m 4. Zaterdag 14 Januari 1888. 1ie Jaargang. Dit blad verschijnt iedci'en Woensdag en De prijs per halfjaar f O.oO, franco per post f 0,90, waarover per halljaarlijksche kwitantie wordt beschikt. Afzonderlijke nommerszijn a 1 cent verkrijgbaar. ADVBRTENTIEN voor Dinsdag en Vrijdagmiddag 12 nor te bezorgen bij den uitgever J. A. ROSS, Goes. Oplaag 1500 Exemplaren. Dienstaanvragen wordengeplaatst tegen 5 cent en Advertentiën tegen 6 cent per regel 4roote Letters en Afbeeld, naarplaatsruimte. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing der zelfde advertentie wordt de prijs slechts twee maal berekend, uitgezonderd Dienstaan vragen. Advertentiën, als: Geboorte-, Huwelijks-, Verjarings-, Doodberichten en de daarop betrekking hebbende Dankbetuigingen, niet meer dan acht regels beslaande, voor den prijs van vijftig cents. OIV EER li IJ li HE II). Oneerlijkheid doet zich voor onder zeer verschil lende vormen waaronder er zijndie zoo weinig ge meens met die ondeugd schijnen te hebben, dat zij op het' eerste gezicht niet als zoodanig worden her kend. Menigeen maakt dan ook in vollen ernst aan spraak op den naam van eerlijk meosck, een naam, dien niemand hem ontzegt, terwijl bij nauwkeurig onderzoek zou blijkendat hij op het punt van eer lijkheid nog al wat te kort schiet. Die zich vergrijpt aan het eigendom van zijn' naaste, is een dief. Zijn misdrijf valt dan ook binnen 't be reik van de strafwet en de dader laadt de algemeene verachting op zijn hoofd. Die eens gestolen heeft, hij blijft voor zijn gansche leven geteekend met het merk der schande. Voor dezen vorm van oneerlijk heid deinst dan ook degene, die nog niet heel diep gezonken is, terug, temeer daar de mensehen bij hun oordeel zoo weinig de omstandigheden en de aanlei ding tot de daad in aanmerking nemen. Of de dief stal gepleegd is louter uit de zucht om te bezitten, of luiheidgepaard met de zucht om eeu gemakkelijk leven te leiden, zij 'took ten koste van anderen, daartoe aanleiding heeft gegevenof de gelegenheid den dader zoo schoon was, dat hij der verleiding geen weerstand 'kon jbiedenof hij door den honger ge kweld, een brood wegnam, dat binnen zijn bereik lag, zijn dingen, die de rechter moge laten gelden bij het vellen van het vonnis, de menigte heeft in hem een' dief ontdekt en als zoodanig blijft liij geschandvlekt. Maar zie nu eens hoever het begrip van eerlijk heid gaat. Eene dienstbode zou zich niet gaarne verrijken met iets, dat aan have meesteres toekomt. Deze kan haar volkomen vertrouwen: zij is immers stipt eerlijk! Een' cent. dien zij vindt'en die toch niet gemist wordt, brengt zij terug. Maar tegelijker tijd ontziet zij zich niet, om van boter, kaas, sui ker, vleesch of welke huishoudelijke artikelen dan ook, die haar aantrekken, zich een grooter deel toe te eigenen, dan zij weet, dat haar toekomt of dat haar gegeven is. Zou deze dienstbode geen ongelijk hebbenindien zij opstoofwanneer gij hare eerlijkheid in twijfel trokt? Zou het niet waar zijndat velenelk in zijn vak en naarmate de eigenaardigheden van zijn' werkkring er aanleiding toe gevenkleinigheden zoogenaamd voor zich zelve aanwenden, terwijl deze strikt ge nomen aan anderen toebehooren? Maar zoo nauw neemt men het niet. Het is ook de moeite wat waard zoo redeneert men; zoo'n kleinigheid komt ons toe, wat heeft de ander er aan? Bovendien weet hij het niet en al wist hij het ookhij zon toch zoo klein geestig niet wezenom er aanmerking op te maken. Intusschen vindt degene, die zich iets op die wijze heeft toegeëigendhet toch verstandigerom er den rechtmatigen eigenaar maar niet van te spreken. Toch maken ook dezulken wel degelijk aanspraak op den naam van eerlijke lieden. Wie liegt is oneerlijk en wordt verfoeid. Die zich 35) FEUILLETON. A N N E L E. No veile van E. V e ly. Toen wist ik, dat ze verlaten was, en ik heb gezegd: „Hannele, ik heb naar geene andere deern omgezien, en als een molenaarsknecht je nu nog goed genoeg is, want dat ben ik nu eenmaal van plan te blijvensla dan toe." Maar ze is opgesprongen en ze heeft hare ar men uitgestrekt en gekreten„Goed ge noeg? O Mattheus, Mattheus, dat ge me dat nu ook nog zeggen moet! Ik ben nooit meer goed genoeg voor je!" En weg was ze. „Kijk eens, Annele, toen knikten mij ne knieën weer en dacht ik, dat ik zou vallen, en toen ben ik weer even ellen dig geworden en heb ik weer het leven vervloekt. Het meisje, waar ik zooveel van hield, dat wist Onze Lieve Heer al leen was door eenen anderen ongeluk kig gemaakt en verlaten." Hij kan niet meer spreken, en nu be grijpt ze de geheele geschiedenis volko men. Het begin en het einde van Mat theus' verhaal heeft ze op het krakende papier in haren zak. Jörg Neithart de verleider, en de onwijze Jackie het kind van de arme Hannele! Als Mattheus dat eens wist neen, vandaag kan ze het hem niet zeggen, ze moet een ge schikter oogenblik afwachten. Komen zal hetzoo zeker als de zon daar hare stralen door het geboomte werpt. „Ja, ik heb het toen ellendig gehad," zegt de oude Mattheus. Ik ben op 't punt geweest van aan Onzen Lieven Heer te wanhopen; dit was nog erger dan de eerste maal, toen Hannele me spottend den rug had toegekeerd. Nu kon ik haar niet meer helpenik kon het nooit meer want een mensch moet toch achting voor zichzelven behouden Een wonderlijk vuur flikkert eensklaps in Annele's oogenwarm rood worden hare wangen gekleurd, en ze grijpt den oude bij zijnen arm. „En toen, Mattheus, ben je toen geen wraak gaan nemen op dien schoft?" Hij schudt het grijze hoofd. „Ik wil je wel zeggen, dat ik het mes in mijnen zak reeds open had, toen eene stem tot mij sprak: „Mijner is de wrake!" De witte tanden van het meisje knar sen achter de volle lippen. „En is het zoo ook gebeurd, als dat woord uit den bijbel zegt, Mattheus?" vraagt zij op schier honenden toon. „Nog niet, Annele," antwoordt hij kalm. „Maar het heeft nog tijd. Tus- schen vandaag en morgen kan Onze Lie ve Heer hem treffen." Ze lacht spottend. „Als ik een man was ik ben maar eene vrouw, maar" en dreigend balt ze de kleine vuisten. „Wat scheelt je vraagt Mattheus. Als beschaamd buigt zij het hoofd. „Ik weet het niet; het hcett me zoo aange pakt, je vertelt zoo goed, dat iemand er geheel in opgaat. En het meisje, Mat theus?" „Dat is al heel spoedig naar Amerika gegaan met eenen anderen, die dc schan de heeft willen dragén voor betaling! En ik heb nooit meer iets van haar ge hoord!" „Maar je hebt haar toch niet verge ten Hij haalt de schouders op. „Och, An nele, een mensch komt wel over zijne smart heen: het duurt alleen maai'eeni- gen tijd! En daaromals men soms eens meent, dat men bet leven niet langer kan uithouden cr komen ook nog wel goede dagen. Omdat ik toen als mole naarsknecht versmaad ben, zie, daarom ben ik het juist gebleven. En ik heb er nog geen oogenblik berouw over ge had." Op zijn gerimpeld gelaat heeft ze een glimlach bespeurd. „Zie je, meidje moet niet denken, dat ik nooit meer eenig genot heb ge had! Wei neen, ik heb ook goede uren beleefd, en ik mag Onzen Lieven Heer dankbaar zijn. Hij heeft me hier altijd in den molen laten wonen, en 'tis me altijd, alsof ik mijn eigen baas was ge weest, al heb ik ook eerlijk en trouw voor anderen gewerkt. Je weet, je vader had niet altijd zijn hoofd bij den molen, en je moeder zaliger was eene stille en brave vrouw, wie dat heel wat tranen heeft gekost en die vroeg gestorven is. Maar daar ben jij geweest, met je klei ne handjes en je vroolijke donkere oog jes, en je hebt wat dikwijls aan mijne knieën gestaan en gezegd: „Mattheus, hoor eens!" En dan dacht ik altijd: wel ik heb geene kinderen noodig, alleen, omdat ik jou had, Annele!" „Mattheus!" zegt ze zachtkens, je bent toch een braaf mensch!" Hij schudt het liootd. „Dat's geen ver dienste van me, ik ben, zooals ik vol gens mijne natuur moet zijn. Dat zit in een mensch!" Zc ziet verbaasd op: de oude mole naarsknecht verkondigt daar de wijsheid van den ouden professor: Wij menschen doenwat we doen moeten. „Maar," zegt ze, „dan zou je alles maar goed kunnen vinden, leugen en bedrog ook!" „Niet bepaald goed kunnen vinden maar toch wel verontschuldigenAnnele!" Wordt vervolgd MÉ

Krantenbank Zeeland

Volksblad | 1888 | | pagina 1