No. 93. Woensdag 21 November 1888. 11e Jaargang. Dit blad verschijnt lederen Woensdag en Zaterdag. De prijs per halfjaar f 0 50, franco per post f 0,90, waarover per halfjaarlijksche kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommerszijn h 1 cent verkrijgbaar. ADVERTENTIES voor Dinsdag- üienataanvragen worden^eplaatsttegen 5 cent en Vrijdagmiddag 12 uur te bezorgen bij den! ea Advertentïën tegen 6 cent per regel uitgever J. A, ROSS, Goes. -Afbeeia. na.rpj.«t,i«imt.. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der- Oplaag 1500 Exemplaren. lzeIfie 1"r^tfa «rit de prijs slecht* twee- I maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen. Advertentiëu, als: Geboorte-, Huwelijks-, Yerjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cent. NEDERLAND. Het is thans zeker dat het koninklijk gezin dezen winter op het paleis Het Loo zal blijven vertoeven. De gezondheidstoestand van Z. M. den koning blijft voortdurend gunstig. Goes. Maandagmiddag werd het stoffelijk overschot van Dr. S. Piccardt, volgens diens uitdrukkelijk ver zoek, hier ter stede aan den schoot der aarde toe vertrouwd. Behalve een schoonzoon en een neef bewezen de ambtgenooten van Dr. Piccardt, Ds. Huet en Ds. Griethuizen, en verder eenige vrienden den overle dene de laatste eer. Maar daarenboven had eene groote schare van belangstellenden zich rondom de geopende groeve geplaatst. Nadat de lijkkist, die met drie kransen bedekt was, neergelaten wasnam Ds. Huet het woord. In eene schoone rede wees by er op, hoe vaak ook Dr. Pic cardt op dezelfde plaats had gestaan, om woorden van troost te spreken tot hendie achterbleven aan de groeve, die bet overschot, van wat hun dierbaar wasbevatte. Daarna schetste hij den overledene als mensch, als vriend, als redenaar en schrijver, maar vooral als evangeliedienaar. Spreker herinnerde er aandat Dr. Piccardt 38 jaar het predikambt hier ter stede vervulde, dat hij het zeldzame voorrecht genoten had, zjjn 40jarige evangeliebediening te herdenken. Zijn lijden en strijden in die betrekkingWerd niet onop gemerkt gelaten. Ten slotte wees Ds. Huet er op, dat, waar hier het stoffelijk overschot van den overledene wordt be graven, de geest blijft voortleven, en dat het zelfs niet onwaarschijnlijk was, dat zijn geest op dit oogen- blik bij deze plechtigheid tegenwoordig was. Ds. Huet sloot zyne uitvoerige rede met gebed en de uitnoodiging tot bet zingen van Gez. 189:6, waaraan door de aanwezigen werd voldaan. Dhr. A. J. Winterschoonzoon van den overledene, dankte de aanwezigen voor de eeraan zgn schoon vader bewezen. Tot veldwachter te 's Gravenpolder is benoemd A. de Kraker, thans bewaarder in het huis van arrest te Goes. Onder het opschrift ,,een boevenherherg" schrijft men uit Rotterdam aan de Avondpost: Op de Hoogstraat alhier is sinds eenige dagen een inrichting geopend, welke herinnert aan de bekende Taverne du Bagne, die een paar jaren geleden door den voormaligen commuuekolonel Lisbonne op den boulevard Clicby te Parijs gehouden werd. Op zeer kleine schaal heeft de ondernemer te Rot terdam (een Franschman) het bedoelde etablissement nagebootst. Hij huurde daartoe een leeg staand win kelhuis, spijkerde de ramen met ruw houten planken dicht en bracht daarboven eenige nagebootste tralies aanzoodat het geheel een gevangenisachtig voorko men verkregen heeft. Degeendie het durft te ondernemen binnen te FEUILLETON. 24) r VILLA FALGDNIERI. Novelle van Paul H ey s e. Het speet hem zelf, zeide hijdat hij zoo haastig moest vertrekken, maar het kon geen uitstel lijden. Zijne zuster schreef hem, dat zijne moeder zwaar ziek was ge worden en hij zou dag en nacht moeten doorreizen, wilde hij zichzelven niets te verwijten hebben, ja, wellicht kwam hij reeds te laat. Zij beloofde, dat zij zelve naar Frascati zou gaan, om een rijtuig te halen. Er waren er altijd wel te krijgenmaar men moest natuurlijk ook voor den terugrit betalen. Eberhard knikte slechts en gaf haar door een handgebaar te kennen, dat zij zich moest haasten. Toen zij het vertrek reeds had verlaten, riep hij haar nog achterna, waar hij de gravin kon vinden. „Zij is al een uur geleden naar den tuin der villa Tusculana gegaan. Madre mia, wat zal zij er wel van zeggen!" Eberhard greep zijne reistasch en het handschrift en verliet het vertrek. Toen hij bij den graaf binnentradvond hij dezen alleen. Hij zat met eene flesch Marsala voor zich, en vulde het kleine vertrek met de rookwolken uit zijne Turksche pijp. „Nu riep hij zijnen gast tegemoet. „Al gelezen Wat dunkt u van dit exor dium van mijn bellum na vale?" Toen Eberhard de papieren op cle tafel legde en hem den brief overreikte, die het hem onmogelijk maakte nog vorder critiek te oefenen', fronste de oude man eerst, toornig zijne wenkbrauwen. Hij scheen het bericht niet te vertrouwen en vermoedde, dat het slechts een uit- vluchtje was. Doch toen hij daarna het sombere gelaat van den jongen man bespeurde en voelde hoe de hand trilde, die hem tot afscheid gereikt werd, keek hij ietwat vriendelijkeren op eenen toon, waarin werkelijk eenig deelnemen klonk zeide hij: „Ga met God, mijn waardeen moogt gij het thuis beter vindendan gij vreest. Het valt mij wel zwaaru weer te moe ten afstaan. Ik geloof, dat wij goed bij elkaar kwamen. Maar wie kan weten waarvoor het goed isWie lang leeft, leert zich over niets beklagen, dan over datgene, wat hij aan zichzelven te wijten heeft. Óver alles kan men zich heen- zetten, behalve over het verlies zijner eer. Vaarwelen laat nog eens iets van u hooren. Misschien komt gij over eeni- gen tijd weer eens terugdan maakt gij het u hier wat gemakkelijkeren wij zien samen de drukproeven na." Hij trok zijnen gast naar zich toe en raakte met zijnen grijzen baard de bleeke wang van den jongen man aan. „Addio!" zeide hij. „Denk zoo soms nog eens aan den invalide van Lissa, wiens pad niet over rozen gaat." Ook dit was dus achter den rug. Doch nu kwam nog het laatste en moeilijkste. De zon was laag ter kimme gedaald toen Eberhard het voorplein over ging en den weg tusschen de kastanjeboomen insloeg. Hij kwam den cypressenvijvcr voorbij. Tusschen de zwarte, wuivende toppen en de hooge kruinen der pijn- boomen speelde een droefgeestig rood licht, dat onder elke andere omstandig heid zijn schitdêrsoog zou geboeid heb ben. Doch hij hield zijne oogen voort durend strak op den grond gevestigd, en zijne eenige gedachte was slechts hoo hij niet van den naasten weg naar de Tusculana zou afdwalen. Zijn voor hoofd gloeide en hij haalde diep adem. Toen hij door het half geopende hek der „toovergaarde" trad en zijnen blik snel over de kleine, bloeiende ruimte liet zwerven, bespeurde hij geen levend wezen.j Nog even hoopte hij, dat zij niet meer hier zou zijn, dat hij haar niet meer in de oogen zou behoeven te staren en dat hij .schriftelijk afscheid van haar zou kunnen neinenomdat de tijd hem drong. Doch eensklaps stond zij op van een marmeren kapiteel achter den groo- ten struikdie vol witte bloesems prijkte. Zij had daar gezeten en kwam hem nu langzaam tegemoet. „Gij komt laat"zeide zij met hare diepe, zachte stem, en hief, schalks dreigendharen vinger op. „Gij hebt blijkbaar andere mooiere plekjes gevon den, die gij liever wilt schetsendan dit stille oord, waarover gij eerst zoo ver rukt waart. Zijt gij zoo veranderlijk in uwe liefde?" „Ik wist niet, dat gij op mij wachttet, gravineerst van Rosa hoorde ik het. Nu ben ik blij, dat ik u vind ik moet over ernstige dingen met u spreken." „Laat ze zoo ernstig zijn als het kan antwoordde zij lachend, „maar eerst wil ik u zeggen, dat ik volstrekt niet meer gravin door u genoemd wil worden. Ik ben uwe vriendin en uwe leerlinge. Als wij alleen zijn, moet gij mij Luigia noe men zooals mijn vader mij noemde. Wilt gij dat?" „Nu dan Luigia Hij hield op. Eerst toen hij zag, hoe haar schoonopgewekt gelaat eene ang stige uitdrukking aannam greep hij moed en zeide haar, waarom hij gekomen was. Daarbij haalde hij den brief uit zijnen zaken vroeg haar of hij dien zou voorle zen. Doch tot zijne verbazing klaarde haar

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1888 | | pagina 1