Mo. 46.
Zaterdag 9 Juni 1888.
11* jaargang.
Dit blad verschijnt iederen Woensdag en l ADVERTENT1EN voor Dinsdag-
Zaterdag en Vrijdagmiddag 12 uur te bezorgen bij den
De priji per halfjaar f 0.50, franco per poet f 0,90, nitTVPr J. A. ROSS, GoeS,
waarover per halfjaarlijlccche kwitantie I
wordt beschikt.
Afzouderlijke nommerszijn a 1 cent verkrijgbaar.
Oplaag 1500 Exemplaren.
Oieustaanvragtn wordeugeplaatst tegen 5 cent
en Advertcntièn tegen 6 cent per regel
■rroote Letters en Afbeeld, naar plaatsruimte.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der-
zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee
maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen.
Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cents.
SPAARZAA M HEI!).
't Is een algemeen voorkomend verschijnsel, dat de
menschen in vele opzichten hunne belangen verwaar-
loozen en degenen, die er hen op wijzen, eenvoudig
laten praten. Dit is echter geen reden omwanneer
men overtuigd iseene zaak voor te staandie het
welzijn der menschheid bevordert, zich te laten af
schrikken zoodra een aanvankelijk pogen blijkt
vruchteloos te zijn. 't Moge niet pleizierig zijndik
wijls hetzelfde te hooren en eveumin om dikwijls
hetzelfde te moeten zeggen; maar de aanhouder kan
winnen en 'tis mogelijk, dat de stem, welke lang
die eens roependen in de woestijn is geweest, einde
lijk gehoor vindt. Door die hoop voelen wij ons ge
drongen, om nog eens spaarzaamheid aan te prijzen.
Wij zijn nu zoo zachtjesaan in 't hartje van den
zomer, voor de meesten den besten tijd van 'tjaar.
De werkzaamheden zijn druk aan den gang en, al
willen wij toegevendat de slechte tijden over 't al
gemeen eenige gedruktheid veroorzaken, voor velen,
die werken willenvalt er toch een goed daggeld te
verdienen. Er zijn gezinnen van arbeiders genoeg,
waar wekelijks een aardig sommetje binnenkomtdat
niet alleen ruimschoots in alle behoeften voorziet,
maar waarvan nog wel een gedeelte kan overgelegd
wordenzonder dat men bekrompen hoeft te leven.
Evenwel schijnen die behoeften verbazend toe te ne
men, naarmate de verdiensten grooter worden, ja,
't zou niet moeilijk vallen verscheidene personen aan
te wijzen, die, hoe veel of hoe weinig zij des zater
dagavonds ontvangenaan het einde der volgende
week altijd weêr even arm zijn. Hunne levenswijze
vertoont eene wseldedie in elk opzicht veroordee
ling verdient.
Die weelde doet zich voor onder verschillende vor
men die zich gewoonlijk aan elkander paren. Eens
deels leidt zij tot achteloosheid in 't gebruik van nood
zakelijke dingen als kleeding en huisraad. Het een
noch het ander wordt gebruikt op eene wijze, waar
op iets. dat lang diensten bewijzen moet, behandeld
moet worden. Het wordt verbruikt, zonder dat men
hetwat met weinig moeite kon gebeurenonder
houdt, en daardoor moet er meer aan uitgegeven wor
den, dau noodig was; terwijl men bij betere zorg er
netter en beter meê voor den dag kon komen. Dit is
dus eene weelde, die zelfs geen schijn van genot aan
biedt.
Wat eten en drinken betreft, wordt minder gelet
op de eischen eener goede voeding, dan wel op den
trek om te smullen en de ingeving van het oogen-
bliken het is zoowel af te keureu als de vrouw
het grootste deel van den dag de koffiepot te vuur
heeftals dat de man heel wat geld naar de kroeg
brengt. Behalve dat daardoor noodeloos veel verteerd
wordt, oefent dat voortdurend scheppen van nieuwe
behoeften waaraan slechts tijdeljjk kan voldaan wor
den een hoogst ongnnstigen invloed op den mensch
uit, die vooral aan den dag komt, als er schrale tij
den aanbreken.
En die schrale tijden komen niet onverwacht; want
FEUILLETON.
19)
DE KERKROOF.
Novelle van Alfred Friedmann.
Fanny had nu keukengerei, en nog
eene menigte andere spullen, wier bezit
zij had gewenscht. Daarvoor toonde zij
zich hartelijk dankbaar, en het een en
ander deed haar menige onberekenbaar
heid en wonderlijkheid van haren man
door de vingers zien.
In Wenzel-Frans schenen intusschen
zonderlinge dingen om te gaan.
„Je zoudt nog veel méér mooie spul
len kunnen hebben zeide hij op
zekeren dag tot zijne jonge vrouw.
„Hoe dan vroeg Fanny.
„Hoe dan Snap je dat zelve
niet?"
„Neen!"
„Wel dat is toch anders nogal een
voudig! immers als wij de oude
menschen niet behoefden te onderhou
den!"
Fanny ontstelde.
„Frans", zeide zij „dat je zoo'n
vroolijke ziel niet bent, als ik gedacht
had, dat kan ill verkroppen. Maar dat
je niet goed bent, niet goed kijk,
dat doet me zeer!"
„Niet goed? Ben ik niet goed?
Waarover heb jij je dan te beklagen?
Kom jij tekort? Ben ik je niet in alles
ter wille? Vervul ik niet al je wen-
schen? Maar het is waar, wat ik
zeg: Wij konden het veel beter, veel
aangenamer hebben, als die vier oude
menschen ook maar wat werken wilden
Hij schaamde zich, toen hij Fanny in
het gelaat zag, maar nu was het er
dan toch uit.
Het arme vrouwtje wist waarlijk niet,
wat zij antwoorden moest. Zij stond spra
keloos.
„Arbeidensnikte zij eindelijk„Maar
wat dan? Wat kunnen zij met hunne
stramme handen en bevende vingers nu
nog gaan aanpakken? Of zou je hen
met hun hoofd willen laten werken,
misschien
Wenzel wist het zelf niet. Hij vond
het alleen maar hard, dat zij nu juist,
zij met hun beidenvoortdurend zóóveel
uit hunnen mond moesten besparen, dat
„Dat onze ouders te eten hebben
niet waar? onze ouders, die óns zoo
vele jaren gevoederd hebben als jonge
vogeltjes!''
Fanny schreide stil. Zij waagde niet
het te zeggen, maar zij dacht bij zich-
zelve: Bij een dier, als het denken kon,
zou zulk eene gedachte niet opkomen
Wenzel staakte eindelijk zijn gemok
en begon in de kamer rond te zien. Daar
rees eensklaps de gedachte in hem op,
daar werd het hem eensklaps duidelijk,
dat alleswat hij hier om zich heen zag,
eigenlijk niet zijn eigendom, dat het met
gestolen goed, met kerkegoed gekocht
was. Zelfs Fanny zou hij niet bezitten,
indien
Met eene onweerstaanbare kracht
maakte deze gedachte zich van hem mees
ter. Hij begon luid te schreeuwen, legde
zijne armen op de tafel, zijn hoofd daar
tusschen, en riep:
„O, o, ol Kon ik maar sterven! kon
ik maar sterven! Ik ben zoo ongeluk-
kig, o!"
fanny, het eenmaal zoo vroolijke
blondje, wist niet, wat zij beginnen moest.
Z ij legde ha re h an de n op zij ne schouders
doch hij stiet haat van zich.
Nu echter braken ook hare lang ge
smoorde grieven onbeteugeld los.
„Wat? Sterven wil je? Ongelukkig ben
je? Zoo? En waarom? Ja, waarom?
Omdat je met niets tevreden bent
ten minste niet met eene trouwe, brave
vrouw, met een fatsoenlijk, burgerlijk
thuis en met je dagelijksch brood! Om
dat ik je tot last ben omdat je mij
na zoo korten tijd al niet meer lief-
hebt! Dat heb ik gevoeld tot in
het diepst van mijne ziel, toen je onze
trouwringen in het water wierpdaar
mede heb je je van mij losgerukt! Nu,
komaan verbreek dan nu maar hee-
lemaai den band. Loop je woestelingen
van kameraden na, ga bij hen in de leer,
en laat je maar flink door hunne soci
alistische praatjes het hooid op hol bren
gen! Daar zal je het een boel verder mee
brengen! Socialisten! 'tls wat fraais!
Oproerkraaiers, luiaards en dagdieven!
Jelui hebt allemaal, wat je in billijkheid
noodig hebt maar je hebt nooit ge
noeg! Wat heb ik méér? Maar ik
klaag niet; ik ben tevreden met het
weinige, dat ik eerlijk met mijne handen
verdiend hebAls ik in fluweel en zijde
had willen gaan, vóór ik jou leerde ken
nen, dan had het mij waarlijk aan de
gelegenheid niet ontbroken. Maar
Wenzel sprong op „Eerlijk ver
diend" dat klonk als een verwijt
Maar het was er geen.
Hij knielde voor haar neder en kuste
den zoom van haar kleed.
„Ja je hebt gelijk, Fannerl!
Fannerl je bent een engel!"
Daarbij echter voelde hij voor het eerst
den steek eener nieuwe aandoeningder
ijverzucht Indien zij slechts wilde,
dacht hij, kon zij hem bedriegen. Zij was
den ganschen dag in de stad.
Wor dl vervolg d.