No. 16.
Zaterdag 22 Februari 1890. 13e Jaargang.
Dit blad verschijnt lederen Woensdag en
Zaterdag.
De prijs per halfjaar f O 50, franco per poet f 0,90,
waarover per halfjaarlijksche kwitantie
wordt beschikt.
Afzonderlijke nommerszijn 1 cent verkrijgbaar.
ADVERTENTIES voor Dinsdag
en Vrijdagmiddag 12 unr te bezorgen bij den
uitgever J. A, ROSS, Goes.
Oplaag 1500 Exemplaren.
Dienataanvragen wordengeplaatst Legen 5 cent
en Advertentiën tegen 6 cent per regel
Groote Letters en Afbeeld, naarplaatsrmimte.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der
zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee
maal berekend, nitgezonderdDienstaanvragen.
Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cent.
BEGEERTE.
Zoo er menschen zijndie niets meer te wenschen
hebben, hun aantal is zeker niet groot. Daartegen
over staat de breede schaar van hendie zich laten
beheerschen door een' onverzadelijken dorst naar meer,
wier wenschen zich uitstrekken naar alles, wat binnen
het bereik van hun gezicht komt. Hunne begeerige
blikken vestigen zich overal op, niets is er of zij
zonden bet in hun bezit willen hebben.
Echter zijn dezulken diep te beklagendaar zij
zich bet leven waarlijk tot eene hel maken. In stede
van rustig hun' weg te bunnen volgen slingert hunne
begeerte hen reehts en links. Naar alles strekken zij
de hand uit, om zelden iets te kunnen grijpen en
altijd drukt hen het leed, dat hun o zoo oneindig
veel ontgaat. Gemoedsrust kennen zij niet: zij gaan
geheel op in het najagen van het onbereikbare of
verteren van spijt, dat zij hunne wenschen steeds
onbevredigd zien.
'tls noodzakelijk, dat de menscb zijne begeerte
tracht te betoomen, want niets voert hem zoo zeker
op den weg des verderfs. Wie eenmaal haar slaaf
is geworden, neemt alles te baat, om haar te vol
doen al ras wordt aan alle bedenkingen tegen de
middelen daartoe het zwijgen opgelegd en hij vergrijpt
zich aan het eigendom van anderen. Als hij eenmaal
tot het bewustzijn bomt van de misdaadwaartoe de
begeerte hem gebracht heeft, dan is het te laaton
eer en schande zijn de onvermijdelijke
Begeerte, zegt een oud schrijver, is het land van
den verloren zoonwaar men alt jd hongert en nooit
verzadigd wordt. De vergeljbing is juist. De be
geerte is niet te bevredigen: heden wil zj dit, straks
dat, morgen weer wat anders, altijd meer en nooit
is het einde te voorzien, of het moet dit zijn: dat
zj haar slachtoffer te midden vau zjn overvloed den
hongerdood doet sterven.
De begeerte is de pest in de maatschapp jte meer
daar zj haar onedele beginselen verloochenendvoor
geeft verwant te zjn aan het streven naar hooger en
beter. Zj doet zich voor als de kracht, die den menseh
aandrijft tot handelen, die zjne energie opwekt, die
hem de bovenste sport kan doen bereiken van de
ladder, welke hj zich voorgesteld heeft te knnnen
beklimmen. Maar zj is eeDe bedriegster, want wat
de menseh door krachtsinspanning kan bereiken, ja
zelfs wat hj zich verbeeldtdat bereikbaar isbe
hoort niet tot haar gebied. Zj staat eigenljk te laag,
om eene plaats te knnnen vinden in het rjk der
idealenwaar zj gaarne als burgeres zou ontvangen
worden, zij is eene aardworm, die geen beter lot
verdient, dan dat men haar vertrapt.
De begeerte wortelt zich in den menscb van zjne
kindsheid af. Laat men baar geheel vrij, dan wast
zj welig op, maar als het onkruid tusschen de tarwe,
die zj verstikt. Daarom is bet zaak reeds in het
kinderhart de begeerte te dooden, tenminste te be
perken eer bet te laat is. En toch vindt men ouders
en opvoeders te overdie in plaats daarvanzj het
FEUILLETON.
3) DONKERE DADEN.
XJit het Italiaansch
van Salvatore Farina.
Na verloop van tijd werden de recep
ten al talrijker en de „gevallen" óók.
Uit gewoonte ging ik met mijn verza
melen voort, totdat op zekeren dag
Evangelina met een pijnlijk glimlachje
tot mij zeide:
„W«-<t zou eene ongelukkige moeder
wel moeten doen?Al de recepten in
eenen hoed gooienen dan door haar
zieke kind er één uit laten trekken!"
„Hoe kom je daarbij?" vroeg ik.
Heel eenvoudig. Ook mijne vrouw
las sedert eenige weken de cou
rant.
Al lang reeds hoorde ik haar in mijn
hart, die heimelijke stem, die ons het
naderende leed verkondigt; doch ik
trachtte mijzelven daar overheen te zet
ten en mijner Evangelina moed in te
spreken.
„Onze stormen hebben wij doorstaan"
zeide ik: „Wij hebben ons deel dubbel
en dwars gehad!"
En ik wroette in het verledenen
zocht met moeite al het reeds vergeten
leed van ons leven bijeen om daarme
de den nijd der goden te bezweren.
„Weet je nog wel die dag, toen
er in het heele huis van den advocaat
Placidi geen stuiver meer te vinden was?"
zoo begon ik.
„En toen je je mooie horloge beleenen
moest. 51 ik het nog weet!" zuchtte
mijne vrouw,
„Ja ja! dat was de eerste keer maar
niet de laatsteEn weet je nog
hoe August de kinkhoest had en hoe
hij soms blauw werd in zijn gezicht?"
„Ik weet het alles nog, ja ja!"
„Wat een akelige tijdniet waar
„Verschrikkelijk 1"
„En toen Laurina als klein kind dat
booze gezwel had, en er een dokter uit
het hospitaal moest komen om het te
snijden wat al narigheidEn dan
die vreeselijke verkoudheid toen je ge
heel je stem verloren hadtEn
en
„En de treurige dood van onzen ka
narievogel door het inslikken eener
naald!" zeide Evangelina, eenen eerlij
ken toon mengend in onze valsche
elegie.
„Nu maak je er gekheid van! Maar
zeg zelve eens: was ook dat werkelijk
niet een verdriet voor ons?"
„Zeker! Ik zal het niet loochenen."
„Wees gerust dan maar!" besloot ik
met eenen huichelachtigen zucht: „Wij
hebben genoeg geleden."
Dat was echter de waarheid niet en
ik voelde dit wel, toen Evangelina er
trouwhartig op volgen liet:
„Ja maar dat is al zoo lang voor
bij! En thans zijn wij zoo gelukkig! En hoe
veel vreugde hebben wij ter vergoeding
niet genoten
Zij peinsde één oogenblik, en in dit ééne
oogenblik kon zij in het verleden terug
zien op zóóvele blijde urendie frisch
en levendig voor hare heugenis verrezen
dat haar aangezicht er heelemaal door
verhelderd werd.
„Heb je er wel eens op gelet", zeide
zij„dat de blijde dagen ons volgen in
het levenmaar de bittere niet
Het hart begraalt ze."
„Neen dat is mij nooit zoo opge
vallen."
„Mij wèl. Wanneer ik tracht mij we
der de oude vreugde voor den geest te
halen dan gelukt mij daten dat is dan
weder een nieuw genot. Maar of ik mij
al herinnerhoe jij indertijd je horloge
hebt moeten beleenenen hoe Laurina
geopereerd moest worden van een ge
zwel toch is het mij onmogelijkmij
daarover wezenlijk nog bedroeidte ma
ken 1"
„Zoo En als zij nu eens gestorven
ware viel ik haar plomp in de rede.
Zij verstomde en keek mij verschrikt
aan. Arm, arm moederhart!
Doch vergeefs sluit ik de
oogen voor het spooksel der smart. Het
is aan mijne zijde, overal, en fluistert
mij toe:
„Bereid u voor op lijden!"
Wij zaten aan tafel.
August had zijne soep opgegeten met
de verklaring dat hij het slechts gedaan
had om mama plezier te doen. Wij had
den daarop niet gelethij kon wel eens
méér zulke grillen hebben. Doch toen
het vleesch op tafel kwamgreep hij
zijn bord en keerde het eensklaps om.
„Wat zijn dat voor manieren?" vroeg
mijne vrouw.
„Ik wil niet eten"antwoordde Au-
gust.
„Wat scheeltje dan? Ben je niet
wel
Hij bleef er bijdat hem niets scheelde
maar hij wilde niet eten.
„Hij doet net als Nini" bracht Lau
rina in het midden: „Hij heeft het van
Nini gezien. Nini doet altoos zoo aan tafel.
Wordt vervolgd.