bracht hij dus
uit:
„Zulk eene som? neen, zulk eene
som bezit ik niet en zou ik nooit kunnen
betalen."
De oude doopte zijne hand in de goud
stukken, die hij rinkelend door zijne
vingers liet glijden.
„Dat zou ook niet terstond noodig
zijn", antwoordde hij: „Gij zoudt het uit
uwe latere verdiensten kunnen afdoen."
„Daartoe zou mijn leven te kort wezen!"
„Een leven is lang wanneer men
jong is. Jong bloed heeft goud noodig,
om gelukkig te kunnen zijn. Als de jeugd
voorbij is, dan dient het goud tot niets
meer."
Een waanzin, een waanzin van be
geerte greep plotseling den jonkman
aanzoodat hij als in verbijstering uitriep
„Maar wat wilt gij wagen Uw in
zet is krankzinnigGij hebt niet den
minsten waarborg, dat ik u ooit
„Ik ben niet bang, en behoef slechts
uwe verklaring op schrift, dat gij mij uw
woord van eer geeft in geval gij ver
liezen mocht uwe schuld later aan mij
te zullen afdoen."
De oude had een blaadje papier inde
hand, en greep eene pen
Opeens zag de jonge student weder de
kleine voetsporen in de sneeuw en
daarnaast de zijne Doch hij stond
met ledige handen hij had geene
kerstgave terug voor dat heerlijke aan
denken dat zij hem gezonden had!
Niets
En hoe het blinkende goud daar de
monisch heenstroomde tusschen die lan
ge, knokige vingers! Hoe het rinkelend
nedervielHoe het bloed hem ziedend
naar de slapen schoot! Hoe zijn hart
van zoet verlangen trilde, en tegelijk
schier dreigde te breken van angst!
Wordt vervolgd