No. 89. Woensdag 7 November 1888. 11e Jaargang. Dit blad verschijnt lederen Woensdag en Zaterdag De prijs per halfjaar f 0 50, franco per post f 0,90, waarover per halfjaarlijksche kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke noinmerszijn a 1 cent verkrijgbaar. ADVERTENTIEN voor Dinsdag- I Dienstaanvragen wordengeplaatst tegen5 cent en Vrijdagmiddag 12nur te bezorgen bij den en Advertentiën tegen 6 cent per regel nitarever J. A. ROSS, Goes, Groote Letters en Afbeeld, naarplaatsrnirate. Hij directe opgaaf van driemaal plaatsing der- OplüQP 1500 Exemblnrpn ze^e advertentie wordt de prijs slechts twee- r i maal berekend, nitgezonderd DienstaanvrageD. Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberieliten en da daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig ceilt. W EDERLA Jf D. Zaterdagavond bevatte de Staatscourant omtrent den toestand van den Koning het volgende bericht: De toestand van Zijne Majesteit is in de iaat-te vier-en-tvvintig uren aanmerkelijk verbeterd. De Koninpr bracht een vrij goeden nacht door: terwijl het IIoogst-Denzelven gemakkelijker viel vol doende voeding tot zich te nemen. Volgens een bericht nit Apeldoorn aan het Utr. D. bleef dr. Vlaanderen bijna steeds bij Z. M. De toe stand was niet ongunstiger, doch bleef oogenschijn- lijk ernstig. Zondag was de toestand dezelfde. Maandag seinde men uit 's Gravenhage. „Aangezien de keelaandoening, waaraan Z. M. lijdende is geweest,gelukkig als geweken kan worden beschouwd, worden er geen verdere berichten hier verwacht." Wat te denken van deze berichten, als wij in de „Avondpost" omtrent 's Konings toestand het vol gende lezen? „Uit de meest vertrouwbare bron vernemen wij dat, al luiden de latere berichten iets gunstiger, nochtans in officieele kringen de ziektetoestand van Z. M. den Koning hoog ernstig wordt ingezien en zeer weinig hoop wordt gekoesterd op een voor het Nederlaudsche volk bevredigende afloop. Br schijnen bij sommigen redenen te zijn om de treurige waarheid zooveel mogelijk te verbergen. Wij voor ons echter meenendat het beter is de natie op den zwareu slag, die te vreezen staat, voortebe- reiden al zouden ook wij hartelijk wenschen dat wijzonder aan de waarheid tekort te doengunsti ger berichten konden geven. Wij kunnen thans alleen verzekerendat wij bij onze mededeelingeu geenszins lichtvaardig op onbe trouwbare inlichtingen afgaan." Hoezeer wij ook hopen dat de toekomst de ver wachting in dit bericht uitgesproken moge beschamen, kunnen wij ons toch niet ontveinzen, dat de daarin nitgesproken meening voor een deel de indruk heeft nitgewischt, die gunstiger berichten gemaakt hadden. per- door Te Wagenitigen zijn in de vorige week zes soneu van het gezin van prof. dr. A. Mayer een hevige ongesteldheid aangetast. De oorzaak vond hij in het roggebrood hij onderzoek bleek het een groote hoeveelheid bolderikzaadschillen te bevatten. Na van den bakker een monster rogge bekomen te hebben, vond hij in ruim 1 ons vau die rogge 41 bolderikkorrels, wegende 0,5 gram, een hoeveelheid groot genoeg om de genoemde verschijnselen van ver giftiging te verklaren. In het belang der openbare gezondheid heeft prof. Mayer van dit feit mededeeling Men schrijft uit Winschoten: Sedert eenigeu tijd vertoefde alhier een Duitsch handelsreiziger, zich noemende W., die voorgaf di recteur en tevens aandeelhouder te zijn van eeue aanzienlijke fabriek de Liibeck. Deze knoopte relatiën aan met zekeren koopman, in het bezit van twee 21) FEUILLETON. VILLA FALCONIERI, No veile van Paul Hey s e. „Terwijl gij naarMonte Porzio wandelt", zeide zij lachend„zal, ik eens in mijn boek nalezen, wie toch wel die oude Marcus Porcius geweest is, naar wien het stadje heet." „Hemelsche goedheid!" riep de graal, „gij zult van mijne vrouw nog eene ge leerde maken, Dottore! Nu, gij weet het gelukkig: la donna mobile!'' Hij lachte metzijn onaangenaam, lachje en stapte toen naar zijn rustbed. Zijn gelaat gloeide van den koppigen wijn, dien hij gewoon was onder het ctc"n ijverig toe te spreken. Deze lach klonk Eberhard op zijne wandeling steeds in de oorenzoodat alle genot in het schoone dat zich aan hem vertoonde, voor hem verloren ging. Daarbij kwam nog, dat de hemel door eenen somberengrijsgelen nevel aan zijn oog onttrokken werd en een hevige wind hem op den straatweg in het gelaat gierde, waarbij het stof omhoog dwarreldezoodat hij elk ©Ogen blik met dichtgeknepen oogen moest blijven staan om den storm over zich heen te laten gaan. Toen hij eindelijk op den top van den heuvel het kleine stadje bereikt hadwoei hem ook hier uit alle straten het stof en het vuil tegemoeten de Sabijnsche bergen in de verte waren in zulk eenen dichten nevel gehuld, dat hij er aan wanhoopte, iets van het vergezicht te kunnen genieten, en blij was, dat hij in een vrij smerig koffiehuis een hoekje vond, waar hij voor den wind beveiligd was en een plaatsje, waar hij zijne oogen, die hem pijn deden, met water kon betten. Lang hield hij het echter in die vunzige laoeg- lucht niet uit, vooral daar de hemel al donkerder en donkerder werd en een onweer oorzaak zou kunnen zijn, dat hij hier moest vernachten. En zoo ver liet hij het smerige stadje zonder het behoorlijk bekeken te hebbenen sloeg met groote, haastige schreden den weg naar Frascatie weer in. Doch er daalde geen enkele regen droppel uit de dicht opeengepakte wol ken neer. Toen hij tegen zonsondergang het stadje weer bereikte, was de storm reeds gaan liggen. Hij was van den goe den weg naar de villa afgedwaald, en kwam op het kerkplein terecht, waar het nu in de avondkoelte heerlijk stil was en de menschen voor- hunne huizen zaten te keuvelen. Onwillekeurig trad hij de kerk binnen, welker portaal nog openstond. Eene duistere schemering heersclue in het gebouw. Slechts van een Maria-altaar blonk het levensgroote, gansch en al in witte zijde gekleecle beeld der Moedermaagd*, met den Bam bino, eveneens in feestgewaad, op den linkerarm. Het beeld prijkte te midden van eenen overvloed der heerlijkste rozen, want de Meimaand is in het bijzonder aan de Madonna gewijd. Bij al deze pracht zaten slechts een paar vrouwende avond mis was reeds voorbij. Eberhard zette zich op eenen der matten stoelen neer en rustte uit onder den dubbelen invloed van zijne snelle wandeling en van den strijd in zijn binnenste. Daar ontwaarde hij eensklaps, toen zijne oogen wat ge wend waren aan het duister, naast eenen biechtstoel eene knielende gestalte, in een licht kleed, wier hoofd en schouders met eenen zwarten sluier waren onhuld. Zij scheen in gebed verzonken te wach ten, tot in den biechtstoel de beurt aan i haar zou komen, Nu stond de vroüw, die er lang vertoefd had, op, de oude geestelijke niet de oom van Beppino, maar een kleine, magere grijsaard met een eerwaardig en tegelijk droefgeestig gelaat sloeg het klepje ter linkerzijde toe en deed dat aan zijnen rechterkant openwaar reeds eene tweede zondares op hem wachtte. De slanke knielende vrouw stond op en nam de zooeven vrij geworden plaats naast den biechtstoel in. Weer wachtte zij geduldig, totdat het houten deurtje voor haar traliewerk ge opend werd en de oude zieleherder het oor naar hare biecht neigde. „Welke zonden heeft zij wel te belij den?" zeide de Duitscher bij zichzelven. „Te belijden aan dien goedigen ouden man, die bezwaarlijk ooit in eigen ge moed iets bespeurd kan hebben van de angsten van een fier, jong hart, dat wanhoopt aan het geluk? Kan deze man haar troost bieden, haar die vrouw, die smachtend uit haren kerker in de wijde wereld staart en de leegte in haar gemoed niet door eenige ave's zal kun nen vullen Hij wendde zijn oog niet af van den biechtstoel. Het was iets zonderlings, te zien hoe de kleine geestelijke met zijne magere vingers een snuifje nam uit een houten doosje en terwijl hij met zijn biechtkind fluisterde, de hand zacht wuivend heen en weer bewoog, doch toen even ophield en langzaam de tabak in zijnen neus stopte. Maar hij keek zóó ernstig voor zich en schudde zijn klein grijs hoofd zóó bekommerddat het wereldsche intermezzo hem niets van zijne eerwaardigheid deed verliezen. Even daarna maakte hij boven het hoofd der biechteling© het teeken des kruiseszij stond snel op, greep de violette sjerp, die den ouden man over de knieën hing drukte cr de lippen op en knielde nog

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1888 | | pagina 1