No. 12. Zaterdag 11 Februari 1888. 11* jaargang. ïi\ DE GOEDE RICHTING. A N N E L E. Dit blad verschijnt lederen Woensdag en Zaterdag. De prijs per halfjaar f 0.50, franco per post f 0,90, waarover per halfjaarlijkscïie kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommers zijn d 1 cent verkrijgbaar. ADVEItTENTJEN voor Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 uur te bezorgen bij den uitgever J. A. ROSS, Goes. Dicustaanvragen wordengepla3tst tegen 5 cent en Advertentiëu tegen 6 cent per regel Groote Letters en Afbeeld, naarplaatsrnimte. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend, uitgezonderd Dienstaanvragen. Oplaag 1500 Exemplaren. Advertentiëu, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van v ij f t ig' cents. Wanneer iemand zich van A. naar B. wil begeven en die twee plaatsen zijn door een' rechten, effen weg aan elkander verbonden, dan zou bij toch wel een dwaas wezen, indien hij dien weg niet volgde en zich op zijpaden begaf, die hem niet of veel moei lijker tot zijn doel leidden. Is echter het pad vol bochten en splitst het zich op verschillende punten terwijl de reiziger niet volkomen op de hoogte is van den te volgen weg, dan zal hij meermalen, aan een' driesprong geplaatsteenige oogenblikken toevende padendie voor hem liggenzoo ver mogelijk afzien en, als hij "niemand ontmoet, die hem kan terecht wijzen, met zich zeiven te rade gaan over hetgeen hem nu te doen staat. Daar wij evenwel mogen aannemen, dat onze rei ziger in hoofdzaak de richting kent, waarin hij zich bewegen moetzal hij wel elk paddat hem naar een tegengesteld doel zou leiden, onderkennen en terzijde laten liggen, terwijl hij zich vermoedelijk in de keuze der andere niet zóó dikwijls zal vergissenals een oppervlakkig beoordeelaar zou meenen. Ook bestaat de meeste kansdatwaar hij verkeerd loopthij zijne vergissing spoedig zal bemerken en op middelen zal bedacht zijn, om weer op den goeden weg te komen. Zoo spoedig en zoo gemakkelijk mogelijk de plaats te bereiken, waar bij heen wil, is het doel van den persoon en elk zijner handelingen is dan ook daarop gericht. Onze reiziger, zoowel in het eerste als in het tweede geval, is het beeld van wat we rondom ons dagelijks kunnen waarnemen en ook in ons zeiven ondervinden. Ieder mensch toch heeft een doelwaar naar hij streeft. De een zoekt het ver, de ander dichtbijmaar* ieders werken en denken richt zich toch op de bereiking daarvan. Voor weinigen echter is de weg recht en gebaand, d. w. z. weinigen verkrijgen in korten tijd en zonder moeite, wat zg willen. Zij bebooren öf tot de ge lukkigen onder de stervelingenwien alles meeloopt öf die zich door anderen elke hinderpaal zien uit den weg geruimd, zoodat zij meer naar hun doel worden gedragen, dan dat zij er heen 1 o o p e n öf zij verlangen zóó weinig, dat het noodlot wel bijster hard moest wezen, wilde het hun dat ont houden. De meesten daarentegen hebben eenen moeilijken strijd te strijdenom tot hun doel te geraken zoo zij er ooit komen. Wie luchtkasteelen bouwenwil len we, zonder dat daarin nog eene veroordeeling moet gezocht wordenvoor 't oogenblik van onze beschouwing buitensluitenom alleen het oog te ves tigen op hen, die iets bereikbaars najagen. Zij ver- keeren in 't geval van den man die telkens moet stil staan, om.zich.de vraag te doen: wat nu, welke weg is de goede? Maar al verkeeren zij in 't zelfde gevalzij doen niet altijd als hij. De een geeft zich de moeite niet, om eenige oogenblikken behoorlijk na te denken, I en loopt maar voort op goed geluk af en bemerkt FEUILLETON. 43) Novelle van E. Ve l y. De schemering valt, doch doet de vroo- lijkheid niet verminderen, al ontbreken de fakkels van het vorige feest en al is de tentwaar getapt wordt slechts flauw tjes verlicht. De boerin vraagt, of het nog niet tijd wordt om naar huis te rijden, doch Jörg heelt daar geene ooren naar. „Ik ben de laatste, die weggaat." Stil zit Babett buiten het gewoel, en niemand bespeurt, hoe zij de eenige be droefde onder allen is en heimelijk hare tranen droogt. Doch er steekt een hevige wind op met vlagen suist hij over de hoogte, en het weerlicht in de verte is oorzaakdat men er toch over gaat denken, een eind aan het feest te maken; in troepjes ver wijderen zich de menschcn naar alle kan ten, en de verkoopers beginnen nu ook op te ruimen, als dikke regendroppels komen waarschuwen, dat er een duchtig onweer op til is. Babett trekt haren man weer aan zijne mouw. „Kom nu toch mee? Zie je niet, dat het gaat onweeren?" Hij lacht luide. „Wel, dat heb ik be steld! dan hebben we flink licht, als we naar huis rijden!" De vrouw vouwt in stilte hare handen en bidt, dat zijne heiligschennende woor den hem vergeven mogen worden. Jörg geeft zijnen knecht bevel tot inspannen. De vier paarden stampen driftig op den grond. Het gezang der naar huis gaande menigte en het weerlicht maken hen wild. „Als er maar geen ongeluk gebeurt," zegt Babett tot vrouw Siissbeck; doch deze bekommert zich slechts om hare veelkleurige linten, en bindt haren zak doek om haar hoofd. De tweelingen zit ten nog even verlegen als toen ze kwa men methare nu verwelkte bloemkransjes. „Zou het met de twee ook niet gaan?" vraagt de knecht „net als van mid dag? Veiliger is het zeker!" „Houd je wijze aanmerkingen voor je!" snauwt Jörg hem toe, „ik rijd altijd met vaste hand, en de bliksem geeft goed licht!" Hij laat de vrouwen instappen, klimt zelf op den wagen, de zweep wordt hem aangereikt, daarna laat hij Friedel op stijgen, en voort gaat het. De dieren zetten het op eenen woesten draf, en Jörg vuurt ze nog meer aan. In zijn hoofd heeft hij een zwaar gevoel, hij heeft veel gedronken, hij voelt dat nu eerst, bij die snelle beweging. En het onweer is vlak boven hem, als bij eene wolk breuk stort de regen neer, schel flikkert het weerlicht, ontzettend rollen de don derslagen. De vrouwen kruipen dicht bij elkaar. Jörg lacht. Zoo gaat het goed! Wel zeker, dat koelt af! Zoo, dat was een prachtige bliksemstraal Als Friedel niet wist, dat zijn meester hem eenen duw zou geven, zoodat hij van den wagen viel, zou hij nu zelf de teugels grijpen. Jörg heeft nog steeds dat zware gevoel in zijn hoofd, hij wordt draaierig en al lerlei dwaze gedachten komen bij hem op. Neen, niet alleen gedachten: hij ziet al les duidelijk. Daar van achter dien pijnboom komt te voorschijn, blonde vlechten heeft ze dat's Annele! Ze lacht, en laat hare witte tanden zien! Hij stoot eenen vloek uit en zwaait de zweep. „Terug, Leks, weg, weg!" En tegelijk weerlicht en dondert het. „Boer, boer, je rijdt op den afgrond toe!" Maar 'tis al te laat, woest en wild springen de paarden op zij, 'tis een ge schrei van vrouwenstemmen, men hoort kraken en,in stukken vliegen; dieren en menschen wentelen zich rond op den grond, er heerscht diepe duisternis, en slechts van tijd tot tijd verlicht voor een oogenblik een bliksemstraal den donkeren verwarden hoop. Een dof kermen om hulpschrille kre ten klinken door den nacht. Maar allen, die daarboven op het feestterrein zich om Jörg Neithart schaarden, zijn naar huis geijld, en het kletteren van den re gen en het zware rollen van den donder belet, dat het hulpgeschrei tot in de verte doordringt; slechts één is erdie zich in de nabijheid bevindt en het hoort: Mattheus. Met ziju lantaarntje in de eene en zijnen knoestigen stok in de andere hand daalt hij behoedzaam naar beneden terwijl hij aan Annele denkt, die daar te huis eenzaam in den molen zit. „Een ongeluk! Och lieve God!" roept hij, terwijl hij zijn klein lichtje omhoog houdt. „Lieve hemel, waar moet ik het eerst helpen?" en voorzichtig nadert hij. „Ik heb me niet bezeerd!" roept Friedel uit den verwarden hoop.^ „Als iemand me nu maar eens uit dieriemen hielp!" Jörg heeft zichzelven er uitgewerktbij zijnen val is hij nuchter geworden en heeft hij weer overleg gekregen. Met hulp van Mattheus bevrijdt hij den knecht. „Span de paarden uit! En dan naar de vrouwen gekeken. Liesle! Franzle!" „Vadertje?" roepen twee stemmen. Mattheus heft zijne lantaarn op. „Nu, jullie ligt vlak bij den afgrond; dat had weinig gescheeld, of het was mis met je geweest." Wordt vervolg d,

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1888 | | pagina 1