No, 74. Zaterdag 15 September 1888. 11e Jaargang. Dit Wad verschijnt ipderen. Woensdag en I ADVERTENTIEN voor Dinsdag- I Dienataanvragen wordengeplaatfit tegen 5 cent Zaterdag. en Vrijdagmiddag 12 nur te bezorgen bij den Advertentiën tegen 6 cent per regel De prijo per halfjaar f 0 50, franco per post f 0,90,; nito-pvflr J. A. ROSS 1 Sroote Letters en Afbeeld, naar plaatsruimte. waarover per halfjaarlijksche kwitantie I KI Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der- wordt beschikt. fihlnncr 1Rf)f) Fvoniblnypyi zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee- Afzonderlijke nommers zijn a 1 cent verkrijgbaar. UylUUg /OUU LXomylUrorl. (maal berekend, uitgezonderd Dienstaan vragen. Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan aebt regels beslaande, voor den prijs van v ij ft i y cents. POLITIE. GEVONDEN VOORWERPEN: 13 verschillende Sleutels, 1 Kindermandje, 1 Brillcnhuis, 1 Vork, 1 nikkel Broche, 1 witte Slaapmuts, 1 gouden Broche, 1 Prentenboek, 1 wit Kinderschortje, 4 verschillende Hand schoenen, 2 Rozenkransen, 1 Meelzakje en Doek, 2 verschil lende Portemonnaies, waarvan éen met geld, 3 verschillende Knipmessen, 1 storrel witte Sajet, 1 zilveren Broche, 1 witte Kinderzijzak, 1 paar blauwe Kousen, 1 blauwe Meisjeszak, 1 Armband met roode steentjes, 1 gouden bovenstuk van een dito Halsslot, 2 diverse Broches, 6 doozen Poeder, 1 zwarte kamgaren Jas, 1 koralen Armband, 1 Parapluie. F O O 1 E W. Evenals er kwalen zijn, die het lichaam in die mate hebben aangetast, dat zij niet dan na eene hoogst gevaarlijke operatie kunnen verwijderd wor den, zoo zijn er ook gebreken, zoo diep in de maat schappij ingeworteld, dat men de groote omkeering vreest, die aan hunne wegneming zou gepaard gaan. Gebreken ontstaan in den regel ook niet plotseling: zij groeien als onafscheidelijke bestanddeelenin en met de maatschappij, waarin zij voorkomen, zij schijnen eer een' gezonden dan een' ziekelijken toe stand te bevorderen, in elk geval, zij trachten den indruk te makendat zij zich op de plaats bevinden die zij behooren in te nemen. Werkelijk wordt dan ook menig gebrek over 't hoofd gezien niet alleen, maar beschouwd als een noodzakelijk middel, om de maatschappij in haren normalen toestand te houden. Wat wij bier neerschreven is, meenen wijwel eenigszins van toepassing op het fooienstelsel, zooals dat bij ons bestaat. Het moge waar zijn, dat som migen onzer lezers er geen kwaad in zien, dat en kelen het zelfs zullen verdedigen, maar dan durven wij aannemendat dezulken öf uit eigenbelang han delen, öf dat zij de zaak niet van bet juiste stand punt beschouwen. De laatsten zullen bij beter inzicht tot een ander oordeel komen. De arbeider is zijn loon waard, en daarom moet hij, die arbeid levert, naar evenredigheid daarvan j betaald worden. Het mag hem niet geheel of gedeel telijk onthouden wordenmaar hij mag ook recht streeks noch zijdelings aanspraak maken op meer clan hij weet, dat hem toekomt. Wie diensten bewijst zal daar gewoonlijk de waarde van kennenhy weet, wat hij billijker wijze daarvoor eischen kan en die 1 eisch mag en moet hij doen gelden. Laat hij het aan hemdien hij gediend heeftover, de belooning te I bepalendan ontvangt hij zijn loon in den vorm van eene fooimaar hij speculeert er tevens opdat die grooter is, dan wat hij zou kunnen eischen. De ver- j houding tusschen arbeid en loon is verbroken. In logementen en koffiehuizen is het veelal de ge- woonte den bedienden een fooitje te geven. Deze rekenen er opdaarmee een aardig duitje te ontvan- j gen en weten dan ook allerlei middelen te bedenken om de noodige stuivers en dubbeltjes van de bezoe- kers vast te krijgen. De gasten worden als 't ware 1 verplicht iets aan de bedienden af te staan en doen I zij het niet, dan stellen zij zich dikwijls aan onaan- FEUILLETON. 7) VILLA FALCONIERI. No veile van Paul Hey s e. Zijn linker buurman de dikke pastoor, met zijne kleine, guitige oogjes, wiens gulle lach over eenen gelukkigen slag zooeven het vertrek had doen daveren, wischte zich met eenen blauwen zak doek het zweet van het voorhoofd en riep luide: „Gij brengt mij geluk aangravin 1 Ik heb den graaf al zijne beste kaarten afgetroefden Beppino heeft het ook al afgelegdMaar wicn hebt gij daar op gedoken Zijn vroolijk gelaat betrok eensklaps, want hij vreesde, dat het ongenoodigde late bezoek wat al te spoedig een eind aan het spel zou maken. Ue gastvrouw lette echter niet op zijne woorden, liep naar haren echtgenoot en zeide: „Ik breng eenen gast mee, Carlo dien ik zooeven toevallig op de villa Tusculana ontmoette. Daar hij den weg niet wist en het logement in de stad nu niet bepaald aan te bevelen isdacht het mij liet beste en eenvoudigstedat hij dezen nacht bij ons bleef. De kamer op de tweede verdiepingdie wij voor uwen neef in orde hadden gemaakt, staat leeg. Eerst wilde bij het aanbod niet aannemen, maar eindelijk gaf hij toch toe." Terwijl zij. dit zeide op eenen vasten en nadrukkelijken toon, alsof zij het slechts voor den vorm vroeg en bezwa ren iets ondenkbaars warenhad de vreemdeling tijd 0111 zijnen gastheer,bij wien hij zoo met dc deur in huis was komen vallen, op te nemen. Het was een kleine man met witte haren en eenen grooten neus tusschen dichte nog koolzwarte wenkbrauwenwaaronder een paar grijze oogjes met nog jeugdig vuur flikkerden. Ook zijn dichte knevel was nog niet volkomen grijs gewordenen een zwart sikje sierde zijne krachtige kin, zoodat men het beweeglijkedrok ges- ticuleerende heertje zeker niet veel meer dan zestig jaren zou gegeven hebben. Hij droeg een fluweelen huisjasjeuit welks wijde mouwen twee donkerbruine ruig behaarde handen te voorschijn kwa men. Doch zijne beenen waren in don ker laken gewikkeld, en eene met ijzer beslagen kruk, die tegen zijnen grooten armstoel leundewees er opdat het met zijne onderdanen niet recht pluis was. Onder zijnen eenen arm hield hij eene Turksclie pijp met eenen buitenge woon langen steel, terwijl hij de kaarten neerlei en den gast van onder zijne bor stelige wenkbrauwen met eenen adelaars blik monsterde, tot welk doel hij zich met moeite een weinig van zijnen stoel ophief. „Vergeef mij, graaf, dat ik geenen weerstand kon bieden aan zulk eene vriendelijke uitnoodiging", zeide de jonge Duitscher. „Doch ik heb de gravin reeds beloofd morgen heel vroeg deze gast vrije woning weer te verlaten. Eerst mag ik mijzelven echter wel voorstellen. Mijn naam is Eberhard ik ben maar een simpel doctor in de philosophic, en heb eenen winter te Rome vertoefd om daar archaeologie en kunstgeschiedenis tebe- studeerendaar ik in mijn vaderland eene betrekking aan een museum hoop te verkrijgen. En daar de tijd van mijn verblijf hier in het zuiden nu 'bijna ver- streken is, wilde ik eerst nog eens, eer I ik den terugtocht aanvaardde, in de vlucht uwe verrukkelijke bergen zien. I Gij moet mij daarom mijn reiskostuum ten goede houden, en .ik verzoek uook verder dringend u door mij in niets te laten storen. vooral niet in uw spel." Terwijl hij deze woorden sprak, had hij zijn visitekaartje voor den dag gehaald en het den ouden man overhandigd, die het op eenigen afstand hield enterwijl hij zijne pogen met zijne band beschutte het kleine schrift trachtte te ontcijferen. „Everardo zeide hij na eene korte pooze, gedurende welke de pastoor en de jonge geestelijke geen woord spraken. „Hoe heb ik het, Don Gaetano? Is dat niet de naam van dien grooten Duitschen ge schiedschrijver ge weet wel die eene Romeinsche geschiedenis geschreven heeft, en van wien Don Emilio mij meldde, dat hij eens hier wilde komen om den held van Lissa te bezoeken en zich door hem iets van zijne zeeslagen te laten vertellen?" „Ché, ché!" riep de pastoor, terwijl hij zeer oneerbiedig luidkeels lachte. „Verbeeld u dat maar niet, Don Carlo! Hij heette niet Everardo! Die naam be gon met eene M en klonk even won derlijk als aj de namen dier geleerden van over de bergen. En bedenk dan eens, waarde vriend, bedenk eens, dit is een jonkman en de schrijver dier verbazend mooie Romeinsche historie moet onder het schrijven er van oud en grijs zijn geworden! Dat is maar een grapje van u, Don Carlo! Ché ché!" „Gij hebt gelijk, Don Gaetano," ant woordde de heer des huizes; „doch hoe het ook zijgij zijl welkom in het hol van den invaliden zeeleeuwSignor Dot- tore. Dat is heel verstandig van u Gigiadat gij dien verdwaalden vreem deling bij ons onder dak hebt gebracht. Gij moet mij niet kwalijk nemen, mijn heer, als ik niet opsta, om u behoorlijk eer te. bewijzen. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1888 | | pagina 1