Mo. 27.
Woensdag 4 April 1888. 11e Jaargang.
Dit blad verschijnt tederen Woensdag en
Zaterdag.
De prijs per halfjaar f 0.50, franco per post f 0,90,
waarover per halfjaarlijksche kwitantie
wordt beschikt.
Afzonderlijke nommers zijn 1 cent verkrijgbaar.
ADVERTENTIEN voor Dinsdag
en Vrijdagmiddag 12 nur te bezorgen bij den
uitgever J. A. ROSS, Goes.
Oplaag 1500 Exemplaren.
Dienataanvragen wordengcplaatst tegen 5 cent
en Advertentiën tegen 6 cent per regel
(Iroote Letters en Afbeeld, naarplaatsruimte.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der
zelfde advertentie wordt dc prijs slechtB twee
maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen.
Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cents»
NEDERLAND.
Uit Groningen wordt aan de N. R. Ct. gemeldt:
Het Leger des Heils maakt bier propaganda. Ver
scheidene zondaren en zondaressen (ongeveer ten ge
tale van 50) zijn gered, waaronder, die reeds meer
malen met justitie en politie hebben kennis gemaakt
volgens hunne eigen verklaring.
Toevloed vau nieuwsgierigen is er genoegen aan
de politie wordt soms banden vol werk gegeven.
Nu wij eenmaal dit leger hebben, schijnt er ook op
dit gebied concurrentie te komenalthans wij hebben
ook reeds bet „Sions-leger" en het „Reddings-leger".
Omtrent het verdrinken van eene 22jarige dienst
bode te Valkenburg, die bij bet spoelen van linnen
te water geraakte meldt men aan de N. R. Crt. de
volgende allertreurigste bijzonderheden
Het meisje viel in de Geul terwijl zij een stuk
linnengoed trachtte te grijpen, hetwelk aan hare
handen ontgleden was.
De kindermeidmet baar in denzelfden dienst,
was getuige van het ongeluk en riep om hulp.
Een aantal personen waren intusschen reeds op
de „Brug" in de Hoofdstraat verzamelden daar
zag men de drenkelinge, door de snelle strooming
medegesleeptkomen aandrijven.
Zij had het bewustzijn nog niet geheel verloren
en gaf voldoende teekenen door het opheffen van
hare handen en hoofd dat zij om redding smeekte.
Men bleef echter gevoelloos en liet de met den
dood worstelende gruwzaam aan haar lot over.
Niemand van de op de „Brug" staande personen
stak eene hand tot redding uit.
De drenkelinge dreef onder de „Brug" door eu
immer verder; men beschouwde haren doodstrgd met
kalmte.
Na een tijdsverloop van 15 minuten werd haar
lijk opgehaald. Het lichaam was toen nog warm
en men spoedde zich om een arts te ontbieden. Deze
kwam spoedig, doch alle door hem in het werk ge
stelde pogingen om het leven weder op te wekken
bleken vruchteloos; volgens zijne verklaring was de
dood reeds sedert 8 a 10 minuten ingetreden.
Te Ondeschoot (Fr.) had iemand een geit op de
weekmarkt te Wolvega gekocht en deze in zijn
woonplaats aan een paal gebonden bij het huis van
een logementhouder. De geit geraakte los en ver
dween zonder dat iemand wist, waar ze was gebleven.
Dit geschiedde op den 14en Maart op een erg sneeuw-
achtigen dag. Den 24en Maart kwam zij weder levend
te voorschijn: zoo lang was ze ingesneeuwd geweest.
Zij had dus in 10 dagen geen voedsel gehad en ge
durende dien tijd de koude getrotseerd.
UIT DEN VREEMDE.
In de nadere berichten omtrent de overstroomingen
wordt uit E'lbing onder dagteekening van 29 Maart
gemelddat het water in de laatste 24 uren nog een
voet was gestegen en er in den omtrek reeds meer
dan 80 plaatsen overstroomd waren. In het Haff
1)
FEUILLETON.
DE KERKROOF.
Novella van Alfred Fricdjnann.
Het was in den namiddag van eenen
brandend heeten Zondag in Juli.
De Ringstraat te Weenen geleek een
breeden, blinkenden stroom van licht.
De witte paleizen weerkaatsten verblin
dende stralen in de oogen der enkele
wandelaars, en zonden hun hcete lucht-
golven toe.
De weinige voetgangers wischten zich
het voorhoofd af; sommige droegen den
hoed in de hand en beschutten hun
hoofd met lichtgekleurde zonneschermen.
Aan de jonge boomen was reeds me
nig blad te vroeg verwelkt, de twijgen
bogen zich mat naar den grond alles
smachtte naar schaduw, naar koelte, naar
regen.
Des te gezegender echter rijpten daar
buiten op het veld, ver in Bohemen en
Hongarije, de volle korenaar, de vurige
wijndruif, de gele kolf der maïsden
reeds naderenden dag van den oogst ver
beidende.
„Oeen onweder! wat zou dat heer
lijk zijn!" zuchtte een knap jonkman van
omstreeks vier-en-twintig jaar, die puf
fend van het Schwarzenberg-plein naar
het Stadspark slenterde.
De korte weg van slechts enkele hon
derd schreden leek hem een martelaars
gang.
Thans trad hij het ijzeren hekwerk
van het park binnen.
De helder gele lapade van de kurzaai
in Italiaansche renaissance-stijl wierp hem
het teruggekaatste zonlicht in het aange
zicht, Hij voelde het als een slag.
Voor zijne oogen flikkerde en schemer
de het hij voelde de spieren van zijn
voorhoofd zich samentrekken, en tegelijk
eene hevige hoofdpijn.
„Dat eeuwige werken met de soldeer-
pijp!" zuchtte hij, „mijne oogen kunnen
het licht niet meer verdragenMaar
dit is nu toch ook wel wat licht te vee 1!"
Daar buiten rommelden en ratelden
de tramwagens, die schraal bezet naar
het Prater rolden.
„Dat was ook een inval van mij's na
middags om drie uur naar het Park te
gaan! Slapen, dat ware beter geweest.
Ja, slapen maar dat is voor de rij
ken! Wanneer zal men dan eens uit
gaan eens leven, als het niet op Zon
dag is?De gansche week werken,
negen uren daags en zelfs heden in
den voormiddag nog]Ik wil óók eens
adem halen ik wil óók eens mijn deel
hebben van genot en van zonneschijn 1"
Hij tuurde nog steeds, met den rug
naar het schel verlichte Ivurhaus, langs
de in eenen vuurgloed badende Ring
straat.
„Geen enkel rijtuig!'' mompelde hij,
„zelfs hunne paarden sturen de million-
nairs, de aristocraten, of hoe men al die
groote hanzen noemen wilbij zulk eene
hitte niet naar buiten. Ja, hunne dieren
nemen zij op reis mee, in de wijde, vrije
wereld! Maar wij wij zijn er erger
aan toe, dan een dier!"
Hij keerde zich om en ging verder.
Geheel zonder opzet schuurde hij daarbij
met den schouder langs eenen sterk rie-
kenden, bloeienden jasmijnstruik, en trok
in het voorbijgaan met de linkerhand
eene der witte bloesems af.
„Dat is hier verboden riep terstond
eene stem in zijne nabijheid.
Dc wandelaar bl _ci verbluft staan,toen
hij eensklaps den als uit den grond ge-
vóór zich zag. Hij
de hand aan zijnen
rezen politie-agent
glimlachte en sloeg
hoed.
„Neem mij niet kwalijk! Ik deed het
wezenlijk in verstrooidheid!"
„Zoo nu laat dan voortaan die
verstrooidheden maar thuis!" bromde de
beschermer der openbare ordedie grof
heid tot de attributen van zijn ambt scheen
te rekenen.
De beide mannen wisselden eenen
blik „Onze dag komt! Neem u in
acht!" kon de politie-agent in de oogen
van den jongen goudsmid lezen
„Begin maar eensl Wij zullen u wel
krijgen!" was het antwoord in die van
den ander.
En hierop zette elk zijnen weg weder
voort.
„Dat mocht mij de duivel! Dacht ik
het niet, dat mij vandaag iets onaange
naams zou bejegenen! Ik had er zoo'n
voorgevoel van en dat komt altoos
uit! Daar moet mij nu die klabak
tegen bet lijf loopen! en dat om een
jasmij nbloempje
Hij had overigens de bloem niet laten
vallen, doch snoof als tartend den zoe-
tigen geur er van op.
Plij schreed nu langs de vele ledige
tafels en banken vóór het kurgebouw,
die in het voorjaar en in den herfst zoo
moeilijk te veroveren zijn, doch thans
door de Weeners volslagen verwaarloosd
werden. Geen enkele slenteraar trachtte
hier in den zonnegloed eenen der sla
perige lcellners in zijn far niente te storen.
De oberkellner en de zahlkellner ver
maakten zich samen met het bekijken
van een humoristisch weekblad, welks
geestigheden pikant genoeg schenen te
zijn om van tijd tot tijd den heeren een
schamper glimlachje te kunnen afpersen.
Wordt vervolg d.