6. Zaterdag 18 Januari 1890. 13® Jaargang. Dit blad verschijnt lederen Woensdag en Zaterdag. De prijs per halfjaar f O 50, franco per post f 0,90, waarover per halljaarlyksche kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommerszijn h 1 cent verkrijgbaar. ADVEKTENTIEN voor Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 unr te bezorgen bij den nitgevcr J. A. ROSS, Goes. Oplaag 1500 Exemplaren. Dienstaanvragen wordengeplaatsttegen6 cent en Advertentiën tegen 6 cent per regel Groote Letters en Afbeeld, naarplaatiraimte. Bjj directe opgaaf van driemaal plaataing der zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend, uitgezonderdDienBtaanvrsgen. Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingenniet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cent. VREES. Wanneer iemand zich. bewust isdat gevareu hem omringendan kau men niet van hem verwachten dat hij geheel kalm is. Natuurlijk is het, dat hij zich ongerust maakt, welke ongerustheid dikwijls tot angst klimtdie den persoon geheel en al beheerscht. De kalmte keert eerst terug, als hij de zekerheid heeft verkregendat de gevaren hem over 't hoofd zil? gedreven zonder hem te treffende angst is in blijdschap verkeerd. Maar ook wanneer werkelijk het onheil treft, volgt eene kalmer gemoedsstemming zoo de persoon ten minste niet in vrachteloos verzet komt tegen zijn lot of de wanhoop zich van hem meester maakt, komt hij tot berusting. Niets doet den mensch pijnlijker aan dan onzeker heid. Er zijn voorbeelden genoeg van mannen, die te midden van de grootste gevaren de meeste onver schrokkenheid aan den dag legdenterwijl zij even te voren, toen zij nog dobberden tusschen dè hoop van bevrijd te blijven en de vrees getroffen te worden een' by na kinderachtigen angst deden blijken. Gewoonlijk ziet men ook veel te boog op tegen het dreigend leed; men meent in de worsteling daar tegen op onoverkomelijke bezwaren te zullen stuiten, en is het eenmaal daar, dan blijkt iu den regel,dat de kracht, om weerstand te kunnen bieden, is on derschat en dat de hoopom met gunsfcigen uitslag den strijd te voleindigen, herleeft. Vooral in tijden van epidemieën is dat verschynsel waar te nemen. Dan heerscht overal eene zekere gedruktheid die wel gedeeltelijk voorspruit uit de treurige feiten, die we zien gebeuren, maar niet minder uit de vrees van de gezonden aangetast te zullen worden. Tot op zekere hoogte is daar niets tegen in te brengen. De angst werkt in zooverre gunstig, dat hij den men3ch, in zoovele opzichten luchthartig en onvoorzichtig, aanspoort tot meerdere bedachtzaam heid en hem noopt al die middelen aan te wenden, welke het onheil kunnen voorkomen of minder hevig maken. Het is wel jammer, dat de voorzorgsmaat regelen eerst in toepassing gebracht wordenwanneer het gevaar dreigt, en dat men er overigens vrij wel zorgeloos op toe leeft; maar dat is nu eenmaal een feit, waartegen weinig te doen valt. De meeste menschen toch beginnen pas middelen te zoeken, om hunne verkeerde neigingen te overwinnen en hunne hartstochten te bedwingen, als zij de nadeelige ge volgen daarvan ondervindenen in negen van de tien gevallen is bet dan te laat. Aan waarschuwingen ontbreekt bet anders niet, maar alleen in benarde tijden wordt daar acht op geslagen, alsof zij niet altijd ruimschoots hare toepassing konden vinden! Maar in andere opzichten werkt de vrees zeer on gunstig. Zij brengt den mensch in een' buitengewonen toestand, zijn zenuwgestel wordt er door aangedaan en daardoor verminderen zijne krachten, 'tls eene waarheiddat wie volkomen gezond is't minst bloot staat door eene heerschende ziekte te worden aange tast en als zij hem treftdat hij haar dan 't best FEUILLETON. 8) VERONGELUKT. Eene Zwitsersche vertelling van Alfred Hartmann „Is Christen nog niet terug?" hernam de man: „Heb je bij geval nog geen bericht van hem gekregen?" Kathi verbleekte. De moeder gaf be scheid „Wij zitten nu al acht dagen op zijne terugkomst te wachten, doch vergeefs. Wij begrijpen maar niet, w&ar hij zoo lang blijlt!" „Dat geloof ik wel! Dat zou je ook zoo licht niet raden! En ik moet je maar zeggen hij komt vooreerst nog niet weerom óók. Hij zit namelijkmoet je weten, goed en wel achter slot en grendel." De moeder trok haren draad in tweeën. Kathi sprong op en vatte den veldwach ter bij den schouder. „Spreek, in Godsnaam, wat is er ge beurd?" riep zij: „Wat is er met Chris ten voorgevallen?" „Hier staat het gedrukt", antwoordde de ondervraagde, terwijl hij zijn gezicht in de meest officieele plooien trok: „Hier! daar d&dr kun je het lezen, zwart op wit! Of, kun je het zelfniet, dan wil ik het je wel voorlezen, als ik je daar een plezier mee doe. Daarvoor ben ik expres naar boven gekomen, begrijp je wel?" De moeder had de kunst des lezens een weinig verleerdsedert zij de school verlaten had, en Kathi beefde zoozeer aan al hare leden, dat zij zich aan de talel moest vasthouden. Met groote def tigheid nam middelerwijl de veldwach ter de courant uit zijnen hoed, sloeg haar open, en trachtte het bericht, dat hij wilde voorlezen, te vinden. „Hier hebben wij 't! hier staat het!" riep hij, terwijl hij zijnen bril nog eens recht zette en zich de keel schraapte. Ongelukken en misdaden! Ja, zóó luidt het opschrift. Men krijgt er al kip- pevleeseh van, hè, enkel bij het hooren Dan weet men al, wat er volgen moet l'| Zoo bleek als een doek stond Kathi naast den man, en wierp over zijnen schouder angstige blikken op het nieuws blad. Nu begon de veldwachter in ernst te lezen „Uit Chamouny (de wakkere man radbraakte het woord behoorlijk op zijn Schweizer-Duitsch) uit Chamouny wordt gemeldOp de IJszee kwam dezer dagen een vreemd toerist om het leven. Men vermoedt eene misdaad. De gids van den verongelukte, Christiaan Ab- planalp, uit het Bevner Oberland, is in verzekerde bewaring genomen. Het on derzoek is begonnen.'' „Mijn God, Mijn God! Wat moet ik nog belevenjammerde de moeder. „Dat had ik nooit gedacht, dat Chris ten zulk een roover en keelatsnijderwas! Neen, dat had ik nooit achter hem ge zocht!" bromde de veldwachter. „Maar dat is hij ook niet!" riep Kathi! „Hij is onschuldig, zoo waar als er een God in den Hemel is!" Zij rukte den man het blad uit de handen. „Houd het maar!" zeide deze „en lees het nog maar eens over. Maar er aan veranderen kan je toch niets. En of je hem al zoudt willen helpenik vreesik vrees De vraag is vooreerstoi dat Verdikte Cham ouny nog in Zwitserland of al daarginds in Frankrijk ligt. Ligt het in Frankrijk ja, dan wordt hem de kop afgeslagen! Daar is geen bidden voor! Ze maken daarginds bij zulke dingen niet veel complimenten." Met deze troostende woorden ging de veldwachter zijns weegs. De moeder snikte en jammerde. Ka thi tuurde nog eene wijle op de courant en liep toqn vastberaden naar de deur. „Waar ga je heen?" riep de moeder. „Naar Christenl" „Maar kind. „Naar Christenl" herhaalde Kathi. Dit was nu gemakkelijker gezegd dan gedaan. Doch Kathi was er het vrouwtje niet naar om zich door moeilijkheden te laten afschrikken. Den volgenden ochtend vroeg wilde zij op het paden dien eigen avond nog klopte zij aan de deur van Peter van Almen. Peter van Almen was als berggids Christen's leermeester geweest. Van hem dus wilde Kathi vernemen, welken weg zij had in te slaan, om ter plaatse te komen, waar haar man in de gevangenis zat. „Schahmuni heet het", zeide Peter: „Wel, dat ligt daarginds in het land Sa vooien, niet ver van den grootsten berg, den Montblanc. Daar ben ik ook al ge weest. Maar het is een heel eind uit de buurt." „Wijs mij den weg, Peter!" „'t Is geducht ver, meid!" „Dat hindert nietik zal er wel komen. Toe! wijs mij den weg! „Nu dan! Eerst ga je tot Interlaken; dan langs den Thunersee tot Spiezdaar sla je links af naar Wimmis, en volg je maar de Simmen, opwaarts langs ha ren loop. Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1890 | | pagina 1