Woensdag 31 October 1888. 11e Jaargang. l)it blad verschijnt lederen Woensdag en ADVERTENTIES voor Dinsdag- Zaterdag. en Vrijdagmiddag 12 nur te bezorgen bij den De prijs per halfjaar f 0 50, franco per post f 0,90, uitgever J. A. ROSS, GOCS. waarover per halfjaarlijksche kwitantie p-* Afzonderlijke nommé» afcc'nt verkrijgbaar. Oplaag 1500 Exemplaren. Oienstaanvragen wordeügeplaatsttegenö cent en Advertentiën tegen 6 cent per regel Groote Letters en Afbeeld, naarplaatsruimte. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen. Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cents. NEDERLAND. Men schrijft uit Vlissingen: Den bezoekers van de oefeningen van het Leger des Heils wachtte Zondag eone groote afwisseling. Majoor H. O. Hodder nit Amsterdam de eerste in rang bij bet leger in NederlandZaterdagavond alhier aangekomen met zijn adjudant Sehoch leidde Zondag de bijeenkomsten. Des morgens te 7 uren was bet lokaal in de Gra venstraat stampvol en men besloot, teneinde aan meer publiek toegang te kunnen verschaffenvoor de volgende oefeningen de zaal van den heer Kuij- persGroote Marktaf te huren en tegen een entree van f 0.10 toegankelijk te stellen. Beide keeren was de zaal weder goed bezet: de majoorEngelscbman van geboortehield eene toe spraak in zijn moedertaaldie door den adjudant bij korte gedeelten in bet Nederlandseh werd over gezet. De oefeningen van Zondag en heden (Maandag) avond zullen nog door den majoor worden geleid. Dinsdagmorgen wordt generaal Booth uit Londen in Nederland verwacht om dien dag bet onlangs in Utrecht aangekochte gebouw officieel te openen. Volgens de laatst uitgegeven Heilssoldaat traden een twintigtal personen waaronder 2 militairen tot het leger toe. Een buitenkansje voor militairen. De minister van oorlog heeft een koninklijk besluit uitgelokt, waarbij bepaald is, dat eenige burgerlijke rijksbetrekkingen voortaan uitsluitend voor militairen zijn bestemd, tenzij er onder ben geen geschikte solli citanten gevonden wordenin welk geval andere per sonen, doch bij voorkeur gewezen onderofficieren, in deze betrekkingen kunnen worden geplaatst. Hiertoe behooren: kamerbewaarder, bode, vaste knecht en portier bij het departement vau oorlog, boekhouder, schrijver, opzichter voor algemeenen dienst, magazijns- knechtbediende en portier bij de artillerie-inrichting te Delft, adsistent-magazijnmeester, boekhouder en opzichter der modelkamer bij 's rijks centraio maga zijnen van militaire kleeding en uitrusting te Amster dam Delft en Woerden. Zaterdagavond had tusscben Maldeghem en douanen- kantoor Stroobrngge een treurig ongeval plaats. Een persoon die met de tram reisdesprong er af met bet ongelukkig gevolg, dat 's mans beide beeneu ver pletterd werden en hij tengevolge daarvan overleed. De man laat een vrij talrijk huisgezin na. Hoe dikwijls zullen dergelijke berichten nog ge plaatst moeten worden, eer men inziet boe gevaar lijk het is, om van een in gang zijnd rijtuig afte- springen. Bij het omploegen van een stuk bouwland te Drie wegen is een oude gouden munt te voorschijn geko men. Bij onderzoek bleek bet een zoogenaamde Pbilipsgulden te zijn naar den heilige, die erop is FEUILLETON. 19) VILLA FALCONIERI. Novelle van Paul Heysc De graaf zat aan de tafel, terwijl hij eene krant las. Don Gaetano liep, terwijl hij een glaasje vermouth sierlijk tusschen de vingers hield en er van tijd tot tijd een teugje uit slurpte, bij de tafel heen en weeren beantwoordde de heftige opmerkingenwaarmede de gastheer bijwijlen zijne lectuur van de politiek vergezeld deed gaan, met onbeteekenende gezegden. Bij het venster, waardoor nog eene laatste flauwe schemering vielzat de jonge geestelijke in zijn brevier te lezen. Na eiken regel dwaalde zijn blik onrustig af naar de donkere schaduwen der steeneiken. Hij sprong op, toen de gravin met haren gast binnentrad. Zijne wangen leken nu nog valer en terwijl hij den Duitscher van het hoofd tot de voeten opnam, krulden zijne lippen zich tot een gebaar, da.t het midden hield tusschen woede en spot. De pastoor was de gra vin genaderd en had hare hand willen grijpen, om die te kussen; doch zij ont week hem. Ook de graat had zich, op zijne beide armen steunendeietwat in zijnen leuningstoel opgericht. „Gij komt laat", riep hij met kwalijk verborgen wrevel. „Maar wij kennen ze die hceren Duitschers Als zij een voor werp voor hunne geleerde nasporingen vindendenken zij niet aan eten en drinken. Welwat zegt gij van ons Tusculum Dotlore? Hebt gij het huis ontdekt, dat Telegonus, de zoon van Odysseus en Circe, bewoond heeft, of de plaatswaar de wieg van den ouden Cato heeft gestaan?" Eberhard wilde deze vraag met een schertsend gezegde beantwoorden doch de graat riep Bernardo toe, dat hij nu eindelijk de minestra moest opdragen en zwijgend nam het kleine gezelschap plaats. De gravin zat naast haren man die van tijd tot tijd iets van eenen scho tel die rondgediend werdop haar bord legde. Doch zij at bijna niets en dronk slechts een klein glas zwaren witten wijn. De pastoor, die naast haar zat,liet zich het eten wel smakenzijn neef at groote stukken brood bij zijne zeer matige por ties vleesch en groenteen dronk veel glazen rooden Velletri, sterk met water aangelengd. Hij sloeg bijna geenen enke len keer de oogen op, behalve wanneer de graaf rechtstreeks hem aansprak. Eber hard vestigde niet zonder belangstelling zijnen blik op hem. Scherp verstand, vuur en vermetelheid keken hem uit de zwarte oogenen hoewel een eenigszins ruwe trek zijnen mond ontsierdekon men toch niet loochenen, dat deze Romeinsche kóp aan vele dier marmeren busten deed denkenwaarin de trekken der zonen van imperatoren ons bewaard zijn gebleven. Alleen de gravin scheen volstrekt niet op hem te letten. Doch het scheen trou wens, of geen enkel woord van alles, wat er aan tafel gesproken werdtot haar doordrong. Stil en in zichzelve ge keerd zat zij daar. De oude graaf had het gesprek op de Italiaansche geschied schrijvers gebracht, die hij allen zeer juist wist te karakteriseeren. Don Gaetano be kende gulwegdat hij van die oude heeren nooit eenen regel had gelezen: het waren toch allen maar goddelooze kettershet eerste geschiedverhaal van den nieuwcren tijd dat hij van plan was te lozen zou de biographic van den held van Lissa zijn. Neef Beppino gaf door korte opmerkingen blijk, dat hij ook wel degelijk op dit gebied thuis was. Toen men den Duitschen gast vroegaan wien hij als den grootsten kunstenaar onder al deze beroemde historici de eerepalm zou toekennen, antwoordde hij met een bescheiden glimlachje, dat hij dit niet zou durven beoordeelen omdat hij van de meesten nog zoo goed als niets ge lezen had. Toch verwonderde het hem, dat één naam niet met grooteren eerbied werd genoemd: namelijk die vanGesare Balbo den schijver van den Sommario die kunstig als een ciseleur het gansche reusachtige verloop der geheele Italiaan- sche geschiedenis in één enkel boekdeel had saamgedrongenzonder de bekoring eener subjectieve opvatting, eener tref fende zedelijke en politieke waardeering der karakters en gebeurtenissen er bij in te boeten. „Wien hebt gij daar genoemd vroeg de gravin. Hij noemde den titel van het boek nog eens. „Ik heb het altijd bij mijzeide hij. „Menigen avond heb ik er uitstekend gezelschap aan gehad, wanneer ik inde eene of andere herberg alleen zat. Als gij het wilt lezen, gravin. „Gaarne'5, antwoordde zij. Doch de graaf riep lachend: „Zij leest er geene twee bladzijden in Dottore- waarom wedt gij Het is geen roman, Gigia, en geen modejour naal. Maar. ik moet zeggen, Dottore, dat ik uwe bewondering ten volle deel, behalve wat de beschrijving van den laat- sten tijd betreftdien hij zelf beleefd heeft. Daar spreekt de partijman wat al te kras uiten de geschiedschrijver vergeetwat hij aan de onpartijdige waarheid ver schuldigd is. Ik zal het u bewijzenwan neer wij in mijn boek de hoofdstukken eens vergelijken, die dezelfde gebeurte-

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1888 | | pagina 1