19.
Woensdag 7 IVlaart 1888. lle Jaargang.
Dit blad verschijnt iedercn Woensdag en
Zaterdag.
De prijs per halfjaar f 0.50, franco per post f 0,90,
waarover per halfjaarlijksche kwitantie
wordt beschikt.
AfzonJcrlijke nommers zijn a 1 cent verkrijgbaar.
ADVERTENTIEN voor Dinsdag
en Vrijdagmiddag 12 uur te bezorgen bij den
uitgever J. A. ISOSS, Goes.
Oplaag 1500 Exemplaren.
Dieustaanvragen wordengeplaatst tegen 5 cent
en Advertentiën tegeD 6 cent per regel
Groote Letters en Afbeeld, naar plaatsruimte.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing dcr-
zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee
maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen.
Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende
Dankbetuigingenniet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cents.
E I> E U LVV D.
Bij de verkiezing voor een lid vau de Tweede
Kamer alhier werd door 620 van de 688 kiezers gestemd.
Te Goes had Zaterdag eene buitengewone parade
der schutterij plaatswaarbij de nieuwbenoemde officie
ren de heeren H. N. baron Schimmelpenninck van der
Oye en A. S. Fransen van de Putte geïnstalleerd wer
den. De majoor, de beer M. J. Sontendam sprak een
hartelijk woord tot de nieuwbenoemdenhet kader en
de manschappen en beval hen wederkeerig in elkaar's
welwillendheid aan.
Bij die gelegendheid wees de commandant op het
verschijnsel, datzoovelen, onder wie katholiekenge
moedsbezwaren hadden gehad om op 's konings jaar
dag bij de parade tegenwoordig te zijn.
Dat „Patrimonium" het bekende verzoek had gedaan.,
kon bij zich wel verklaren maar dat zoovelen zeiden
gemoedsbezwaren te hebbenkon bij zich niet begrij
pen en het had hem niet aangenaam gestemd. Naar
zijne meening was het niet zulk eene groote zonde
om Zondags, wanneer onze grijze vorst verjaart, eeni-
ge oogenblikken onder de wapenen te komen. (M. Ct.)
Ouder het opschrift „Éen kiezer tegen zijn zin"
schrijft het Hlbd.
Een nieuwe kiezer verscheen dezer dagen met zijn
stembiljet ten stadbuize in hevigen toorn.
,,Ik was Goddank van alles vrij gekomen," zegt
hij, „van dienstplicht, schutterplicht en brandweer
plicht. Maar nn hebben ze me toch weer. Ik ben
kiezer gemaakt."
De man ging bitter te keer. Tevergeefs trachtte
men hem te beduidendat hem een recht te beurt
gevallen washetwelk velen hem benijden.
De nieuwe kiezer kon zich echter in deze opvat
ting van de zaak maar niet vinden en ging veront
waardigd en mopperend heen.
Het voorval is niet verdicht; het had dezer dagen
hier, te Amsterdam, plaats. We willen hopen, dat
het eene uitzondering is. Maar de man had toch
eene juiste opvatting van zijn plicht. Hij dacht
er niet om: „ik ben kiezer, maar behoef toch niets
er om te doen; ik blijf maar weg, als er gestemd
wordt."
Dat juist scheen hij n i e t te willen. Hij scheen
te denken: een kiezer is iemand, die verplicht
is te kiezen en dat is inderdaad nog zoo dom niet.
De wet kent kiesrecht toe om er gebruik van
te laten makeuzij rekent op het plichtgevoel en
welbegrepen eigenbelang der kiezers. Bij hoe velen
doet zij dat terecht?
De Midd. Cour. schrijft:
Ouder de gemeente Zaamslag, op het gehucht het
Zoute Spuiis een jeugdig echtpaar ten gevolge van
godsdienstige dweperij, iu een toestand van krank
zinnigheid gekomen, die bewaking door de politie
noodzakelijk maakt.
Dat er werkelijk gevaar aanwezig was, blijkt uit
bet feit, dat de man zich verbeeldde Abraham te
zijn, en in navolging van den aartsvader zijn kindje
ruim een jaar oudwilde offeren.
FEUILLETON.
49)
ANNELE.
Novelle van E. V e ly.
Ook Klaus, Vincenz en Kaspar ont
breken niet.
De breede huisdeur staat trots de win
terkoude wagewijd open, en de poort,
waardoor men op de boerderij komt,
eveneenszóó kan men de slede al dade
lijk zien aalnkomen.
In de beide, groote vertrekkendie met
den beganen grond gelijk zijn is het bo
venmatig warm, zooals het in eene goede
boerenwoning wezen moet, waar men kan
laten zien, dat het er niet op een blokje
meer of minder aankomt. De stilleeen
voudige Babett, die hier vroeger bedrij
vig heen en weer liep, wordt door nie
mand gemist. Al die steedsche meubelen
sofa's, dikbekleede gemakkelijke lage
stoelen, al die spiegels in breede ver
gulde lijsten heeft zij nooit besteld: dat
heeft de boer zoo willen hebben. Hij laat
graag overal zien, wat hij kan; hij moest
ook een bontkleurig tapijt met groote
bloemen hebben. Kaspar zet juist zijne
laarzen, die nat van de sneeuw zijn, op
dat kleed, als Liesle en Franzle als uit
éénen mond aan het raam roepen:
„Daar komen ze!"
De slede'draait den hoek om, de boer
gaat het vertrek uit en blijft in het voor
huis wachten, niemand durft hem vol
gen. Het is immers maar het best, als
hij alleen zijnen zoon de hand reikt. Maai
de man, die daar in de deur staat, heeft
geen oog voor de krachtige, mannelijke
gestalte, die zich ietwat voorover buigt
als de slede voor het ouderlijke huis
rijdt; hij ziet alleen een door de trissche
luclit blozend gelaat, omlijst door eene
bonte kap: slechts op dat gelaat richt
hij zijne schitterende oogen.
Annele moet eerst uitstappen.
„Goeden dag, molenaarster!"
„Goeden dag, AIbgraaf!" Hare stem
is toonloos en koudalsof de sneeuw er
invloed op had gehad; ze legt hare hand
in die van den breedgeschouderden man,
doch beantwoordt den druk niet. Daarna
staat Jörgle naast hem.
„O, vader, wat is het me een genot
weer thuis te komen! Maar, dat ik
moeder hier niet meer vind
Het hindert Jörg Neithart, nu juist aan
zijne gestorven vrouw herinnerd te moe
ten worden. Hij duwt zijnen zoon snel
naar de deur. „Het is goed, dat je te
rug bent gekomen." Hij doetalsof hij
Jackiedie achteraan komt sukkelenniet
ziet.
Daarna betreden ze alle vier den drem
pel. Vrouw Siissbeck helpt Annele zich
van haar goed ontdoen en wil dan vra
gen of de vrienden zich om de koffie
tafel scharen, maar de boer geeft haar
eenen wenk.
„Eerst heb ik nog wat te zeggen!"
Ze knikt: ja zeker, zij weetal, wat er
komen moet.
En al de knechts en de meiden moe
ten binnenkomen, ook Mattheus!
Voor cle mooie toespraak, die hij van
zins is te houden, kunnen er geene hoor
ders genoeg zijn.
De geroepenen komen de een na den
ander binnen: Jörgle heeft de tweelingen
op hare roode wangen getikt en verteld,
dat hij wat moois uit Amerika voor hen
heeft meegebracht en daarna staart
hij met vochtige oogen naar de plaats
waar zijne moeder gewoon was te zitten.
„Dominee", zegt jörg Neithart, „en
vrienden iik zal het kort maken met
wat ik op mijn hart heb. In ons goede
Würtemberg is er eens een hertog op
den troon geweest, jullie weet allen
hoe hij heet, want die naam leeft voort,
al is de man zelf wel meer dan honderd
jaar dood. Het volk noemde hem hertog
Karl, en hij kwam hier graag jagen op
de Alb: daar zou Graveneck, waar zijn
slot heeft gestaan, nog van weten mee
te spreken. In zijne jonge jaren, was het
een woest en wild heer, die hertog Karl,
en heel dikwijls heeft hij het niet zoo
nauw genomen, als hij zijn volk wat te
veel belasting oplei. Maar toen hij wat
ouder werd, is hij ook wijzer geworden,
en toen heeft hij op eenen goeden dag
tot zichzelven gezegd: „Zeg eens, met
jou en je regeering moet het anders wor
den" en zoo is het ook gebeurd. Maar
dat heeft hij niet stilletjes gedaan! Neen,
omdat hij den moed had gehad, open
lijk onrecht te doen, heeft hij ook den
moed gehad, openlijk beterschap te be-
looven. Van alle kansels heeft hij het
laten aflezen, zoodat zijn volk het kon
weten en daar is het hem dankbaar
voor geweest. En van dien tijd al is hij
een goed heer voor zijne onderdanen ge
weest, en nog heeft het volk hem niet
vergeten. En dat voorbeeld wil ik nu
volgen."
Hij laat zijnen blik rondgaan over den
kleinen kring: de meesten zien vol op
merkzaamheid hem aan, Annele heeft
hare oogen neergeslagen, Jörgle kijkt
naar haren blanken hals, waarin de blonde
haartjes zich tot kleine lokjes krullen;
om de lippen van den predikant speelt
een fijn glimlachje; het rijke lid zijner
gemeente bezit eenen nu niet bepaald
christel ij ken hoogmoeddoch hij kan hem
er kwalijk om bestraffen: ook hij heeft
met hem en zijne macht te rekenen.
„Ja, dat goede voorbeeld zal ik vol
gen," gaat Jörg voort, en nu wijst hij op