No. It.
Woensdag 5 Februari 1890. 13® Jaargang.
Dit blad verschijnt iederen Woensdag en
Zaterdag.
De prijs per halfjaar f 0 50, franco per post f 0,90,
waarover per halfjaarlijksche kwitantie
wordt beschikt.
Afzonderlijke nommerszija a 1 cent verkrijgbaar.
ADVERTENTIEN voor Dinsdag
en Vrijdagmiddag 12 uur te bezorgen bij den
uitgever J. A. ROSS, Goes.
Oplaag 1500 Exemplaren.
Dienstaanvragen wordeizgeplaatsttegen cent
en Advertentiën tegen 6 cent per regel
G-roote Letters en Afbeeld, naar plaatsruimte.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der
zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee
maal berekend, uitgezonderdDienstaanvragen.
Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cent.
NEDERLAND.
De varkensslagers te Haarlem kebben den strijd
aangebonden tegen het Amerikaanscbe spekenz., en
eene vereeniging opgericht met het doel omna
rechtspersoonlijkheid aangevraagd te hebbenzich
te wenden tot do hooge regeering met het verzoek
om den invoer van Amerikaansch spek, reuzel en
ham te verbieden, of, als dat niet ban, er een in
voerrecht van te heffen of, als ook dit niet moge
lijk iseene wet te makenwaarbij wordt bepaald
dat, evenals bij de margarine, duidelijk moet wor
den bekend gesteld, dat men Ameribaansche waar en
geen Nederlandsche koopt. Verder wil de vereeniging
aandringen op eene verscherping van de keuring,
zoowel van levende varkens als van reeds geslachte,
en zoeken te bewerkendat eene wet worde in het
leven geroepen waarbij een recht wordt geheven van
levende varkensdie uit Nederland naar het buitenland
worden verzonden.
Ten slotte is het nog de bedoelingeen Algemeen
Nederlandsch Varbensslachtersverbond op te richten,
ten einde de gezamenljjbe belangen mot grooter kans
van slagen te kunnen behartigen.
In de feestelijk versierde zaal van Diligentia te
's Hagejj had dezer dagen de uitreiking plaats van de
bijeengebrachte huldeblijken aan schipper L. Nieman
die met zijne varensgezellen Laurens SpuiJohan
nes van Drimmelen en Johannes Brandenburgbij
gestaan door den kapitein van de sleepboot Zuid
holland Thijs Klopop den '28en November van
het vorige jaar de bemanning van het Engelsche
stoomschip Yoxford gestrand op de Maasvlaktebet
leven redde. Zeer vele dames en heereu waren daarbij
tegenwoordig. De heer jhr. E. van Heemskercb van
Beest, die in deze het initiatief nam, hield eene
toespraak. Het aandenkendat daarna aan ieder van
de varensgezellen werd uitgereikt, bestond in een
zilveren tabaksdoos met toepasselijke inscriptie. Eene
enveloppe met inhoud van waarde vergezelde het
souvenir. Schipper Nieman dankte namens allen.
Een driewerf „Leve de vijf" werd aangeheven en
daarmede eindigde eene plechtigheid die aan menig
damesoog een traan ontlokte, die menig mannen
hart sneller deed kloppen.
Een staaltje van landelijke leepheid wordt uit
Deventer aan de Zutph. Ct. gegeven. Op de boter
markt te Deventer is dezer dagen een nieuwerwetsch
opschrift geplaatst in het Latijn in goed Hollandsch
luidende„Vertrouwmaar zie toe wien". Bij den
commissaris van politie aldaar zou zich alsnu een
brave landman vervoegd hebben met de vraag. „Of
meneer èm niet onder de rose kon zeggen wie van
de heereu botterkoopers niet goed te vertrouwen
De heer Jules van Hasselt, te Kampen vestigt in
de N. JR. Ct. de aandacht op de doorgaans slechte
resultaten van het gebrnik van het vnurpijltoestel
herhaaldelijk bleek reeds bij rampen op de kustdat
FEUILLETON.
13) VERONGELUKT.
Eene Zwitserse he vertelling van
Alfred Harttnann.
Plotseling hoorde hij eenen luiden
juichkreet. Van Kathi was niets te be
speuren. Eindelijk echter ontdekte Peter
aan den rand eener gletscherkloof eene
plat op het ijs liggende gestalte. Het was
de jonge vrouw. Straks stond zij op, en
wenkte den gids om naderbij te komen.
„Gevonden I" riep zij„Daar beneden
ligt het!"
De berggids naderde behoedzaam de
kloof, en keek omlaag in den blauwen
afgrond.
„Ziet ge het niet?" vroeg Katlii.
„Jawel, zeker zie ik het; daar beneden
ligt het: maar
„Nu!"
Maar we hebben het nog niet!"
In de blauwe diepte lag op eene
smalle ijsrichel iets bruins, dat zeer
vermoedelijk wel het bewuste zakboekje
moest wezen.
„Ik wil het halenriep Kathi.
„Heb je vleugels?" vroeg de gids.
„Of kan je langs den spiegelgladden
loodrechten ijswand naar omlaag krui
pen, als eene vlieg langs eene venster
ruit
Terwijl Kathi handenwringend in de
gapende kloot blikte, mat de berggids
met geocfenden blik de vermoedelijke
diepte. Daarna wikkelde hij zijn touw
los, dat om zijn lijf gerold zaten liet
het einde er van langzaam en voorzich
tig naar beneden glijden.
„Wat doet ge daar, Peter van Almen?"
„Ik probeer of het ver genoeg
reikt
Na eene poos trok hij het touw weder
naar boven.
„Het gaat nietHet is te kort."
Kathi rukte zich den doekdie haren
hals en hare borst bedekte, van het lijf.
„Hier! bind dan dezen lap nog aan
het touw
„Dat zou niet houden! Dat zou mij
niet kunnen dragen. Het zou afscheuren
dat goedje neen neen!"
„Ik ben lichter 1" riep Kathi: „Laat
mij dan zakken!"
„Neen neen!"
„Peter, mij draagt het wel!"
„Wij zullen God niet verzoeken", ant
woordde de oude hoofdschuddend.
„Maar wat dan?"
„Er blijft ons niets anders over, dan
weer naar het dorp terug te keeren en
een langer touw te halen."
„Maar daarmede gaat tijd verloren!
Wij kunnen eerst morgen weder hier zijn
jamisschien eerst over eenige dagen,
als het weder omslaat. En in dien tus-
schentijd spoelt het ijswater het boekje
in de diepte. Ziet ge die wolkjes
wel boven de kim? Dat voorspelt
föhn!"
„Indien het Gods wil is, dan blijft het
boekje liggen, totdat wij terugkomen",
antwoordde Peter.
Na deze woorden bond hij der jonge
vrouw en zichzelven het touw weder om
het lijf, en aanvaardde zwijgend den
terugtocht over den gletscher.
Rondom de schoone weduwe van den
verongelukten professor had zich spoe
dig een kleine hofstoet gevormd, die
met spanning den afloop van het tegen
den berggids Chiistiaan Abplanalp inge
stelde crimineele proces verbeidde. Al
lereerst was de staatsraad FeodorNiko-
lajewitsch Waraschin komen opdagen,
om der dame zijne diensten aan te bie
den. Kort daarop verscheen er een an
dere Ruseen jonge man met een iet
wat verfletst gelaat en geblaseerde ma
nieren, dien mijnheer de staatsraad met
de grootste hoogachting bejegende. Op
de vreemdelingenlijst van Chamouny
prijkte dit jonge heerschap als vorst Lu-
banofï uit Petersburg. Eindelijk zag men
ook nog eenen ouden heer met een glad
geschoren gezicht en een zeer voornaam
uiterlijk verschijnendie terstond in het
hotel der professorsvrouw zijnen intrek
nam, en deze, toen zij hem op den trap
tegemoetkwamteeder in zijne armen
sloot. Dit was niemand anders dan
vorst Puschkow, de vader der schoone
weduwe.
Toen Paula onder vieroogen, tegen
over haren vader zat, hield zij zwijgend
eene poos den blik neergeslagen. Ein
delijk nam de oude heer het woord:
„Je hebt nu je meisjesgril geboet, mijn
kind. Het onberekenbare toeval heeft
er spoedig een einde aan gemaakt
spoediger dan iemand kon vermoeden.
N'en parions plus."
De dochter beantwoordde deze zon
derlinge condoleantie slechts met eenen
wreveligen blik.
„Ik heb het je vooruit gezegd, dat
het niet lang zou duren", voer de oude
heer voort. „Natuurlijk stelde ik mij de
ontknooping anders voor, dan zij nu ge
komen is. Maar eigenlijk, wèl bezien,
is het zoo toch nog beter geweest. Toen
ik aan je gril toegaf, als de sullige
vader in eene komedie, handelde ik
onder de vrees, dat ge jezinzoudt door
zetten en eenen dommen streek begaan.
Lang duurt het toch nietdacht ik. In
dien de dood ulieden niet gescheiden
had, dan zou binnen een jaar derech-