Mo. 95.
Woensdag 28 November 1888. 11e Jaargang.
Dit blad verschijnt lederen Woensdag cn
Zaterdag.
De prijs per halfjaar f 0 50, franco per post f 0,90,
waarover per halljaarlijksche kwitantie
wordt beschikt.
Afzonderlijke nommerszijn a 1 cent verkrijgbaar.
ADVERTENTIEN vóór Dinsdag- Die mtaan vragen wordengcplaatst legen 5 cent
en Vrijdagmiddag 12 uur te bezorgen bij den cn Advertentiën tegen 6 cent per regel
nitgerer J. A. ROSS, Goes. roote Letters en Afbeeld, naarplaataruimte.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der-
Oblaap 1BOO FypYYihlnrPV) zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee-
I maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen.
Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cent.
X EDERLAND. Hoewel dus met den schrik vrij gekomenis hij
Voor de betrekking van bewaarder in 'de strafoe- ou(^er geneeskundige behandeling,
vangenis te Goes hebben zich tot op heden 35 sollici
tanten aangemeld. j Q0k ouder de gemeente Ouddorp heeft Woensdag-
nn f\mc* Th T, raiddag eene vreeseliike schipbreuk plaatsgehad. Het
7mM-Amorll- neem e zucht tot verhuizing naar Noorscke barkschip „Atlantic" komende van Rigor, be-
7.nllpn T-nnn ^°0r L-UriD-C i lllt ^löetinge stemd voor Antwerpeninet 13 koppen bemand ver-
rie huisgezinnen, samen be- gjUg Voor de kust. Op een wrak bevonden zich vier
personendie Rllen door het toewerpen van eene
lijn behouden aan het strand werden gehaald, doch
tevens zag men eeu drietal schepelingen zich kramp
achtig vastgeklampt houden aan een stuk houtdat
door de hooge rollende zeëen al nader en nadernaar
het strand werd voortgezweept. Dadelijk begaven
eenige personen zich zoo ver mogelijk gekleed te wa
ter enna een kort poosje de drenkelingen te heb
ben gevolgd, mocht het genoegen worden gesmaakt,
ook dat drietal aan de woedende golveu te ontruk
ken. Van die drie werden er, na veel inspanning,
twee weer bijgebracht. Vijf personen hebben bij deze
schipbreuk hnn graf in de golven gevonden.
zullen 5 Januari
staande uit 15 personen, derwaarts gaan, terwijl uit
's Gravenpolder eveneens een huisgezin zich daarheeu
begeven zal.
De Rechtbank te Middelburg bepaalde in het ge
ding tegen De Koeijer de uitspraak op Vrijdag a. s.
De zeeloods J. P. Bal jé, gepasseerden Zaterdag
nacht het Eng. stoomschip „Iugoldsby" naar zee
geloodst hebbende, zou door de jol van den afhaal-
kotter buitengaats afgehaald wordeu. Daartoe werd,
toen de jol langszijde van het stoomschip gekomen
was een touwladder buitenboord gehangen waarvan
de loods gebruik maakte om in de jol te komen.
Nauwelijks bevond de loods zich op de ladder of de
ze brak en hij viel daardoor tusschen de jol en het
stoomschip in zee. Bij het heerscheude stormweder
en de hooge zee was zijn toestand niet zonder gevaar,
daar hij, hoewel kunnende zwemmen, in zijne-,bewe
gingen belemmerd werd door zijn oliepels en zware
waterlaarzen. Na ruim tieu miuuten in zee gelegen
te hebben, mocht het gelukken hem aan boord
jol te krijgen.
Zaterdagmiddag bekwamen drie visschersvaartuigen
op de Ierseksche bank door den storm averij. Van
het een werd de mast over boord geworpen en van
de andere de zeilen verscheurd of onbruikbaar ge
maakt zoodat zij niet den wal konden bereiken en de
bemanning in gevaar verkeerde. Gelukkig werden zij
der door de stoomboot „Economie" van de heeren Van
Tienhoven (directeur de heer Hage) in behouden ka-
FEUILLETON.
25)
VILLA FALCQNIERI.
Novelle van Paul Heyse.
Toen stond zij met groote inspanning
opwierp heur haar in den nek en zag
met betraande oogen in het rond, alsof
zij uit cenen hangen droom ontwaakt
was.
„Neen, neen," zeide zij half luid,,,ik
vergis mij niet. Ik heb het duidelijk ge
hoord „Luigia, mijne arme lieveling I"
Als ik bemind werdzou men mij immers
niet behoeven te beklagen En
wat moet ik nu nog hooren? Wat be
kommer ik mij er omte wetenwat
mij ongelukkig maakt Mijne eenige
schuld is, dat ik niet beminnenswaardi
ger bencn dat ik mij verbeeldde een
hart te bezitten dat voor mij niets ge
voelt dan meelijden!"
Terwijl zij deze woorden half tot zicli-
zelve sprakhad hij haar om het middel
gevat cn de machtelooze vrouw voor
zichtig op den rand der tontcin doen
neerzittenwaar hij naast haar plaats
nam, terwijl hij zijnen arm om hare
schouders hield geslagen en zijn gelaat
pensioentje moeten leven, dat met den
dood der weduwe ophoudt. Eene onze
kere toekomst vol strijd en arbeid staat
mij te wachten. Hoe zou ik het dolzin
nige waagstuk durven ondernemen, in
dit leven eene vrouw te doen deelen,
eene vrouw Luigia die ik aan haren
rechtmatigen eigenaar zou moeten ont
voeren? Ik spreek er niet van, dat ik
zijne gastvrijheid heb genotendat hij mij
als den schandelijken diet van zijne kost
baarste bezitting zou vervloeken. Maar
zou ik u aan hem moeten ontstelen op
dit oogenbliknu ik geenen heiliger
plicht heb, dan die mij aan het sterfbed
mijner moeder roept? Zoudt gij mij zelve
niet moeten verachtenLuigiaals ik doof
bleet voor deze stem en slechts luisterde
naar mijnen hartstochtdie mij hier zulk
eene zaligheid voorspiegelt?"
Zij had reeds lang opgehouden met
I snikken en stil geluisterd naar zijne zachte
I dringende woorden. Nu knikte zij eens
klaps, volkomen kalm.
J „Gij hebt gelijk", zeide zij, „gij moet
I naar uwe moeder. Maar zij is eene oude
j vrouw cn heeft reeds haar deelgenoten
I van het gelukterwijl ik neen, zij kan
m o I zoo zelfzuchtig niet zijn, u aan mij te
tegen hare vochtige wang drukte. Zoo j willen ontrooven. Als zij weer gezond
hield hij haar als een hopeloos kind
omklemd en fluisterde haar zachtjes in
het oor:
„Geen enkel woord van alleswat gij
in mijn hart hebt gelezen, is onwaar.
Nooit te voren heb ik eene vrouw be
mind nog nooit heb ik er naar verlangd
er eene te bezitten zooals u. En
toch moet ik u verlaten, toch bestaat
ergeene hoop, clat iku weerzie. Als mijne
moeder werkelijk zoo hopeloos ziek is
als de brief mij doet vree/en heeft mijne
zuster niemand tot steun, dan mij. Zij
hebben beiden van een klein ambtenaars-
wordt, waartoe heeft zij u dan noodig?
Zij heeft immers nog eene dochter? En
sterft zij welnu dan keert gij weer tot j
mij terugen dan, dan dan
„Wat dan, Luigia?"
..Dan blijft ge bij mij cn wij zullen
gelukkig zijn. Hij heeft u noodig, hij j
voedt geenen argwaan tegen u en ik j
zweer u, Everardou alleen zal ik toe- i
„Luigia" fluisterde hijdiep ontroerd,
„de helft van mijn leven gaf ik er voor,
als ik de andere met u kon deelen.
Maar wij kunnen het noodlot niet dwin
gen. Ik moet weg, nü nog, en ik zou
uwe liefde niet waard zijn, indien ik u
vleide met valsche hoop. Nooit zal ik
daar, ver van u, gelukkig worden.Dag
en nacht zal ik peinzen op middelen om
uw lot te verlichten. Maar ons geluk op
misdaad en lichtzinnigheid bouwen ik
kan het niet. Luigiaarme lieveling kom
tot u zelve! Gij zijt nog zoo jong: óór gij
het denkt, wordt ge wellicht uit uwen
kerker bevrijd, en de wereld ligt vooru
open. Beloof mij
Met geweld richtte zij zich op, terwijl
zij de armen die haar wilden weerhou
den met beide handen terug stiet. Eens
klaps hadden hare trekken eene andere
uitdrukking gekregenzij scheen wel
tien jaar ouder, en alle bloed was uit
haar gelaat geweken.
„Lafaard!'' klonk het met heesche,
nauw hoorbare stem uit bare mond.
„Ga dan ga danZijt gij daar nog
Voelt gij dan niet, dat uwe tegenwoordig-
I digheid mij onverdraaglijk is? -Genoeg
Neenzoo dolzinnig cn dwaas ben ik
niet, om toornig op u te worden. Kunt
gij het helpen, dat gij zijt, die gij zijt?
Ik heb medelijden met u Gij hadt zoo
gelukkig kunnen zijn - ik zou u zaliger
gemaakt hebben, dan de uitverkorenen
in het paradijs maar gijgij wildet
liever wijs dan gelukkig zijn gaGij
hebt gelijk. Wij zouden elkaar slechts
tot eene kwelling geweest zijnen elkaar
nooit hebben verstaan. Vaarwel! Hier
behoor en. Of wanneer gij het verkiest, I hebt gij uw boek. Eene herinnering aan
vlucht ik met u. Ziet gij daar heel in u zou mij slechts pijnigen. God zal mij
de verte aan den horizon die blinkende I genadig zijn cn mij deze ure doen ver
streep Dat is d zee. Tot zoover komen getcn."
-ij gemakkelijkcn van daarWordt vervolgd.