VQZiKS® IiAIl. No. 11. Woensdag 15 Februari 1888. 11e Jaargang. Dit blad verschijnt iederen Woensdag en Zaterdag. De prijs per halfjaar f 0.50, franco per post f 0,90, waarover per halfjaarlijksche kwitantie wordt beöchikt. Afzonderlijke nommerszijn 1 cent verkrijgbaar. ADVERTENTIEN voor Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 uur te bezorgen bij den uitgever J. A. ROSS, Goes. Oplaag 7500 Exemplaren. Dienstaanvragen wordengeplaatBt tegen 5 cent en Advertentiën tegen 6 cent per regel Groote Letters en Afbeeld, naarplaatsruimte. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen. Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cents. N E I) F R L A N D. Goes. Heden 8 Februarivieren Pieter de Ronde en Maatje Johanna de Hond, alhier hun 50jarig huwelijksfeest. Hij werd te Puttershoek geboren den 24 Augustus 1809 en kwam alhier op zijn 13 jaar; ook zijne vrouw, die 29 April 1808 te Tolen geboren werd, kwam op jeugdigen leeftijd in de gemeente. Beide oudjes genieten nog een goede gezondheid, en het is een lust te zien, hoe onze oudste schipper nog steeds zijn beroep flink kan uitoefenen. Wij vernemen, dat de verkiezingen voor de Tweede Kamer bepaald zijn op Dinsdag 6 Maart, de her stemmingen op 20 Maart. De verkiezingen voor de Eerste Kamer zijn bepaald op Zaterdag 24 Maart. Eene aandoenlijke plechtigheid heeft Maandagmid dag te Middelburg plaats gehad. Onder algemeene deelneming werd het stoffelijk overschot van wijlen mevrouw De Brauw, ecbtge- noote van den commissaris des konings in Zeeland, een der slachtoffers der bekende noodlottige ramp, op de algemeene begraafplaats ter aarde besteld. Eene groote menigte verzamelde zich reeds lang voor één uur in de Abdijwaar de onder kransen en bloemen bedolven kist in den lijkwagen werd ge plaatst en de'droevige stoet zich in beweging stelde. In de Abdij zoowel als in de verschillende straten, die de lijkstatie passeerde, hadden zich velen opge steld om de betreurde doode eene laatste hulde te brengen, terwijl ook een dichte drom de langzaam voortgaande koets tot den doodenakker vergezelde. En dat geen nieuwsgierigheid, geen gedwongen eerbetoon die allen dreef, maar dat het welsprekend zich uitend medelijden en ongekunstelde rouw was, dat bewees menig woorddat hier en daar vernomen werd. Onderscheidene particulieren en meest alle winke liers in de straten, waar de lijkstoet passeerde, had den ten blijke van deelneminghunne huizen geslo ten, iets wat, zoover bekend is, daar nog nimmer voorviel. Trouwens dat is niet te verwonderenwant ieder wist, dat de geliefde gade, de beminde moeder, de hooggeschatte vriendin, de edele weldoenster, die thans ter laatste rustplaats werd gebracht, nog slechts enkele dagen geleden zich in de volmaakste gezond heid mocht verheugen en in een oogwenk aan allen, die haar liefhadden en hoogschatten, werd ontrukt. De lijkkist, die, behalve door de van de familiele den erop neergelegde kransen, met een tiental fraaie grafkransen en bouquetten waaronder een van de commissie voor de loterp van vrouwelijke handwerken eene van eenige jonge vriendinnetjes en eene van het dienstpersoneel der overledene was bedekt, werd door de ambtenaren ter provinciale griffie naar de groeve gedragen. Daar nam de heer De Brauw even het woord. Hij kon niet veel sprekende diep geschokte zwaar be proefde man. FEUILLETON. 42) A N N E L E. Novelle van E. Vely. „Dat nooit!" De boer wringt de woor den uit zijne keel en werpt eenen ver schrikten blik op den idioot, 'tls eene gemeene, lage beschuldiging, waarvoor de bewijzen ontbreken. En dan balt hij zijne beide vuisten en treedt vlak voor Annele. „Daarvoor zult ge boeten, deern Zij kent geene vrees, als een stil mar meren beeld staat ze daar, slechts heel zachtkens beweegt ze hare lippen en zóó, dat hij alleen het hóören kan, zegt ze: „Ik zou denken, dat niet ik, maar gij moet boeten! En dit is nog maar het begin." Boeten, op een feest, dat te zijner eer is aangelegd! Het is alsof alles om hem heen in ecnen nevel gehuld is. De predikant ziet hem zwijgend aan, en zie, de schout van Miinsingen, en die daar van Schmiechen ook, al die be kende gezichten! En hij is toch nog de zelfde, en heeft zooeven nog zulk eene mooie aanspraak gehoudendat ze „hoe ra" hebben geroepen, zoodat de bergen er van weergalmden. En nu staat daar zoo vlak bij hem, die deern met hare blonde vlechten en donkere oogen, eens is haar hoofd nog dichter bij hem geweest, heeft het niet aan zijne borst gerust? Toen was het heel wat anders en beter, toen speelde er niet zulk een vij andelijke lach om den rooclen mond. Als al die menschen er niet waren, dan wist hij wel, wat hij doen zou. Weer zou hij haar naar zich toe trekken en haar stevig in zijne armen meedragen. Waai-- heen? Daar, waar de aardstorting heeft plaats gehad en waar het water van on deren te voorschijn borrelt weg met de meid! Dat is zijn vijand, de booze, die zulk eene verleidelijke gestalte heelt aangenomen, en hem dien feestdag wil bederven Maar wankelt hij dan? Waar is dan zijne groote wilskracht gebleven? Neen, niemand mag hem zwak zien. En nu ver dwijnt de nevel weer voor zijn oog en richt hij zijn hoofd hoog ,op. Niemand kan immers weten, wat daar in zijn bin nenste is omgegaan. Hij verblijdt zich er over, dat ieder naar het meisje toegaat en niets dan on vriendelijke woorden voor haar over heelt, omdat ze nu dat mooie feest zoo gestoord heeft. 't Was een feest des vredes," hoort hij den predikant zeggen: „mijn kind, dat hadt ge moeten bedenken!" Babett buigt zich tot hem over. „Jörg, maak je niet boos en heb geduld. En al is het waar Jörg heeft reden om toornig te zijn. Dat onwijze kereltje daar zou zijn eigen vleesch en bloed zijn? 't Is lang geledendat Hannele naar Amerika is, en stond daar nu een flinke knaap als bewijs der zonde door hem in zijne jeugd bedreven, wel, dan zou hij lachen en met eenen listigen blik den boeren vragen: waart gij beter dan ik? Doch dat onwijze kindwelk eene schan de! ,,'t Is niet waar!" roept hij weer „en jij ellendige, gemeene meid, jij stroopers- kind „Zwijg, Jörg Neithart!" en de stem van Annele klinkt nog wel eens zoo helder als te voren. „Bezondig je niet aan mij nen vader, die in het graf ligt! Verant woord je liever wegens dat, wat hier levend voor je staat en met uwe oogen in het rond ziet Ja, de stumperd heeft de donkerblau we oogen van Jörg, dat is waar; de toe schouwers stooten elkaar met den elle boog aan. Daarna haalt Annele den brief uit haren zak, reikt hem den predikant over en voegt er bij: „Een geschreven stuk met den naam van Jörg Neithart zult u daar in vinden." Het wordt stildoodstil. Zijdie het dichtst bij den Albgraaf staan, verwijde ren zich langzaam; het is beter er niet bij te zijn, als het er op aankomt eene meening te zeggen. Babett houdt haren zakdoek voor haar gezicht. Eindelijk richt Jörg Neithart zich op. „Domineeschoutof het eerlijk spel is of eene leugen, hoe het ook zij, het is om het geld te doen en het komt door vijandschap. Welnu, voor dien onnooze- len Jackie zal ik eene som gelds geven. En zoo is het voldoende, en nu willen we vroolijk zijn, want daarvoor zijn we hier." Nog eenmaal neemt Annele het woord, ,Je vergist je, Jörg Neithart, het is niet om het geld te doen, Jackie is bij mij en blijft bij mij. Het is alleen maar om den vader te doen geweestom den eer lijken naam. En of jij hem nu aan zijn recht wilt helpen, of nietik heb gedaan, wat ik te doen had." De predikant neemt den brief aanhij is ernstig geworden en zegt zoo iets tot zijne vrouw van: „ergernis in de gemeen te." Daarna knikt hij Jörg goeden dag. Hij wil hem niet eens de hand geven. Hij wil met zijne jonge vrouw naar huis; het is tijd. JÖrg haalt de schouders op. Ja, hij kan I den dominee niet dwingen te blijven. J Maar zelf moet hij zijne waardigheid we- I ten op te houden.

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1888 | | pagina 1