VOIi No. 24. Zaterdag 22 Maart 1890. 13e Jaargang. HOE EENE WET TOT STAND KOMT. Dit blad verschijnt lederen Woensdag en Zaterdag. De prijs per halfjaar f 0 50, franco per poat f 0,90, waarover per halfjaarlijksche kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommcrszijn 1 cent verkrijgbaar. ADVERTDNTIEN voor Dinsdag- q Vrijdagmiddag 12 uur te bezorgen bij der. uitgever J. A. ROSS, Goes. Oplaag 1500 Exemplaren. I Dienataan vragen wordengeplaatsttegcnó cent en Advertentiën tegen 6 cent per regel G-?oote Lettere en Afbeeld, naar plaatsruimte. I Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der zelfde advertentie wordt de prijs slecht9 twee- 'maal berekend, uitgezonderdDienBtaanvragen. Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-q Doodbericbten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs vfin vijftig cent» In den regel gaat eenig wetsvoorstel uit van den Koning, d. w. z. vau den Minister, tot wiens dep&r- tement de wet behoort. Deze zendt het naar don Raad van State, wiens oordeel over het ontwerp moet gehoord worden. Deze raad heeft den Koning tot voorzitter en bestaat verder nit een'vice-voorzitter en 14 leden, die allen door den Koning benoemd worden. Zijn werkkring bestaat hierin, dat hij de regeering in alle gewichtige staatszaken met zijn' raad dient, maar, ofschoon de adviezen van dat lichaam worden publiek gemaakt, behceft de Koning of liever de Minister die niet te volgen, als hij van meening isdaarvan te moeten afwijken. Daarna wordt het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer der Staten-Generaalvergezeld van eene koninklijke boodschap, waarbij de bedoeling van de wet wordt uitgedrukt, en eene Memorie van Toe lichting, dat is een geschrift, waarin de strekking van de wet nader wordt uiteengezet en eene ver klaring voorkomt van alle onderdeelen, dienaar het oordeel van den Minister zulks behoeven. De Kamer zal alsdan het ontwerp gaan onderzoe ken. Daarvoor splitst zij zich eerst in vijf secties of afdeeliagen, waarvan de leden bij lotiug, telkens voor twee maandenworden aangewezen. Alleen de Pre sident der Kamer is geen lid van eene sectie. Elke sectie kiest haren voorzitter en wijst een' der leden aan als Rapporteur, dat is de man, die nauwkeurig aanteekeuing houdt van hetgeeu in de afdeeling ge zegd wordt en daarvan een rapport opstelt. De vijf voorzitters der afdceiingen vormen met den President der Kamer de zoogenaamde centrale com missie, die de orde der werkzaamheden regelt. De vijf rapporteurs stellennadat het sectie-onderzoek is afgeloopenmet medewerking van den Griffier der Kamer een verslag samen van het behandelde en nemen daarin allo op- en aanmerkingen, die gemaakt zijn, op, zoowel die van de minderheid als die van de meerderheid. Elk lid der Kamer heeft zelf3 het recht daarbij eene afzonderlijke nota te voegen. Dit verslag kan worden opgesteldnadat het oor deel van den betrokken Minister is gehoord, die na tuurlijk het recht heeft met de gemaakte opmerkingen zij a voordeel te doen en dientengevolge wijzigingen in zijn ontwerp te brengen. Is de Minister niet ge hoord dan volgt van hem eene Memorie van Beant woording, die tot een nieuw sectie-onderzoek kan aanleiding geven. In dat geval komt na het eerste of voorloopige verslagnog een nader ver- I slagdat dikwijls nog gevolgd wordt door een derde of eind verslagwaarin alle met den Minister ge wisselde stukken worden opgenomen. Dan is het wetsontwerp voor publieke behandeling in de Kamer gereed. Eerst vangen de algemeene be raadslagingen aan, loopende over den aard en de strekking van de wet. Dan gaat men artikel voor artikel behandelenwaarbij door de leden meermalen gebruik wordt gemaakt van hun recht van amendement, d. i. het recht om wijzigingen in de wet voor te FEUILLETON. 4) DE SCHAAKPARTIJ. Eejie Kerstvertelling van Wilhelm Jensen En dóórte midden dier duisternis, alweder dat visioen uit den kindertijd die lichtglansdie krans van vroolijke gezichtendie tafelsbeladen met ge schenken die uitroepen van verrassing en vreugde en onderlinge hartelijkheid Maar dat kwam nooit terugdan als bleekeweemoedige herinnering. Dat was dood, gelijk de dooden zei ven En deze kamer hierwat was ook zij eigenlijk anders dan een kerk hof een grafom welks inhoud in heel de wereld der levenden geen mensch zich meer bekommerde! Wolfgang Wegerdanz stak ijlings zijne kleine studeerlamp aanzette zich aan zijne tafel en greep zijn handboek der pharmakologie. De cijfers en breuken daarin deden een probaat middel aan de hand om oude herinneringen en wee moedige gedachten te verdrijven. Maar toch droge geestenbanners waren heten zij hadden op den duur geene kracht genoeg om op zich den blik gevestigd te houdendie telkens weder over den rand der bladzijde heentuurde. Was er dan werkelijk geen enkel mensch op de werelddie heden avond aan Wolfgang Wegerdanz dacht? Daar verrees plotseling een ander beeld boven de krabbelige letters der pharma kologie in de luchteen wonderbaar liefelijk en aanlokkelijk beeld en de jonge student knikte het toe en pre velde half luid „Erwine Dit beeld ontsproot aan dc herinne ring van eenen schoonen zomeravond in het vorige jaarHet was in eenen tuin geweestwaar voor een net publiek muziek gemaakt werden waar men zich tegen een intreegeld toegang verschafte. Onder hoog geboomte zat men aan ronde tafeltjes. Er waren bonte lampions, vuur werk en bengaalsche verlichting en bij den rossen gloed van deze laatste ontdekte hij eensklaps in zijne nabijheid een jong meisje, of liever eene jonge dame bij wie het hem voor het eerst van zijn leven overkwam, dat hij haar voortdurend moest aankijken. Zij zat met andere meisjes van haren leeftijd tezamen, doch het leek hem nietof zij in haar gezelschap veel behagen vond: want zij sprak weinigen haar blik dwaalde tel kens buiten den kring van de haar om ringenden. Daar nu Wolfgang's gelaat aanhoudend naar haar toegewend bleef, kon het niet andersof hare oogen moesten ook wel eens de zijne ontmoe ten. Dit deden zij ookslechts heel vluchtig en keken toen weder vóór zich. Doch na eene poos kwamen zij nog eens even terug, blijkbaar uit eene soort van nieuwsgierigheidom te zien of dat zoo stil en strak naar haar toegekeerde ge laat daar nog altoos was. Verder wist Wolfgang van dien avond eigenlijk niets. Misschien hadden hunne oogen elkander daarna nogmaals ont moet maar met zekerheid kon hij zich dit niet herinneren. Na een paar dagen echter had het toeval het zóó be schikt, dat hij op zijne voormiddag wan deling naar het college in het plantsoen dezelfde jonge dame tegenkwam. Zij ging alleen en hij herkende haar op don eersten aanblik doch* ook zij scheen hem te herkennen en onwillekeurig achtte hij het eenen,plicht der beleefdheid, haar niet zonder groet voorbij te loopen. Zoo nam hij dan den hoed af en zij neeg heel vriendelijk, met iets trouwhartigs schier in hare groote bruine oogenals hadde zij van hem in het voorbijgaan ook niet anders dan eenen groet ver wacht. Er was iets in haar wezen, dat den jongen student aan zichzelven her innerde maar wat eigenlijkdat kon hij niet recht zeggen. Eerst tehuis kwam hij er achterzij maakt namelijk den indruk van op de wereld even eenzaam te zijn, als hij. En zoo het nu ook wederom een toe val wasdan was het in elk geval een hoogst merkwaardig toevaldat zij van toen at dag aan dagsteeds op den zelfden tijd, door het betrekkelijk luttel bezochte plantsoen wandelde wanneer hij naar zijn college ging. Zóó was het gekomen, dat zij elkander ook eens ge sproken hadden naar welke kleine aanleiding eigenlijkwist hij niet meer. Maar, nadat op die wijze het ijs een maal gebroken was sprak het wel haast van zelfdat zij bij elke ontmoeting een poosje met elkander keuveldenin den vertrouwelijken trant van een paar kin deren die op eene zelfde speelplaats met elkander in aanraking komen en wederkeerig niet noodig hebben iets méér van elkaar te wetendan dat zij beiden elkander gaarne aantreffen. Daarbij was het van zelf gekomen dat hij haar zijnen naam genoemd had en wederkeerig ver nomen, dat zij Erwine heette. En ééns was het gebeurd, dat zij bij het afscheid- nemen elkander de hand gegeven had den en daarna was ook dat zoo ge bleven zonder dat er in dit alles iets méér gelegen haddan eene vriendschap pelijke ontmoeting als tusschen eenen broeder 'en eene zusterdie eenige mi nuten vertrouwelijk en opgewekt met el kander een praatje wisselen. Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1890 | | pagina 1